Maurice Fransen, ‘Trek de vastgelopen zorg-ICT-markt weer vlot’ 

do 20 oktober 2022
Maurice Fransen, ‘Trek de vastgelopen zorg-ICT-markt weer vlot’ 
Digitalisering
Premium

Over de zorg-ICT-markt bestaan grote zorgen bij vragers, aanbieders en de overheid. Op een aantal vlakken is de markt vastgelopen en het is de kunst om die weer vlot te trekken. Deloitte draagt in het onlangs verschenen rapport ‘Marktwerking in de zorg-ICT-markt’ een aantal mogelijke oplossingen aan. Een essentiële voorwaarde om de markt weer goed te laten werken is volgens Maurice Fransen, partner bij Deloitte, het realiseren van open ICT-systemen. Verder geeft hij zijn visie op extramurale regionale dataopslag, pleit hij voor het oprichten van een data-autoriteit en doet hij een beroep op alle partijen om samen te zorgen voor een goed allocerende zorg-ICT-markt.

In feite voelt eigenlijk niemand zich senang bij de huidige situatie op de zorg-ICT-markt. Ziekenhuizen en andere zorginstellingen hebben regelmatig het gevoel dat ze beperkt worden door hun ICT-leverancier. Het uitwisselen van medische data is niet altijd mogelijk, de kosten zijn hoog en sommige afnemers spreken zelfs over een vendor lock-in. 

Leveranciers van softwaresystemen ervaren op hun beurt ook de nodige knelpunten. Ze hebben last van het gebrek aan (Europese) standaardisatie, de versnippering van vraagarticulatie van verschillende afnemers, de sterk gedifferentieerde subsidies en het complexe zorg-ICT-landschap.

Gezondere markt 
Het rapport ‘Marktwerking in de Zorg-ICT-Markt’ stelt expliciet dat open systemen, waarin data veilig kunnen worden uitgewisseld, een voorwaarde zijn om de marktwerking vlot te trekken. Fransen legt uit dat het daarvoor nodig is om in ICT-systemen zoals EPD’s de functionaliteit duidelijk te scheiden van de data. “Zodra de data-uitwisseling soepel verloopt, geeft dat een grote impuls die zal bijdragen tot een gezondere markt. Ook wordt bij open systemen de toetreding van innovatieve start ups eenvoudiger.”

Fransen denkt dat de overheid die open systemen niet met harde hand moet afdwingen. “Ik geloof in harmonie en weet dat álle partijen er samen graag uit willen komen. Ook voor de leveranciers zijn open systemen essentieel. Alleen zo kunnen ze in de toekomst een belangrijke speler blijven op het speelveld van de zorg-ICT-markt. En dat willen ze graag, want continuïteit is voor ieder bedrijf een levensader.”

Het beste is om samen het gesprek aan te gaan en knopen door te hakken. Als alle ziekenhuizen samen een vraag hebben aan ICT-leveranciers, heeft dat een andere impact dan één ziekenhuis. Fransen: “Het is sowieso belangrijk om de huidige marktversnippering tegen te gaan. ACM stelt óók dat zorgaanbieders meer tegenwicht kunnen bieden aan de sterke positie van ICT-leveranciers. Ze kunnen onder meer hun kennis, ervaring en inkooppositie bundelen door betere samenwerking. Samenwerking tussen de vragende partijen is ook niet ongunstig voor leveranciers, die soms vermalen worden door de vele en diverse vragen van verschillende organisaties.” 

Open systemen 
Fransen vertrouwt er op dat de systemen snel open kunnen worden na overleg tussen vragers, aanbieders en overheid. De druk hiertoe is al bijzonder groot, want de overheid wil ook dat data-interoperabiliteit mogelijk wordt. Daartoe zet zij tal van middelen in zoals wetgeving en subsidies. Een goed voorbeeld is het feit dat Wegiz op 27 september 2022 door de Tweede Kamer werd aangenomen. De wet verplicht partijen om gegevens elektronisch uit te wisselen. 

Er zijn meerdere goede oplossingen om de markt vlot te trekken

Het al meerdere jaren lopende subsidieprogramma VIPP stimuleert weer op andere wijze digitale uitwisseling. VWS heeft voor verschillende sectoren VIPP-programma's ingericht, zoals ziekenhuizen, GGZ, huisartsen, langdurige zorg, apotheken en geboortezorg. De belangrijkste doelstelling van de VIPP-programma’s is het uitwisselen van gestandaardiseerde informatie tussen de zorginstelling en de patiënt, waar mogelijk via een MedMij-gecertificeerd PGO. Het gaat hier om subsidieprogramma’s, die er onder de motorkap voor zorgen dat de belangrijkste informatie rondom een patiënt gestandaardiseerd wordt vastgelegd. Hierdoor kunnen systemen beter met elkaar praten, wat ook ten goede komt aan gegevensuitwisseling tussen zorgverleners. 

Bestaand versus nieuw
Het ‘Marktwerking’-rapport gaat ervan uit dat het vlot trekken van de markt zal gebeuren met bestaande marktpartijen. Maar er is een soort nucleaire optie waarbij de stekker rigoureus uit de huidige markt wordt getrokken en een nieuw centraal softwaresysteem wordt opgetuigd. Dat idee werd onlangs nog geopperd door door Joba van den Berg, Tweede-Kamerlid voor het CDA. Ze pleit voor het inrichten van een totaal nieuw softwaresysteem voor ziekenhuizen dat (inter)nationaal effectief gegevens uitwisselt. Kosten circa 500 miljoen euro, maar dat wordt uiteindelijk snel terugverdiend met het geld dat ziekenhuizen uitsparen aan hun ICT-leverancier, aldus het Kamerlid. 

