Marcel Levi schrijft een van de meest gelezen en gewaardeerde columns over zorg, wekelijks in het Parool. Met veel gezag en kennis van zaken laat hij zijn licht schijnen over de ontwikkelingen in de zorg in Nederland en hij steekt daarbij zijn mening niet onder stoelen of banken. Ik lees zijn columns altijd met veel plezier, laat me er graag door inspireren en hoop doorgaans dat anderen zijn ideeën ter harte nemen en er, als ze in een positie zijn om invloed op de zorg uit te kunnen oefenen, ook naar handelen.
Op 26 juni schreef Marcel Levi echter een column met de titel ‘Corona trekt zich terug en alle bureaucraten komen weer uit hun schuilplaatsen gekropen’(1) die mij wat zorgen baarde. De titel is onheilspellend, met de term ‘bureaucraten’ die bij velen al weerzin opwekt. Levi licht ook toe wie volgens hem deze bureaucraten zijn: nijvere ambtenaren van ministeries, beleidsmedewerkers van verzekeraars, controleurs en inspecteurs, veiligheidsfunctionarissen en andere bureautypes.
Het zijn de personen die, aldus Levi, hun dagen vullen met het uitschrijven van zinloze vergaderingen en het versturen van lawines e-mails met hopeloze zwamnotities, die kennelijk de halve wereld moet ontvangen. Mensen die het voortdurend over strategie hebben of telkens maar weer nieuwe doelstellingen formuleren en eindeloos beleidsplannen ontwikkelen. Levi ziet bureaucraten die de zorgprofessionals vooral in de weg zitten en opzadelen met veel overbodig en extra werk, terwijl alle aandacht weer toe zou moeten gaan naar het daadwerkelijk leveren van goede zorg.
De column werd met veel enthousiasme ontvangen, in het bijzonder door zorgprofessionals. Zij ervaren dagelijks werkdruk die al hoog was voor de coronapandemie en ook na de pandemie hoog zal blijven vanwege de grote hoeveelheid zorg die ingehaald moet worden. Voorwaar een grote uitdaging waarbij je bij voorkeur zo min mogelijk afgeleid wordt.
Andere kant belichten
Toch wil ik ook een andere kant belichten. Al voor de coronapandemie was duidelijk dat onze zorg binnen tien jaar krakend dreigt vast te lopen in een zorginfarct: een situatie waarin de vraag naar zorg en de aard van de benodigde zorg niet kan opgevangen worden met het aanwezige aantal zorgprofessionals. Het RIVM schetste in 2019 al een indringend beeld van de impact die vergrijzing gaat hebben op onze zorg(2).
Een paar voorbeelden uit die infographic:
- Van 2019 tot 2040 zal het aantal 75+ers toenemen met 86 procent tot 2,6 miljoen;
- Het aantal 90+ers groeit met 151 procent tot 318.000;
- Het aantal mensen met artrose stijgt met 87 procent tot 2,74 miljoen.
- Het aantal SEH- bezoeken door 85+ers groeit met 128 procent tot 302.000.
Het Centraal Planbureau berekende in de middellange termijn-verkenning voor de zorg over de periode 2020-2025(3) dat er alleen al tot 2025 135.000 extra mensen in de zorg nodig zijn om aan de toenemende vraag te kunnen voldoen.
De brede maatschappelijk heroverweging ‘Naar een toekomstbestendig zorgstelsel’(4) uit april 2020 schetst dat we pas aan het begin staan van de vergrijzing. Tussen 2020 en 2040 zal het aantal 80-jarigen bijna verdubbelen. In 2020 werkt in Nederland al 15 procent van de beroepsbevolking in de zorg en dat is ruim boven het OESO gemiddelde van 10 procent Daar zouden vervolgens jaarlijks maar liefst 40.000 zorgprofessionals bij moeten komen. Dat zijn maar liefst 109 extra zorgprofessionals per dag! Die mensen zijn er niet en gaan er ook niet komen.
De schrijvers van de brede maatschappelijke heroverweging zijn het overigens niet geheel oneens met Marcel Levi. Ook zij constateren dat administratieve lasten een fors beslag leggen op het beschikbare personeel in de zorg. Alle reden om te zorgen dat nieuwe plannen niet leiden tot nog meer administratie.
Ongemakkelijke werkelijkheid
De rapporten waar ik naar verwijs, schetsen een ongemakkelijke werkelijkheid. Als we goede zorg voor iedereen willen waarborgen is het absoluut onvoldoende om over te gaan tot ‘business as usual’, gecombineerd met wat minder administratieve lasten. Als we doorgaan op de huidige weg is noodzakelijke zorg al op korte termijn niet meer voor iedereen in Nederland altijd beschikbaar. De situatie waarin de zorg tijdens de coronapandemie terecht kwam wordt dan een structurele realiteit: het gevreesde zorginfarct.
