Wat als patiënten in de toekomst niet meer geprikt hoeven te worden voor bloedonderzoek? Die vraag stond centraal in het promotieonderzoek van Sophie Adelaars aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). In samenwerking met Philips en het Catharina Ziekenhuis onderzocht zij de potentie van biomarkers in zweet en speeksel als alternatief voor traditionele bloedanalyses. Haar werk sluit naadloos aan bij de opkomst van non-invasieve zorgtechnologieën die bijdragen aan gepersonaliseerde én toekomstbestendige zorg.
Adelaars werkte binnen een internationaal onderzoeksconsortium aan de ontwikkeling van een sensor die via zweet de concentraties van specifieke biomarkers kan meten. Deze technologie biedt mogelijkheden voor continue en op afstand te volgen monitoring, zonder dat daarvoor medisch personeel of invasieve handelingen nodig zijn. Een draagbare sensor op de huid, vergelijkbaar met een glucosemeter, zou in de toekomst 24/7 informatie kunnen geven over de gezondheidstoestand van de patiënt.
“Zweet wordt al decennia incidenteel gebruikt, bijvoorbeeld bij de diagnose van taaislijmziekte,” licht Adelaars toe. “Maar in de reguliere zorgpraktijk wordt het nauwelijks benut. Ons onderzoek brengt daar verandering in door de klinische relevantie van zweet en speeksel als meetmedium opnieuw te onderbouwen.”
Slim zweet opwekken én benutten
Omdat het lichaam zweet slechts in kleine hoeveelheden produceert, wordt in het onderzoek gebruikgemaakt van pilocarpine, een stof die lokaal de zweetproductie stimuleert. Met behulp van een geavanceerd opvangsysteem kunnen onderzoekers het zweet vervolgens analyseren op de aanwezigheid van biomarkers.
Twee van de onderzochte stoffen – ureum en creatinine – spelen een belangrijke rol bij patiënten met nierfalen. Beide afvalstoffen worden normaal via de nieren afgevoerd. “Bij dialysepatiënten zagen we dat de concentraties van deze stoffen in zweet en speeksel dezelfde daling vertonen als in het bloed vóór en na een dialysebehandeling,” aldus Adelaars. “Dat is veelbelovend, want het toont aan dat metingen via deze lichaamsvloeistoffen ook echt iets zeggen over de medische toestand van de patiënt.”
Non-invasieve databron
Naast zweet onderzocht Adelaars ook speeksel als non-invasieve databron. Hoewel speeksel gemakkelijker te verzamelen is, kunnen factoren zoals mondhygiëne en voedselinname de metingen beïnvloeden. Door het opstellen van gestandaardiseerde protocollen, zoals een halfuur nuchter blijven voorafgaand aan de afname, wist het team deze invloeden te beperken. “We gebruiken een watje waarop patiënten kauwen, dat we daarna centrifugeren om het speeksel te analyseren,” licht Adelaars toe.
Enkele weken geleden berichtten wij over een in de VS ontwikkelde nieuwe thuistest waarmee stresshormonen zoals cortisol en DHEA gemeten kunnen worden via het speeksel. Die innovatie, ook wel lab-on-a-chip genaamd, maakt snelle, non-invasieve diagnostiek mogelijk, waarbij resultaten binnen enkele minuten via een smartphone kunnen worden bekeken. Het biedt volgens de uitvinders mogelijkheden voor vroege opsporing van aandoeningen zoals depressie, angst en hartproblemen.
Het onderzoek van Adelaars ging verder dan alleen lichaamsvloeistoffen. Zij onderzocht ook hoe cognitieve testen, zoals de BAMCOG-test, ingezet kunnen worden om het risico op postoperatief delirium (POD) in kaart te brengen. Dit is een acute verwardheidstoestand die met name ouderen treft na een operatie. Door cognitieve screening vooraf te combineren met biomarkergegevens, ontstaat een vollediger beeld van de patiënt, waarmee complicaties mogelijk voorkomen kunnen worden.
De volgende stappen
Hoewel de resultaten veelbelovend zijn, benadrukt Adelaars dat verdere ontwikkeling noodzakelijk is. Meetapparatuur moet worden verfijnd, biomarkers verder gevalideerd en de integratie in zorgprocessen moet zorgvuldig gebeuren. De potentie is groot: minder belastende metingen, realtime inzicht en de mogelijkheid om vroegtijdig in te grijpen bij afwijkingen.
“De technologie ontwikkelt zich razendsnel,” besluit Adelaars. “Met de vergrijzing en toenemende druk op de zorg is het essentieel dat we naar oplossingen zoeken waarmee we mensen thuis kunnen monitoren. Zweet en speeksel bieden hierin een interessant, onbenut potentieel. Ze zijn laagdrempelig, patiëntvriendelijk en passen bij een toekomst waarin zorg steeds meer buiten het ziekenhuis plaatsvindt.”