Vandaag, 19 januari 2016, spreekt de Eerste Kamer verder over het wetsvoorstel van minister Schippers over elektronische uitwisseling van patiëntengegevens.
Hoewel dit wetsvoorstel een werkbaar juridisch kader bevat, zijn de eisen die het stelt aan de informatiesystemen van zorgverleners op dit moment niet haalbaar. Net als de Landelijke Huisartsen Vereniging (
LHV), pleit de
KNMG er daarom voor dat de Eerste Kamer de behandeling van het wetsvoorstel uitstelt.
Gespecificeerde toestemming
Het wetsvoorstel ‘Cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens’ bevat een bepaling over gespecificeerde toestemming. Dit houdt in dat patiënten gericht moeten kunnen aangeven welke zorgverleners welke informatie over hen elektronisch mogen raadplegen. Die vereisten zijn op dit moment volgens KNMG niet uitvoerbaar. In een recente brief aan de Tweede Kamer en in de beantwoording van vragen van de Eerste Kamer erkent de minister dit ook. In deze stukken wordt tevens bevestigd dat, zolang niet duidelijk is hoe gespecificeerde toestemming wordt geïmplementeerd, het niet vast te stellen is wat het voorstel voor gevolgen heeft voor de regeldruk in de zorg. De Eerste Kamer zal dit bij het toetsen van de kwaliteit van dit wetsvoorstel moeten meewegen. Bovendien lijkt het wetsvoorstel op dit onderdeel in strijd met de eis van uitvoerbaarheid uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Uitstel verstandig
De KNMG is het met het voorstel van de minister eens om de eis van gespecificeerde toestemming drie jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel te laten ingaan. Ook stelt de minister voor een aantal andere rechten drie jaar uit te stellen, waaronder het recht van patiënten op elektronische inzage van hun gegevens, het recht op een elektronisch afschrift van hun gegevens en het recht op elektronisch afschrift van de logbestanden (in logbestanden wordt vastgelegd wie het elektronische dossier heeft geraadpleegd). De minister stelt tenslotte voor de verplichting om toestemming te vragen voor het mogen raadplegen van gegevens, helemaal niet in werking laten treden. Dit doet de minister omdat de zorgpartijen hebben aangegeven dat dit in de praktijk in veel gevallen niet uitvoerbaar is. Het is nog niet duidelijk of het parlement met haar voorstellen akkoord gaat.
Nader onderzoek
De KNMG is net als de LHV van mening dat nu nog niet kan worden gegarandeerd dat de gespecificeerde toestemming over drie jaar haalbaar is. Daarvoor moeten eerst de gevolgen voor de zorgpraktijk worden onderzocht. De artsenorganisaties zijn hierover samen met
apothekersvereniging KNMP en
patiëntenfederatie NPCF in overleg met het ministerie van
VWS. De KNMG werkt dus constructief mee om de mogelijkheid om gespecificeerde toestemming te geven, technisch en organisatorisch te realiseren.
De partijen vinden dat er een centraal patiëntenportaal nodig is, zodat de patiënt zelf de verleende toestemmingen kan beheren. Dit is weer noodzakelijk voor een goede uitvoering van de wet. Zo’n systeem is er nog niet en er is ook geen zicht op of en wanneer dat er komt. Wel willen de zorgpartijen met Nictiz en VWS het komend jaar samen werken aan een innovatief traject om de gespecificeerde toestemming technisch en organisatorisch mogelijk te maken in de bestaande zorgpraktijken.
Duidelijkheid eerst
Naar schatting valt medio 2017 valt met meer zekerheid in te schatten of bovenstaande punten kunnen worden opgelost en of het wetsvoorstel op het punt van de gespecificeerde toestemming dus uitvoerbaar is. De KNMG pleit er daarom bij de Eerste Kamer voor om te wachten met de verdere behandeling van het wetsvoorstel totdat hier meer duidelijkheid over is. Eerste Kamer het voorstel moeten behandelen, vinden artsen en huisartsen.