Onder de vlag van Citrien zijn regionale oncologienetwerken tot stand gekomen. De mate van ontwikkeling verschilt nog van regio tot regio. Het ene netwerk is al meer dan vijf jaar bezig, het andere is pas net in oprichting. Dit kan dan te maken hebben met de grootte van de regio en de al bestaande netwerken.
In het hele land zijn nu zeven oncologienetwerken waar altijd een universitair ziekenhuis bij betrokken is. Het Integraal Zorgakkoord (IZA) geeft een extra impuls aan de ontwikkeling, omdat ook hierin de nadruk wordt gelegd op het belang van netwerkvorming in de oncologie. Ook het feit dat per 1 januari 2024 de netwerknormen van SONCOS van kracht worden, speelt een stimulerende rol.
Voor de ziekenhuizen betekent deze netwerkvorming een heroriëntatie op de toegevoegde waarde die ze in het zorgproces kunnen bieden. Ze kunnen zich veel meer richten op waar ze goed in zijn. Ze leren elkaar beter kennen en dat versterkt het onderlinge vertrouwen. Misschien moeten ze er wat voor inleveren, maar in de netwerkstructuur die nu tot stand komt, komt uiteindelijk iedereen beter tot zijn recht. De grote waarde voor de patiënt is natuurlijk dat die ervan verzekerd kan zijn dat hij altijd de beste zorg krijgt. Dichtbij als het kan, verder weg als dit vanwege de complexiteit van de zorg meerwaarde heeft.
Een belangrijk aspect in dit verhaal is interoperabiliteit. Goed samenwerken kan alleen als de informatie over de patiënt die in het ene ziekenhuis is verzameld ook in het andere ziekenhuis kan worden gebruikt. We hebben weliswaar al verbeteringen doorgevoerd om dit effectief mogelijk te maken, maar op onderdelen moeten hierin echt nog stappen worden gezet.
Dit komt deels doordat ziekenhuizen werken met veel verschillende systemen, die niet goed op elkaar aansluiten en niet dezelfde standaarden gebruiken. En zelfs als ze wel werken met dezelfde systemen, kan interoperabiliteit toch nog een probleem zijn omdat iedere gebruikersgroep zijn eigen maatwerkoplossingen in implementeert. Een ander deel van het probleem is dat er niet altijd voldoende ict-personeel is om de koppelingen tot stand te brengen.
De verbeterstappen die nu worden gezet om tot optimale interoperabiliteit te komen, zijn nog steeds allemaal losse projecten. Het ontbreekt aan een autoriteit die eenheid van taal afdwingt. Er zijn wel plannen van de minister van VWS en ook de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg en het Integraal Zorgakkoord benadrukken het belang om stappen te zetten, maar het moet nog wel gebeuren.
Het feit dat in de huidige suboptimale situatie achter de schermen hard wordt gewerkt, voorkomt dat de patiënt wordt geschaad. Wel is natuurlijk waar dat de tijd die hieraan wordt besteed niet wordt besteed aan de patiëntenzorg. Ook kan het betekenen dat de patiënt meerdere keren hetzelfde verhaal moet vertellen. Dat is onwenselijk.
Het initiatief OncoNext van Nabon, IKNL en MedicalPHIT en regionale oncologienetwerken is belangrijk om de volgende stap te kunnen zetten. De ambitie is om binnen vier jaar voor de grote indicatiegebieden borst- hoofd/hals- en darmkanker de zorgpaden daadwerkelijk interoperabel te maken. Als dat is gelukt, zullen ook andere patiëntgroepen profiteren van de kennis die daarmee is opgebouwd.
Praat hierover mee en nog meer onderwerpen tijdens het congres Diagnostiek van de toekomst op 8 mei aanstaande.