Door de snelle opmars van technologie wordt het vak chirurgie steeds technischer. De snelheid van die opmars is voor een belangrijk deel te danken aan de goede samenwerking tussen de ziekenhuizen en de technische universiteiten in ons land. De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde belegde eerder dit jaar een invitational waarin een duidelijk beeld werd gegeven van de praktische oplossingen voor de chirurgie die dankzij deze samenwerking mogelijk worden.
Jelle Ruurda, voorzitter van de NVvH-werkgroep innovatie windt er geen doekjes om: “Mijn persoonlijke geloof is dat innovatie in ons vak in technologie gaat zitten”, zei hij in zijn openingswoord van de NVvH-invitational, afgelopen april in Utrecht. Van een hoogleraar minimaal invasieve robot-geassisteerde chirurgie is dit geen verrassende uitspraak natuurlijk, maar hij is zeker niet de enige binnen de NVvH die deze mening aanhangt. Dat werd wel duidelijk tijdens de invitational, die was belegd door de werkgroep innovatie van de vereniging. Het doel ervan was een antwoord te geven op de vraag wat innovatie betekent, en moet betekenen voor de heelkunde. Tekenend voor de wijze waarop de chirurgen tegen de ontwikkelingen in hun vakgebied aankijken, was het gegeven dat de invitational in het teken stond van de samenwerking met de Technische Universiteit Twente, de Technische Universiteit Delft en de Technische Universiteit Eindhoven. Samen met Twente Prof.dr Bob Geelkerken, vaatchirurg Medisch Spectrum Twente, noemde de komst van het Technisch Medisch Centrum TechMed van de Universiteit Twente “de grootste innovatie op het gebied van technologie in de geneeskunde in Twente”. Enkele ontwikkelingen die hij schetste – tot stand gekomen in samenwerking met Techmed UT Twente – maken duidelijk wat hij bedoelt. Zoals de 2D perfusie angiografie om de in- en uitflow in beeld te brengen bij eindstadium perifeer arterieel vaatlijden. Fluorescentie om bij darm ischemie een goed beeld te krijgen van de vraag of resectie kan worden voorkomen. Of endovasculair aneurysma repair. Alleen al Techmed telt 1.600 studenten medische technologie: 40 procent van het onderzoek dat er wordt gedaan is medisch. Het betreft bio-engineering, health robotics (denk aan het bekende exoskelet), imaging en diagnostics, medical psychology en health, well-being and technology. En dat is dan alleen nog maar Twente. Er zijn nog meer technische universiteiten in ons land, en in 2007 kwam het samenwerkingsverband 4TU tot stand waarin ze alle vier met elkaar verbonden zijn: Twente, Delft, Eindhoven en Wageningen. Daarvan plukken die universiteiten, maar zeker ook de chirurgen, volop de vruchten. Bijvoorbeeld het gegeven dat er, met 400 stages per jaar, heel veel interactie is met clinici.PROTECTIONISME MOET WORDEN LOSGELATEN, WANT DAT IS CONTRAPRODUCTIEFGeelkerken benadrukte dat het feit dat die clinici niet altijd dezelfde taal spelen als de technici niet te zwaar mag wegen. “Wij praten medisch en de technici praten wiskunde. Dat is wel eens moeilijk inderdaad. Maar we moeten elkaar er wel in vertrouwen dat wat de ander zegt waar is. Met andere woorden: we moeten wel vertrouwen hebben in elkaars taal.” Inzet zorgtechnologie nodig Prof.dr Maarten van der Elst, chirurg in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft, benadrukte hoezeer sprake is van een exponentiële toename van technologie in de zorg. “We zien mooie voorbeelden zoals tilwerkzaamheden laten verrichten door robots om medewerkers te ontlasten, benutting van kunstmatige intelligentie of track and trace systemen voor apparatuur en hulpmiddelen. En we zien ook dat de inzet van zorgtechnologie simpelweg noodzakelijk is, gezien de arbeidsmarktproblematiek in de zorg.” Hij plaatste er wel een kanttekening bij, door erop te wijzen dat technologische innovatie veilig en effectief moet zijn. Hierbij is veel om rekening mee te houden: wetgeving (de Medical Device Regularion en de AVG), de medisch-ethische toetsingscommissie, de eisen van de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd. Samenwerking is essentieel, benadrukte Van der Elst. “We maken dankbaar gebruik van de studenten en de materialen van de TU Delft. Maar