De razendsnel veranderende bevolkingssamenstelling heeft een dusdanig grote impact op de zorgvraag en het benodigde zorgaanbod dat we de zorg fors en snel moeten transformeren. Dat vereist anders en slimmer organiseren. Dat vereist dat de steeds schaarsere beschikbare zorgprofessionals zo slim en doelmatig mogelijk worden ingezet. Kortom: dat vereist een forse zorgtransformatie waar we eigenlijk gisteren al mee begonnen moeten zijn. Dat gaat, helaas, niet vanzelf. Het vraagt om goed beleid, goede plannen en bovenal snelle implementatie van de veranderingen die bijdragen aan de transformatie.
Goed nieuws
Gelukkig is er ook goed nieuws. De Nederlandse zorg is innovatief en heeft onder andere tijdens de coronapandemie laten zien veerkrachtig en wendbaar te zijn. Razendsnel werden allerlei initiatieven ontplooid om te zorgen dat patiënten gevolgd, begeleid en zelfs gediagnostiseerd konden worden op afstand. Daarvoor werd in sommige gevallen nieuwe techniek omarmd, maar veel vaker kon gebruik gemaakt worden van innovaties die zich in allerhande pilots al eerder hadden bewezen.
Zorg op afstand en telemonitoring, tot de coronapandemie vooral verstopt in projecten, trials en pilots, werden op steeds meer plekken de norm. In het bijzonder patiënten met een chronische aandoening plukten daar de vruchten van. Vele controlebezoeken aan ziekenhuizen werden bespaard en patiënten bleven goede zorg krijgen.
Juist de groep patiënten met een chronische aandoening is de groep die in een vergrijzende maatschappij snel zal groeien. In de volksgezondheid toekomstverkenning (VTV) van het ministerie van VWS uit 2018(5) staat dat in 2040 één op de drie Nederlanders twee of meer chronische aandoeningen zal hebben; één op de vijf zelfs drie of meer. Chronische aandoeningen zijn niet te genezen en kennen vaak een grillig karakter: het ene moment gaat het goed en kan de patiënt zich er goed mee redden, het andere moment vlamt de ziekte op en is er een interventie gewenst. Patiënten met chronische aandoeningen hebben baat bij zorg waarmee ze goed in de gaten gehouden worden en hun ziekte zo goed mogelijk gemanaged wordt. Telemonitoring is voor deze patiënten geen surrogaatzorg, maar juist passende zorg.(6)
Omarmen
Een fundamentele stap op weg naar de zorgtransformatie is het omarmen van alle bewezen effectieve interventies op het gebied van e-health, telemonitoring en zorg op afstand voor patiënten met een chronische aandoening. Daar waar de digitale interventie een plek in de richtlijn heeft gekregen, zou deze zorg voor iedere patiënt waarvoor deze zorg passend is de primaire zorg moeten zijn. Daarvoor hoeven we geen dikke nieuwe beleidsplannen te schrijven.
Maar het vraagt wel om snelle actie, zeker ook van de bureaucraten. Het is aan politici en beleidsmakers in de zorg om snel te regelen dat de bewezen effectieve en doelmatige digitale interventies de primaire zorg worden voor chronische patiënten. Een mooi en belangrijk onderwerp voor het nieuwe regeerakkoord, lijkt me! Hiermee waarborgen we goede zorg voor deze patiënten en voorkomen we onnodige fysieke inzet van zorgprofessionals. We zetten hiermee een belangrijke stap in het voorkomen van een zorginfarct.
Snel implementeren
Met een beleidsmatig besluit zijn we er nog niet. Het is aan de beleidsmakers en de professionals in de zorg om deze noodzakelijke verandering snel te implementeren. Het argument ‘deze zorg past niet voor iedere patiënt’ is geen reden de omslag niet te maken. Voor steeds meer (en waarschijnlijk de meeste) chronische patiënten past deze zorg wel. Bovendien komt ook hun zorg in de knel als we deze digitale transformatie niet snel omarmen. En voor de patiënt voor wie deze zorg niet past, kunnen we uiteraard altijd een uitzondering maken. Maar digital first moet snel, het liefst al morgen, de nieuwe norm worden.
Laten we, de column van Marcel Levi indachtig, voorkomen dat bureaucraten de professionals in de weg lopen. Maar laten we als bureaucraten en zorgprofessionals wel gezamenlijk vormgeven aan de digitale transformatie waarmee we een zorginfarct voorkomen. Dat kan en dat moet!