Patiëntgegevens paramedische zorg moeten completer

6 januari 2021
Paramedische-Zorg-a
Digitalisering
Nieuws

Het onderzoek (pdf-link) 'Rapportage ICT-landschap paramedische zorg', werd uitgevoerd op verzoek van de partijen van de Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg (BAPZ) 2019-2022. De primaire doelstelling van het Nictiz onderzoek was het doen van een nulmeting met betrekking tot de gegevensuitwisseling van en naar paramedici in de eerstelijnszorg.

Paramedici beschikken momenteel nog niet altijd over alle relevante patiëntgegevens. Daarnaast moeten zij vaak extra handelingen verrichten om de betreffende informatie aan het EPD toe te voegen. Ook ontbreekt het individuele praktijken nog vaak aan inkoopmacht, financiering en expertise. Feit is, zo concludeert het onderzoek, dat wanneer gegevensuitwisseling gestandaardiseerd en digitaal gebeurt, dit de patiëntveiligheid en de kwaliteit van zorg ten goede komt. Het vermindert de registratielast van paramedici waardoor ze meer tijd hebben voor de patiënt.

Paramedische zorg is vaak complex. Goede, complete informatie is daarom uiterst belangrijk, evenals digitalisering en innovatie. Enkele maanden geleden startte het Máxima MC daarom ParaMáx, een Zorg Innovatie Centrum.

Onderzoek ICT-landschap paramedische zorg

Nictiz heeft voor het onderzoek negen leveranciers van paramedische informatiesystemen geïnterviewd. Daarnaast zijn ook dertien paramedici uit de beroepsgroepen fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtetiek, oefentherapie en huidtherapie geïnterviewd. De resultaten van deze interviews zijn vervolgens getoetst met de beroepsorganisaties binnen de paramedische zorg. Uiteindelijk leidde het onderzoek tot een aantal bevindingen. Dit zijn de vier belangrijkste:

  • Het verkrijgen en versturen van zorginformatie voor paramedici kost te veel tijd
    Dit komt omdat de gegevensuitwisseling binnen de paramedische zorg veelal ongestructureerd en op papier is. Ook ontbreken er vaak relevante gegevens, waardoor deze achterhaald moeten worden bij verwijzer en/of patiënt.
  • Functionele wensen en eisen voor gegevensuitwisseling zijn onbekend
    ICT-leveranciers zijn soms niet goed op de hoogte van de functionele wensen en eisen voor gegevensuitwisseling. Ook hebben zij niet het vertrouwen dat elektronische en gestructureerde uitwisseling in een behoefte voorziet en dus gebruikt zal worden.
  • Systemen communiceren niet met elkaar
    De zorginformatiesystemen die nu in gebruik zijn kunnen niet onderling gegevens uitwisselen. Zo zijn er in de praktijk geen directe elektronische uitwisselingen tussen huisartsen en paramedici en tussen paramedici onderling operationeel.
  • Individuele financiële slagkracht is laag
    Voor een individuele praktijk is de investering voor het realiseren van de digitale gegevensuitwisseling te hoog. Zij hebben niet de expertise, noch de inkoopmacht, noch het overzicht over de landelijke ontwikkelingen. Alle geïnterviewde partijen geven aan om dit centraal te regelen.

Gebrek aan regie en ontwikkelcapaciteit

Uit die bevindingen hebben de onderzoekers de volgende conclusies getrokken. Zo ontbreken in verwijzingen vaak relevante gegevens die nodig zijn voor goede zorg. Dat wordt veroorzaakt doordat gegevens niet gestructureerd uitgewisseld worden plus het feit dat artsen en medisch specialisten niet bekend zijn met de informatiebehoefte van paramedici.

Het ontbreken van gegevens wordt daarnaast ook veroorzaakt door het feit dat die gegevens nu nog vak handmatig overgenomen moeten worden. Dat kost niet alleen veel tijd, maar is ook foutgevoelig. De meeste uitwisseling van informatie gaat nu nog op papier of via telefoon. Om de informatievoorziening te verbeteren moet de uitwisseling van gegevens gedigitaliseerd worden.

Momenteel is echter nog geen centrale infrastructuur voor paramedische zorginformatiesystemen beschikbaar waarde berichten digitaal verstuurd en ontvangen kunnen worden. De belangrijkste reden hiervoor is een gebrek aan vertrouwen bij de ICT-leveranciers dat deze oplossing daadwerkelijk gebruikt gaat worden. Het risico van een desinvestering is te groot. Daarbij komt dat deze leveranciers kampen met een beperkte ontwikkelcapaciteit. Bovendien moeten afspraken gemaakt worden met leveranciers van huisarts- en ziekenhuisinformatiesystemen over de inbedding van de standaarden in hun systemen. Digitale gegevensuitwisseling werkt alleen als zowel de zendende als ontvangende systemen de berichten kunnen verwerken.

Tot slot concludeert het onderzoek dat de betrokken partijen weliswaar betrokken partijen (alle branches, VWS en ZN) samen bestuurlijke afspraken gemaakt hebben over digitalisering. Er moet echter een centrale regie georganiseerd worden zodat zij tot actie overgaan om de gegevensuitwisseling voor elkaar te krijgen.