Digitale tool ondersteunt eerstelijnszorg mensen met boezemfibrilleren

vr 17 maart 2017 - 16:34
Nieuws

Patiënten met boezemfibrilleren de juiste zorg op de juiste plek geven, dat was het doel van een pilot met vier huisartsenpraktijken in Noord-Groningen. Gedurende de pilot werd een model ontwikkeld om de zorg – indien mogelijk en gewenst – van de tweede naar de eerste lijn te verplaatsen. Bij de screening van patiënten in de huisartsenpraktijk werd digitale ondersteuning ingezet.

Huisarts Bob Meijer en cardioloog René van Dijk uit Groningen zijn de initiatiefnemers achter de pilot, zo schrijft De eerstelijns. Boezemfibrilleren is een veel voorkomende aandoening waarbij een goede behandeling is van belang en meestal niet zo complex. Deze combinatie maakt de aandoening een interessante kandidaat voor substitutie van de tweede naar de eerste lijn.

Zo wilde huisarts Bob Meijer weten welke patiënten hij had, of het in alle gevallen noodzakelijk was om controles in het ziekenhuis uit te voeren en of zijn patiënten conform de richtlijn werden behandeld. Cardioloog René van Dijk kon hierin goed helpen, omdat hij ook mede-ontwikkelaar is van software gericht op onder meer het behandelen van boezemfibrilleren. Met dit Disease Management Systeem Atriumfibrilleren, dat zich volgens de initiatiefnemers bewezen heeft op de poli’s voor atriumfibrilleren in Groningen en Maastricht, gingen de twee de pilot in bij de Groningse huisartsenpraktijken.

Digitale intake

Voor de pilot selecteerden de huisartsen in overleg met de cardioloog patiënten met boezemfibrilleren die onder controle waren bij zowel de huisarts als de specialist.  Zij werden uitgenodigd voor een eenmalig onderzoek in een tijdelijke boezemfibrillerenpoli in de huisartsenpraktijk. Voorafgaand aan hun komst werd de relevante medische historie ingevoerd in het Disease Management Systeem Atriumfibrilleren.

De patiënten vulden een digitale anamnese in die werd besproken met de cardioloog of physician assistant. Na een lichamelijk onderzoek werden een ECG en een echo gemaakt. Alle resultaten kwamen samen in het Disease Management Systeem om zo een overzichtelijk profiel van de patiënt te maken. Dit resultaat besprak de cardioloog met de patiënt. Van ieder onderzoek werd een verslag gemaakt voor de huisarts.

Goed op orde

Volgens Meijer was over het algemeen de zorg vanuit de huisartsenpraktijk goed op orde. 64 van de 79 patiënten uit de pilots werden volgens de richtlijn behandeld. Met antistolling bleek het minder goed gesteld: bij 38 patiënten (48 procent) was deze niet optimaal. De vraag of de patiënt ook verantwoord door de eigen huisarts kan worden gecontroleerd, werd in bijna alle gevallen (92 procent) positief beantwoord.

Van Dijk noemt de bevindingen uit de pilot veelbelovend. “Het is gelukt om substantiële substitutie samen te laten gaan met een verbetering van de zorg. Bovendien vinden veel patiënten het prettig om in de huisartsenpraktijk te blijven voor de controles.”