Hoewel deze oplossingsrichting niet vermeld wordt in het rapport van Deloitte, vindt Fransen het een serieuze optie. “Er zijn meerdere goede oplossingen mogelijk om de markt vlot te trekken en centralisatie is er een van. Belangrijk is vooral dat de overheid over de aanpak duidelijke keuzes gaat maken, want dat is nog niet het geval. Er wordt wel een bepaalde richting aangegeven, maar echt grote knopen zijn nog niet doorgehakt.”

De rigoureuze optie van Van den Berg heeft volgens Fransen voordelen, omdat je in één keer een totaal nieuw stelsel bouwt. Er zijn voorbeelden van landen met zo’n centraal systeem dat goed werkt. “Ik zou in Nederland overigens niet direct voor deze optie gaan, omdat ik meer in evolutie dan revolutie geloof. Het opnieuw bouwen van een systeem lijkt sprekend op het ontwikkelen van een nationaal EPD (in 2011 afgeschoten door de Eerste Kamer uit privacyoverwegingen, red.) en dat ligt nog steeds heel gevoelig. Hiernaast vallen de kosten van de ontwikkeling van een dergelijk enorm systeem meestal aanzienlijk veel hoger uit dan gecalculeerd en kunnen er problemen ontstaan met gepasseerde marktpartijen. Kortom: zo’n nationaal systeem kan goed werken maar zal net als het vlottrekken van de huidige markt met de nodige complexiteit gepaard gaan.”

Intra- of extramuraal opslaan? 
Volgens Fransen zullen de ICT-systemen uiteindelijk hoe dan ook open worden, simpelweg omdat dit nodig is voor een goede zorg én omdat er grote druk op wordt gezet. Zodra die vrije uitwisseling van gegevens mogelijk is, is het belangrijk om een definitieve keuze te maken omtrent de wijze waarop de verschillende data worden opgeslagen. Dat kan op drie manieren: intramuraal, extramuraal regionaal of extramuraal landelijk. 

Intramurale opslag gebeurt binnen de zorg-organisaties zelf, maar een nadeel is dat er in dat geval heel veel moet worden uitgewisseld tussen zorginstellingen. Extramuraal landelijk gaat in feite de richting op van een soort nationaal EPD en dat ligt nog steeds gevoelig onder meer vanwege angsten over privacy. Fransen hierover:  “Misschien is een centraal EPD ook wel een te grote stap in één keer. Een extramurale regionale opslag is daarom waarschijnlijk de meest geschikte oplossing.” 

Hij geeft een fictief voorbeeld van mogelijke regionale opslag in het Erasmus MC in Rotterdam. “Dan zetten echt alle partijen in de regio Rotterdam, dus huisartsen, apotheken, specialisten, paramedici en alle andere zorgprofessionals, hun data centraal op een database in Rotterdam. Uiteraard kunnen ze hiernaast op hun eigen systeem blijven werken, maar iedereen in de regio kan dan via die extramurale opslag veilig en snel bij alle gegevens. Een volgende stap is dat je die regionale systemen met elkaar gaat verbinden. In dat geval kies je voor de weg der geleidelijkheid op het pad dat er al ligt.”

Openen bestaande markt
Concluderend stelt Fransen dat de meest waarschijnlijke oplossingsrichting voor de vastgelopen zorg-ICT-markt is dat deze markt in huidige vorm blijft bestaan. Maar hij wordt wel geopend, in de zin van data-interoperabiliteit en meer toetredingsmogelijkheden voor innovatieve starters en andere (internationale) ICT-aanbieders. De politiek zet ook veel druk om deze oplossing te realiseren onder meer met Wegiz en VIPP. 

Wat betreft de opslag lijkt het, ook gezien formuleringen in het nationale zorgakkoord IZA, de richting op te gaan van extramurale, regionale opslagpunten. Samenwerking is bij dit alles volgens Fransen het sleutelwoord. ICT-leveranciers zoals Chipsoft en Epic moeten beter samenwerken en afstemmen. Maar het is ook nodig dat ziekenhuizen zich krachtiger op gaan stellen door de handen ineen te slaan. Fransen vult aan: “Het is belangrijk dat er een echte hands on mentaliteit ontstaat bij alle partijen. VWS mag ook wat betreft het sturen van een betere marktwerking best iets steviger haar rol pakken. Kom met een helder concept, rol het uit en probeer niet te verzanden in details maar regel de eerste 80 procent snel en doeltreffend.”

Fransen vindt het verraderlijk als mensen te veel in details blijven hangen. Met API’s - Application Programming Interfaces - is het mogelijk om data snel transparant en gestandaardiseerd uitwisselbaar te maken. “Als je niet alles in detail wil afdekken, kunnen de eerste 80 procent van de oplossingen relatief snel worden gerealiseerd. Die laatste 20 procent is razend ingewikkeld, maar daar kun je vervolgens rustig alle tijd voor uittrekken.” 

Tot slot pleit Fransen voor de oprichting van een centrale data-autoriteit. Die autoriteit moet dan integraal verantwoordelijk worden voor de architectuur, standaarden en infrastructuur. “Zo’n autoriteit moet tevens een belangrijke rol krijgen bij het toetsen van de haalbaarheid van het implementeren van beleid en dus daadwerkelijk een gerenommeerde autoriteit op het gebied van data worden!”