Clubhouse. Ineens was het er, had ‘iedereen’ het erover. Voor wie het gemist heeft: platgezegd is het een babbelbox in een app, met virtuele ‘kamertjes’ (clubs). Voor Clubhouse kun je je niet aanmelden. Je moet worden uitgenodigd door iemand die er al op zit. Iemand die jou dus interessant genoeg vindt om één van de drie invites die je van Clubhouse krijgt, aan je te geven. En zowaar, via ‘advances in surgery’ kreeg ik er op 12 februari eentje. Nieuwsgierig downloadde ik het appje en ‘ging ik erop’.
Ik. Had. Het. Kunnen. Weten. Verslaving erbij. Eerste keer dat ik inlogde nog een beetje aarzelend luisterend, een paar clubjes bezoekend. Maar ik logde steeds vaker in, kreeg er lol in. En bedacht me dat ik óók wel zo’n kamertje op Clubhouse wilde hosten. Want er waren nog niet zoveel ‘Dutchies’, of mensen om eens lekker laagdrempelig mee te bomen over de zorg.
Zondagochtend tien uur leek me een mooi moment om mezelf een uurtje in de Clubhouse-etalage te zetten. Ik noemde m’n kamertje: ‘Holland House voor Dutchies in Healthcare’. Een soort van ‘alle ballen verzamelen’ dus, als experimentje. Ik had natuurlijk géén idee of mensen daar nou wel op zaten te wachten. Dikke kans dat ik daar ‘only the lonely’ zou zijn in m’n soort van hippe gehypte clubhousje…
Inmiddels ben ik vijf edities verder. En heb met veel mensen gesproken die m’n clubje gevonden hadden. Eén moderator (ik, zei de gek) werden er vier; een uurtje werd er twee, en m’n mobieltje bleef zelfs aan tijdens m’n hond uitlaten. Want ik voerde én hoorde gesprekken die ik niet had willen missen; en anders óók niet snel gevoerd of gehoord had.