Het ministerie van VWS pakt de regie op bij elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. Tot tevredenheid van álle partijen in de zorg. En met als duidelijke doelstelling dat dit ook in het voordeel is van de patiënt. Immers: als elektronische gegevensuitwisseling tussen zorgprofessionals de norm wordt, komt vanzelf meer data beschikbaar voor de persoonlijke gezondheidsomgeving van patiënten.
“Met gejuich”, antwoordt Rianne Blacquière zonder omhaal op de vraag hoe is gereageerd op de brief van Bruno Bruins van december 2018 over regie op elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. “Direct al vanuit de veldpartijen, de koepels en de ICT-leveranciers - en vanuit de politiek ook tijdens het Algemeen Overleg van 30 januari waarin ook de brief op de agenda stond. Op het geluid van de minister dat hij regie gaat nemen op die elektronische gegevensuitwisseling had duidelijk iedereen gewacht.”
Blacquière, kwartiermaker elektronische gegevensuitwisseling in de zorg bij het ministerie van VWS, is zelfs wel wat overvallen door de mate van enthousiasme, net als haar collega’s Tim Postema (manager directie informatiebeleid) en Ron Roozendaal (directeur informatiebeleid). “Laten we zeggen dat we positief verrast waren”, zegt de eerste. “Hoewel we natuurlijk wisten dat de politieke ruimte er was, en dat de koepels in de zorg ook vroegen om overheidsregie omdat ze doorhadden dat het hen alleen niet lukte om elektronische gegevensuitwisseling op de rit te krijgen.”
Momentum
Hiermee is een einde gekomen aan de situatie die ontstond toen toenmalig minister van VWS Edith Schippers in 2011 in de Eerste Kamer moest toezien hoe de voorgestelde wettelijke regeling van het landelijk elektronisch patiëntendossier unaniem werd verworpen. Wat is er nu veranderd, dat het onderwerp weer op de overheidsagenda kon komen?
“Kijk naar de ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar”, zegt Postema. “De uitzending die de NOS besteedde aan faxen in de zorg bracht de problematiek heel dichtbij. Het was ineens geen theoretisch onderwerp meer, maar iets waarvan iedereen begreep dat de zorg er écht last van heeft. Je hoorde steeds meer verhalen over irritaties van patiënten die wéér hetzelfde verhaal moeten vertellen, van artsen over operaties die moesten worden uitgesteld omdat de DVD er nog niet was. De tijd dat zulke dingen door zorgprofessionals en patiënten nog werden geaccepteerd is echt voorbij. Daarnaast is de ontwikkeling van ‘juiste zorg op de juiste plek’ erbij gekomen. Dat vereist ook beschikbaarheid van de juiste informatie op de juiste plek.”
Dat de overheid de regierol niet eerder heeft teruggepakt, is ook verklaarbaar, vult Roozendaal aan. “Zorginstellingen zijn massaal bezig geweest met het digitaliseren van hun eigen processen. Een intern proces dus. Het is logisch dat dat eerst moest worden doorlopen. Maar het hield natuurlijk de belofte in zich dat het na de voltooiing ervan makkelijker zou worden met die gegevensuitwisseling. Helaas bleek die belofte niet uit te komen. Terwijl in 2011 het idee bestond dat de zorg er best zelf uit zou komen.”
Tientallen voorstellen
Wat is sinds de brief gebeurd? “De brief bevatte een uitnodiging aan de partijen om zelf met een prioriteitenlijst te komen”, zegt Blacquière. “Als criteria stelden we dat het om een concrete uitwisseling moest gaan in een transmuraal zorgproces, dat er al relevante veldnormen, richtlijnen en informatiestandaarden voor taal en techniek beschikbaar moeten zijn – of op afzienbare termijn komen – en natuurlijk draagvlak. We hebben vier consultatiesessies belegd, wat leidde tot meer dan veertig voorstellen.”
Op basis van alle voorstellen is men tot een eerste set gekomen van 13 onderwerpen (zie kader voorgaande pagina) waarmee nu een start wordt gemaakt. Blacquière: “Hoewel multidisciplinair overleg in de oncologie in het voorbeeldrijtje in de brief van december niet werd genoemd, hebben we besloten om deze wel in deze eerste set mee te nemen, omdat het in de sessies heel veel werd genoemd en omdat het op heel veel vlakken gaat helpen als we daar stappen in zetten.”
Om optimaal aan te sluiten op de praktijk en de ontwikkeling binnen deze eerste set zo rugwind te kunnen geven, wordt gekeken naar wat er al gebeurt, bijvoorbeeld in de VIPP-programma’s. Dit geeft een afbakening van wat nog moet gebeuren, wie daarin een rol kan spelen en welk tijdpad mogelijk is.