we doen ook projecten met bijvoorbeeld Philips of zorgverzekeraars. Het lukt alleen met samenwerking. Protectionisme moet worden losgelaten, want dat is contraproductief. Samen maak je meer waarde.” Binnen het ziekenhuis zijn arts-assistenten, verpleegkundigen en medische studenten actief betrokken bij discussies over innovatie. Dat leidde al tot mooie en ook praktische ontwikkelingen. Bijvoorbeeld de Airschans: een kussen dat wordt opgeblazen als de patiënt erop ligt, zodat bij het overtillen naar de OK-tafel of de CT-scanner 40 procent minder tilgewicht nodig is. Of 3D-geprinte klauwen voor een fixatuur externe. Geen 300 euro per stuk – zoals de stalen varianten – maar slechts zeven euro. En de Digital Operating Room Assistant DORA, waarmee gedurende de time-out procedure wordt gecontroleerd of alle apparatuur en hulpmiddelen aanwezig zijn die nodig zijn voor de operatie en of ze werken en onderhouden zijn. Het ziekenhuisgebouw waarin dit alles zich afspeelt, biedt trouwens volop ruimte voor innovatie, want bij de nieuwbouw in 2015 is veel geïnvesteerd in de verwerking van sensoren. Op de operatiekamers worden die bijvoorbeeld gebruikt voor metingen van de luchtkwaliteit of de bewegingen van het OK-team. Samenwerking met Eindhoven De Technische Universiteit Eindhoven is in de loop der jaren een steeds belangrijkere partner geworden voor het Catharina Ziekenhuis in dezelfde stad. Geen academisch ziekenhuis, dus wetenschappelijk onderzoek is er geen kerntaak. Desalniettemin telt het 15 hoogleraren, verbonden aan de universiteiten van Maastricht, Eindhoven, Gent en Tilburg. De samenwerking met de TU/e richt zich vooral op de aandachtsgebieden biomedische technologie, electric engineering en scheikundige technologie. Inmiddels is het Eindhoven MedTech Innovation Center eMTIC opgericht om voor relevante medische aandoeningen tot betere patiëntbehandeling te kunnen komen en zo impact te kunnen maken op de gezondheidszorg. Daar plukt heelkunde de vruchten van en niet alleen in het Catharina Ziekenhuis. In dat ziekenhuis staan in de samenwerking de cardiovasculaire aandoeningen centraal. Voor het Máxima Medisch Centrum (Eindhoven-Veldhoven) zijn dit de perinatale aandoeningen en voor instituut Kempenhaeghe de slaapzorg. Doctoraalstudent biomedical engineering Joerik de Ruijter van TU/e kreeg tijdens de NVvH-invitational de ruimte om te vertellen over zijn onderzoek om plaques in de kransslagader in kaart te brengen ter voorkoming van herseninfarcten. In dit onderzoek heeft hij de wandbeweging van het bloedvat meegenomen om de spanningen in de vaatwand te kunnen relateren aan het ruptuurrisico met behulp van probe tracking. Als het lukt om in de vervolgstap – op basis van voldoende patiëntdata – de patiëntspecifieke modellen die uit zijn eerste onderzoek komen te relateren aan het ruptuurrisico, kan overbehandeling worden voorkomen. Waardevol is dat De Ruijter zijn onderzoek deels in dienst van het ziekenhuis doet. Hij heeft dus toegang tot data en tot de patiënten waarom het gaat. En dankzij zijn nul aanstelling bij TU/e heeft hij bovendien toegang tot het cellaboratorium en het biolaboratorium aldaar, om de methode die hij ontwikkelde te valideren. Kortom, een ideale kruisbestuiving. CV Jelle Ruurda is hoogleraar minimaal invasieve robotgeassisteerde chirurgie en voorzitter van de NVvH(Nederlandse Vereniging voor Heelkunde) werkgroep innovatie. Prof.dr Bob Geelkerken is vaatchirurg Medisch Spectrum Twente. Prof.dr Maarten van der Elst is chirurg in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. De rol van de klinisch technoloog Het vak chirurgie wordt door de snelle opmars van technologie steeds technischer. Hiermee is de klinisch technoloog een belangrijke schakel geworden. De route waarlangs die het best zijn rol in de kliniek kan ontwikkelen, is nog niet geheel duidelijk. Ook is de financiering van het vak nog onderwerp van discussie. De verdere ontwikkeling van medische technologie kan hiervoor wellicht een oplossing bieden. Immers: als technologie taken van mensen kan overnemen, kan op sommige functies worden bespaard, waardoor geld vrijkomt dat kan worden geïnvesteerd in klinisch technologen.