GGZ behandeling verbeteren door data te delen

16 januari 2020
GGZ-depressie-man
Data
Nieuws

Het Dataportaal kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van de juiste zorg voor mensen met psychische klachten. Het verbeteren van de kwaliteit van de GGZ behandeling is een continu proces.

GGZ behandeling verbeteren

Het Dataportaal werkt als volgt. Zorgprofessionals meten de kwaliteit van de zorg met behulp van kwaliteitsstandaarden die getoetst worden via vragenlijsten. De resultaten daarvan worden gebruikt om, samen met de patiënt de voortgang van de GGZ behandeling te bespreken. Met toestemming van de patiënt, en alleen dan, kunnen de uitkomsten van deze evaluaties en vragenlijsten vanaf nu ook gedeeld worden op het GGZ Dataportaal.

Vooraf worden afspraken gemaakt over welke data met wie gedeeld wordt en wie tot welke data toegang krijgt. Dat kunnen collega’s zijn binnen een team zijn, maar ook verschillende teams binnen een afdeling of vakgenoten bij andere instellingen.

Door het delen van data kunnen zorgprofessionals op verschillende niveaus naar de kwaliteitsinformatie kijken. Uitkomsten en kenmerken van behandelingen worden gebundeld om verschillen inzichtelijk te maken. Daarmee kunnen organisaties ontdekken welke aanpassingen mogelijk nodig zijn om nog betere behandelresultaten te realiseren.

Rol technologie en digitalisering in de GGZ

Een onderzoek van KPMG concludeerde enkele maanden geleden dat digitalisering en de inzet van nieuwe technologieën ook belangrijke instrumenten zijn voor het verbeteren en toekomstbestendig maken van de geestelijke gezondheidszorg.

De onderzoekers stelden dat daarvoor een ander perspectief nodig is , zowel in de benadering van de patiënt, als in de wijze van het organiseren van de zorg, waarbij technologie een cruciale rol speelt. Initiatieven zoals het nu geopende GGZ Dataportaal passen binnen die veranderende benadering. Zonder een verregaande inzet van de technologie is Nederland niet in staat om te voldoen aan de toekomstige gezondheidsbehoeften van een bevolking, zo stelde het KPMG onderzoek.