Iedereen is het er over eens: de implementatie van zorgtechnologie verloopt moeizaam in de praktijk. Als zorginnovator weet ik zelf dat dat vaak te maken heeft met diverse factoren. Op dit moment richt ik mij zelf veel op de benodigde vaardigheden. Dus ik ben blij dat daar dit jaar onderzoek naar gedaan is met 250 zorg- en welzijnsprofessionals bij vijf organisaties in Gelderland. Ik interviewde hierover Sjors Groeneveld, practor bij het Practoraat Techadoptie.
Een practoraat voert onder meer onderzoek uit naar een bepaald onderwerp. In die zin heeft het iets weg van een lectoraat in het HBO of het werk van een hoogleraar op de universiteit. Een practoraat is echter georganiseerd als onderdeel van een MBO-instelling. “Het onderzoek komt direct voort uit de praktijk en richt zich op toepasbare kennis en het oplossen van praktische vraagstukken”, aldus Sjors Groeneveld. “Uiteindelijk moet zowel de praktijk als het onderwijs dat opleidt voor die praktijk er baat bij hebben.”
De doelstelling van het practoraat Tech@doptie is (toekomstige) medewerkers in zorg, welzijn en techniek voorbereiden om te kunnen werken in een constant veranderende zorgomgeving waarin steeds meer technologie aanwezig is.
Haal Zora uit de kast
Het afgelopen jaar hielden Sjors en de docent-onderzoekers binnen het practoraat zich bezig met onderzoek naar de adoptie van zorgtechnologie. “De organisaties betrokken bij het practoraat gaven aan dat zij merken dat er steeds meer technologie in het werk van zorg- en welzijnsprofessionals komt. De vraag is alleen: hoe hiermee om te gaan? Als wij een dag mochten meelopen in de zorg, kwamen we technologie op plekken tegen waar je die niet direct zou verwachten. Soms nog in de verpakking, vaak ongebruikt. Voor ons is het interessant om erachter te komen waarom dat zo is. Waarom wordt de technologie (nog) niet gebruikt?”
Om daar achter te komen, wilden de onderzoekers met zorg- en welzijnsmedewerkers zelf in gesprek. Wie kan beter vertellen waar zij behoefte aan hebben? In de eerste ronde van het onderzoek besloten vijf organisaties mee te werken. Drie ouderenzorgorganisaties, één organisatie in de gehandicaptenzorg en één organisatie voor de geestelijke gezondheidszorg.
Dat onderzoek vond niet op de standaardmanier plaats. Om een goed beeld te krijgen, wilden de onderzoekers een diverse groep medewerkers spreken, zonder dat het van de medewerkers een te grote tijdsinvestering zou vragen. Daarom besloten ze een spel te maken dat met meerdere mensen tegelijk gespeeld kan worden: het Techadoptiespel.
“Het spel is heel simpel,” vertelt Groeneveld. “Het is een houten bord met acht lege plekken erop. Daar horen 40 kaartjes bij. Op die kaartjes staan competenties (kennis, vaardigheden, attitude) rondom het kunnen omgaan met technologie. Deelnemers moeten uit de 40 kaartjes de acht belangrijkste competenties kiezen. Die competenties hebben wij met organisaties in het practoraat samen ontwikkeld. Zo hoopten we in gesprek te raken met medewerkers om erachter te komen wat er volgens hen van belang is rondom het werken met technologie.”
In januari 2019 is begonnen met het spel. Tot en met mei hebben 250 medewerkers meegespeeld. Groeneveld: “We merkten al snel dat het niet zoveel uitmaakt welke acht competenties de deelnemers kiezen. Het gesprek daarover, dat is erg belangrijk. Welke argumenten en welke overwegingen hebben ze? Bij het analyseren van de circa 40 speelsessies bleek al snel dat er thema’s waren die elke keer terugkwamen.”
We zien technologie op plekken waar je dit niet direct verwacht
Uiteindelijk werden zes thema’s herkend: kwaliteit van zorg, tijd, angst, professionalisering, ondersteuning, contextnuance. De thema’s zijn vervolgens met de deelnemende organisaties besproken die aangaven dat dit voor hen herkenbaar was.
Onzekerheid over de eigen professie
Wat Groeneveld opviel tijdens het onderzoek, was dat meerdere medewerkers aangaven dat de nieuwe technologie invloed had op hoe ze zichzelf zagen als medewerker. “Ze gaven aan te gaan twijfelen aan hun kunde als zorg- of welzijnsmedewerker.
Een voorbeeld: ‘Er worden digitale vaardigheden van mij gevraagd die ik niet onder de knie heb.
Ik kan goed zorg verlenen. Ik ben een goede zorgprofessional maar er komt nu een onderdeel bij waar ik niet voor gekozen heb maar wat wel van mij verwacht wordt’. Soms gaven medewerkers aan zich daardoor af te vragen of de zorg nog wel de omgeving is waarin ze werkzaam willen zijn.
Groeneveld vervolgt: “Wat ook heel veel en vaak terugkwam, is dat de technologie nog zo leuk, efficiënt en effectief kan zijn, maar dat het niet gebruikt wordt als het niet bijdraagt aan de kwaliteit van zorg. Die kwaliteit stond overal voorop. Dat is een heel mooi uitgangspunt dat ook een enorme kans met zich meebrengt. Medewerkers gaven duidelijk aan dat ze zelf graag betrokken willen worden bij de keuze voor zorgtechnologie, zodat het echt bij hun cliënten of patiënten past.”