Huisartsen druk bezig met digitale inzage medische gegevens

3 juli 2020
Huisarts-computer
Gegevensuitwisseling
Nieuws

Op 1 juli heeft de patiënt recht op elektronische inzage in het dossier dat elke zorgverlener van hen bijhoudt, schrijft de NHG. Ook huisartsen zijn verplicht om (kosteloos) elektronische inzage en een elektronisch afschrift van het medisch dossier te geven aan patiënten die daar om vragen. De inzage in het eigen dossier is niet nieuw, wel dat dit nu ook elektronisch mogelijk moet zijn.

Huisartsen kunnen elektronische inzage geven door:

  • Een digitaal afschrift te maken en deze aan de patiënt te geven. Met het project OPEN is geregeld dat alle HIS-leveranciers de mogelijkheid hebben ingebouwd om vanuit het HIS een digitale uitdraai van elk patiëntendossier te maken, in de vorm van een pdf. Zo kan elke huisartsenpraktijk aan de nieuwe wettelijke verplichting voldoen.
  • Online inzage aan te bieden, waardoor de patiënt de gegevens direct kan inzien. In dat geval hoeft de patiënt niet bij de huisarts om een digitaal afschrift te vragen, maar kan de patiënt zelf op elk gewenst moment zijn/haar actuele gegevens raadplegen. Het OPEN-project moet ervoor zorgen dat die online inzage mogelijk wordt bij elke huisartsenpraktijk die mee doet.

Huisartsen werken aan online inzage

Regionale coalities, HIS-leveranciers, organisaties van huisartsen en het OPEN-team werken sinds januari 2019 intensief samen aan het mogelijk maken van online inzage binnen de huisartsenpraktijk. Op 1 juli is volgens OPEN een belangrijke eerste stap gezet, op weg naar het moment dat elke patiënt in Nederland die dat wil online toegang heeft tot zijn medische gegevens bij huisartsen. Eerst via een portaal, later ook via de persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO).

De Wabvpz stelt overigens geen eisen aan de vorm waarin elektronische inzage of afgifte wordt verleend. Daarin zijn zorgverleners vrij. Een elektronisch afschrift kan dus bijvoorbeeld ook via beveiligde e-mail worden verstrekt, stelt MedMij, dat het afsprakenstelsel voor PGO’s beheert. Een aantal van dergelijke PGO’s en leverancierssystemen heeft al het MedMij-label binnengehaald.

Binnen niet al te lange tijd moeten die persoonlijke gezondheidsomgevingen een middel bieden om een elektronisch afschrift van gezondheidsgegevens op te vragen. Een PGO is een website of app, waarin iemand informatie over de eigen gezondheid bij kan houden en actief aan de slag kunt gaan met je gezondheid. Met een PGO kan iemand alle gezondheidsgegevens op één plek inzien, beheren en delen. Zo worden veranderingen in iemands gezondheid beter zichtbaar en de gevolgen van bepaalde (be)handelingen duidelijker.

Meer gecontroleerde livegangen

Dit jaar gaat MedMij op verschillende plekken in Nederland ‘gecontroleerd’ live. Groepen geselecteerde patiënten gaan echte gezondheidsgegevens uitwisselen tussen een geselecteerde zorgverlener en een PGO. De ervaringen worden gebruikt bij de grote, landelijke uitrol van MedMij. Vorig en eerder dit jaar waren er al drie van die GLG’s, in Asten, Zoetermeer en Utrecht.

MedMij deed onlangs een oproep aan zorgaanbieders om zich aan te melden voor zo’n gecontroleerde livegang (GLG) van PROVES en MedMij. De animo daarvoor bleek groot. 14 zorgaanbieders meldden zich aan. De aangemelde coalities komen uit verschillende sectoren, zoals de fysiotherapie, ouderenzorg, ziekenhuizen, apothekers en huisartsen. Momenteel praten MedMij en PROVES met de aangemelde coalities om te toetsen of en op welke termijn een gecontroleerde livegang haalbaar is.

De Patiëntenfederatie had op 1 juli al onderzoek gepubliceerd waaruit bleek dat bijna 90 procent van de mensen het recht op inzage in, en een digitaal afschrift van hun medische gegevens toejuicht. Uit het onderzoek blijkt ook dat meer dan acht op de tien patiënten (82%) het zelf kunnen delen van hun medische gegevens met andere zorgverleners minstens zo belangrijk vindt als de inzage zelf. En de toegang tot de digitale inzage moet zo eenvoudig mogelijk geregeld worden, vergelijkbaar met inloggen en bekijken van bankgegevens.

Begin wettelijk geregelde uitwisseling

1 juli 2017 ging het eerste deel in van de Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens in. Deze wet regelde destijds de voorwaarden waaronder zorgverleners medische gegevens veilig en elektronisch kunnen inzien of uitwisselen met andere zorgverleners, maar ook de rechten van cliënten bij elektronische gegevensuitwisseling.

In dit kader is de afgelopen jaren een aantal stimuleringsprogramma’s ingevoerd voor de zorgsector om versnelde digitale en gestandaardiseerde gegevensuitwisseling te bevorderen: de VIPP-programma's voor ziekenhuizen, gespecialiseerde klinieken, ggz en geboortezorg, OPEN voor de eerstelijn en InZicht voor langdurige zorg). Verder gaf voormalig minister van Medische Zorg Bruins vorig jaar aan in 2021 die standaard digitale gegevensuitwisseling wettelijk te verplichten.

Bepaalde onderdelen van de wet, zoals het digitaal inzagerecht en de gespecificeerde toestemming van patiënten, zouden drie jaar later ingaan. Dan moest duidelijk zijn of de informatie-uitwisseling technisch uitvoerbaar en betrouwbaar was en hoe de gespecificeerde toestemming van patiënten zou werken.

Gespecificeerde toestemming uitgesteld

Die gespecificeerde toestemming (apart voor elk soort inzage in medische gegevens) is in oktober 2019 echter uitgesteld. De reden? In de oorspronkelijke wet ‘cliëntenrechten’ werd onder meer gesteld dat patiënten één keer toestemming gaven voor uitwisseling van ál hun gegevens. De Tweede Kamer wilde dat uit privacyoverwegingen veranderen. Het gevolg was een wetsartikel waardoor patiënten gespecificeerde toestemming konden geven, ofwel zelf bepalen welke gegevens met wie en waarvoor gedeeld mochten worden.

Eind 2018 bleek dat, als het wetsartikel strikt toegepast werd, patiënten 160 toestemmingsvinkjes moesten zetten. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft nog onderzocht of een praktischer alternatief met 28 toestemmingsmogelijkheden werkbaar was. Het aantal keuzemogelijkheden bleek echter nog te groot en het wetsartikel zou juridisch niet meer houdbaar zijn, aldus de ATR.