Nieuwe regels betere veiligheid medicatie, overdracht medicatiegegevens

16 december 2019
Apotheek-computer-scaled
Gegevensuitwisseling
Nieuws

De multidisciplinaire richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten is herzien en onlangs aangeboden aan Zorginstituut Nederland (ZIN), zo laat apothekersbrancheorganisatie KNMP weten. De nieuwe richtlijn moet meer ruimte bieden voor de professionele autonomie van de apotheker. Namens 24 partijen in de zorg, waaronder de KNMP, zijn de richtlijn en een gezamenlijk implementatieplan ingediend.

ICT belangrijke randvoorwaarde

Het implementatieplan schetst duidelijk de randvoorwaarden voor vertaling van de richtlijn naar praktijk, waarbij ICT een van de meest belangrijke randvoorwaarden is. Met de indiening bij het Zorginstituut committeren alle partijen zich aan de inhoud én aan de implementatie van de richtlijn en de bijbehorende informatiestandaarden. Voor de implementatie wordt een landelijk programma Medicatieoverdracht gestart. De KNMP houdt de leden betrokken bij dit traject.

De herziening beschrijft de risico-inschatting door de zorgverlener bij overdracht van medicatiegegevens. Voor de apotheker betekent dit dat op basis van risico-inschatting beoordeeld wordt of het aantal gegevens en de kwaliteit van de gegevens (mate van verificatie) voldoende is om goede farmaceutische zorg te kunnen verlenen. De nieuwe richtlijn geeft hierdoor meer ruimte voor de professionele autonomie van de apotheker.

Het doel van de multidisciplinaire richtlijn is het overdragen van medicatiegegevens binnen het netwerk van patiënt, zodat voorschrijvers, apothekers en toedieners zorg kunnen leveren en een verantwoorde risico-inschatting kunnen maken voor veilige medische en farmaceutische zorg. De inhoud van de nieuwe richtlijn is geen reden voor veranderingen in het toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidzorg en Jeugd (IGJ). De IGJ ziet de nieuwe richtlijn voornamelijk als een manier om overdracht van medicatiegegevens tussen zorgverleners te bevorderen.

Autorisatierichtlijn medicatieveiligheid

Begin december 2019 zijn branche- en koepelorganisaties FMS, GGZ Nederland, KNMP, NAPA, NHG, NVZ, NVZA, Patiëntenfederatie Nederland en V&VN akkoord gegaan met uitbreiding van de autorisatierichtlijn voor medicatieveiligheid. Drie nieuwe typen zorgverleners kunnen voortaan zelfstandig via het LSP medicatiegegevens opvragen: basisartsen, verpleegkundig specialisten en physician assistants.

Medicatieveiligheid is gebaat bij actuele medicatiegegevens op het juiste moment op de juiste plaats. De nieuwe autorisatierichtlijn maakt dit beter mogelijk, door de juiste behandelaars te autoriseren zonder omwegen of drempels gegevens op te halen als dat nodig is, zo schrijft LSP-beheerder VZVZ.

Behalve de voordelen voor zorgverleners heeft de herziening ook impact op leveranciers die in hun systemen controles uitvoeren op de autorisatierichtlijn. Wie een systeem heeft dat controles uitvoert op de autorisatierichtlijn, moet dit systeem aanpassen aan de nieuwe richtlijn.

Afspraken uitwisseling patiëntgegevens

De autorisatierichtlijn beschrijft de afspraken die gelden bij de uitwisseling van patiëntgegevens tussen zorgverleners, rekening houdend met de wet- en regelgeving (WGBO, Wet BIG en AVG). Aan de hand van de richtlijn wordt bepaald welke zorgverleners welke medicatiegegevens uit het patiëntendossier mogen raadplegen.

Het betreft medicatiegegevens die onderdeel zijn van de informatiestandaarden voor medicatieveiligheid: Medicatieproces (MP-6.12 en MP-9), Lab en ICA. Voorwaarde is wel dat de patiënt expliciet toestemming heeft gegeven voor het beschikbaar stellen van zijn gegevens aan andere zorgverleners.

Relevante partijen uit het zorgveld (koepels) zijn betrokken bij het opstellen van de autorisatierichtlijn en hebben ook hun akkoord hierop gegeven. Bij het opstellen is rekening gehouden met de (herziene) beroepsrichtlijn ‘Overdracht medicatiegegevens in de keten’.

Belangrijkste veranderingen

De belangrijkste veranderingen in de autorisatierichtlijn Medicatieveiligheid zijn:

  • Basisartsen hebben direct toegang tot het LSP voor het opvragen van medicatiegegevens. Dit betekent bijvoorbeeld dat artsen in ziekenhuizen die (nog) geen medisch specialist zijn zelfstandig de medicatiegegevens kunnen opvragen zonder dat zij gemandateerd hoeven te worden. Dit geldt ook voor artsen in verslavingsklinieken die geen psychiater zijn.
  • Ook verpleegkundig specialisten en physician assistants hebben nu directe toegang tot het LSP, omdat zij zelfstandig mogen voorschrijven.
  • De ziekenhuisapotheker heeft de mogelijkheid om de medicatiegegevens van poliklinische patiënten op te vragen als voorbereiding op het consult, ondanks dat zij formeel geen behandelrelatie hebben met de patiënt die de polikliniek bezoekt. Dit mag onder de voorwaarde dat ziekenhuisapothekers deze taak uitvoeren op expliciet verzoek en onder de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur of de medische staf.
  • De tandarts, orthodontist en verloskundigen kunnen gegevens aanmelden op het LSP, na verificatie van het gebruik bij de patiënt.
  • De apotheker, ziekenhuisapotheker en de openbaar apotheker hebben nu ook de mogelijkheid om lab-uitslagen aan te melden, bijvoorbeeld wanneer de patiënt gebruik heeft gemaakt van een ‘point-of-care’ apparaat waarmee een lab-bepaling is gedaan.