Het UMCG heeft onlangs een robotarm in gebruik genomen voor het dotteren van patiënten. Dankzij deze innovatie kan deze behandeling nu nog nauwkeuriger en veiliger uitgevoerd worden. Tijdens het dotteren wordt door en cardioloog een stent geplaatst om de vernauwing in bloedvaten te verhelpen. De robotarm zorgt ervoor dat deze stent nu tot op eenderde millimeter nauwkeurig geplaatst worden.
Behalve de voordelen voor de patiënt is de robotarm ook beter en veiliger door de cardioloog. Die wordt tijdens het behandelen van patiënten namelijk aan minder röntgenstraling blootgesteld. “De techniek voor het dotteren is over de afgelopen jaren natuurlijk al flink vooruitgegaan, maar er is altijd ruimte voor verbetering. Dit is een flinke stap vooruit”, vertelt interventiecardioloog Michael Dickinson.
Beter dotteren met robotarm
Wanneer een patiënt gedotterd moet worden, bijvoorbeeld bij een hartaanval of (langzaam) vernauwende kransslagaders, dan wordt een stent geplaatst. Dit is een kort hol buisje dat op mini-kippengaas lijkt. Zo wordt de vernauwde ader weer 'geopend' waarna het bloed weer vrij kan stromen. Het plaatsen van de stent gebeurt via een lijn in de pols of lies. Met behulp van röntgendoorlichting wordt de stent vervolgens door de cardioloog naar de plek van de vernauwing geschoven.
Het is belangrijk dat de stent op exact de juiste plek geplaatst wordt. Zeker wanneer de vernauwing zich in de buurt van een bocht van een bloedvat of bij een splitsing van vaten bevindt. Dankzij de robotarm is het nu mogelijk om de stent nog preciezer, tot op een fractie van een millimeter, te plaatsen.
In eerste instantie wordt de nieuwe methode, met de robotarm, alleen gebruikt voor geplande dotterbehandelingen. Spoedbehandelingen, zoals bij patiënten die met een hartinfarct in het ziekenhuis belanden en direct gedotterd moeten worden, zullen nog volledig door de cardioloog uitgevoerd worden. Dat heeft met name te maken met het feit dat het gereedmaken van de robot voor de behandeling zo'n tien minuten in beslag neemt.
Minder röntgenstraling
Cardiologen die deze behandeling uitvoeren staan normaliter direct naast de patiënt en het röntgenapparaat. Daardoor worden zij continu blootgesteld aan röntgenstraling. Ondanks het dragen van een beschermend loodschort, dat meerdere kilo's weegt, krijgt de cardioloog per behandeling tussen de 7 en 8 microsievert straling. “Dat lijkt niet veel, en het is een stuk minder dat je met één röntgenfoto aan straling krijgt, maar we doen deze behandeling natuurlijk een aantal malen per dag, dag in dag uit", aldus Dickinson.
Doordat de robotarm nu een groot deel van de behandeling voor zijn rekening neemt, krijgt de cardioloog veel minder straling 'binnen'. Dat is nu nog maar 0 tot 1 microsievert. Hoe dat kan? Welnu, de cardioloog gaat na het inbrengen van de lijn (in pols of lies) achter een beschermende loodwand staan om de robotarm te bedienen om de behandeling verder uit te voeren. De robot werkt dus nu volledig autonoom maar wordt met behulp van en drietal 'joysticks' door de cardioloog bestuurd.
Gebruik robotarm vergt oefening
Het gebruik van een robotarm vergde wel enige aanpassing van de cardioloog. Hij staat immers niet meer direct naast de patiënt, maar op een afstandje. Waar hij normaal zijn handen gebruikte voor het plaatsen van de stent, zijn dat nu drie 'joysticks'.
“Normaal voel je met je vingertoppen wat je doet, dat mis je als je het via de robot doet. Maar het viel mee om aan te leren, misschien wel omdat we door de reguliere werkwijze waarbij we ook steeds naar het scherm kijken, al een heel goede oog-hand-coördinatie hebben. We hebben wel eerst flink geoefend in het skills center”, besluit Dickinson.