Het Field Lab Eerstelijnszorg zou Gelderse mkb-bedrijven verbinden met zorgprofessionals, patiënten, onderzoekers en studenten. Doel: het verhogen van de kwaliteit en snelheid van e-healthontwikkeling. Het liep vaak anders dan gedacht. Maar dat maakte de innovatiereis juist leerzaam en waardevol.
17 mei 2017, een gewone werkdag voor de programmamanager van het Field Lab Eerstelijnszorg. Aan de telefoon is Simon, CEO van een mkb-onderneming die een valpreventie-app ontwikkelt.¹ Nee, voor de pilot wil hij niet betalen: er zijn immers geen eindgebruikers voor de test gevonden. “Misschien een teken dat nog niet iedereen overtuigd is van de app?” sputtert de programmamanager tegen.
Een uur later belt Peter, investeerder in een communicatieplatform voor zorgprofessionals. Wanneer de pilot met hun platform nou eens gaat starten. Waar is het commitment van zorgprofessionals? “Ze hebben nog tijd nodig om te beslissen waarvoor het platform precies kan worden ingezet”, legt de programmamanager uit. Waarom dan wel gestart met een project rond teleconsultatie in de huisartsenpraktijk? “Die tijd kunnen de huisartsen niet steken in ónze pilot.” Einde gesprek.
Strubbelingen Field Lab
Deze gebeurtenissen tekenen de strubbelingen binnen het Field Lab Eerstelijnszorg in de begindagen. Het Field Lab dat begin 2016 in Gezondheidscentrum Thermion in Nijmegen startte, was één van vier ‘embedded field labs’ die de Provincie Gelderland subsidieerde om Gelderse mkb-ondernemers te ondersteunen bij het ontwikkelen van hun e-healthproducten (zie kader Over het Field Lab). Omdat veel mkb-bedrijven hun digitale innovaties zagen stranden, vroeg dat – in de woorden van de Provincie om – ‘gecontroleerde omgevingen waarin het gebruik van veelbelovende innovaties wordt onderzocht en gemonitord om de toegevoegde waarde aan te tonen en de juiste toepassing snel en gericht te bepalen’.
Het Field Lab diende daarmee vooral een (bedrijfs)economisch doel: het duurzaam versnellen van innovaties in de zorg en meer werkgelegenheid in Gelderland. En het had vooral het karakter van een commerciële testfaciliteit, een ‘samenwerking van bedrijven, lokale [provinciale] overheid en vaak ook kennisinstellingen om (prototypes van) innovatieve producten en diensten in een levensechte situatie te testen met eindgebruikers.’² Mkb's betalen voor de testfaciliteiten van het Field Lab, in ruil daarvoor krijgen zij waardevolle informatie, berustend op gedegen onderzoek, over de waarde van hun producten.
Nijmegen-Noord vormde in de ogen van de Provincie de ideale voedingsbodem voor een proeftuin in de eerstelijnszorg. Huisartsen, psychologen, apothekers en paramedici werkten immers al intensief samen aan multidisciplinaire zorg (zoals diabetes, hart- en vaatziekten). Bovendien waren de huisartsenpraktijken belangrijke onderzoekspraktijken van het Radboudumc. HAN University of Applied Sciences had er haar werkplaats: een plek waar studenten leren door met professionals aan innovatieprojecten te werken.
De ideeën van de Provincie pakten in de praktijk echter anders uit. We delen hier de belangrijkste twee lessen waarover we in ons boek uitgebreid verslag doen (zie kader Andere geleerde lessen).
Draagvlak ontbrak
Door het Field Lab als een commerciële testfaciliteit in te richten (ondernemers vragen, zorgprofessionals draaien), ontbrak onder zorgprofessionals regelmatig het draagvlak voor projecten. Zij zijn immers in de eerste plaats zorgverlener. Dienstverlener in een ecosysteem van zorginnovatie volgt pas daarna. Net als andere eindgebruikers, hebben zorgprofessionals de behoefte om vooraf een idee te hebben hoe de zorginnovatie kan bijdragen aan hun belangen of die van hun patiënten: het verbeteren van de zorg of het vergroten van efficiëntie. Zeker als de tijd voor innovatieprojecten schaars is. Het verwachte nut bleek echter lang niet altijd op voorhand evident.
De nadruk op zorgtechnologie versterkt dat effect: een technology push vergroot het risico op ‘oplossing zoekt probleem’. Anders gezegd: onze ervaring is dat het probleem dat aanbieders beogen op te lossen onvoldoende scherp gesteld (en onderzocht) is. Overtuigd van het nut van hun producten, ervaren ondernemers dat onderzoek echter als een stap terug die ze doorgaans niet willen zetten.
Bovendien leidde de insteek van ‘U vraagt, wij draaien’ tot een versnipperd projectenportfolio. Voor projecten over valpreventie (thuiswonende ouderen), medicatieveiligheid (mensen met polyfarmacie), zelfmanagement (chronisch zieken) moeten telkens nieuwe gebruikersgroepen gevonden worden. Dat stakeholdermanagement is een arbeidsintensieve klus.