Onderzoeker Mark Rijpkema heeft met zijn team een methode ontwikkeld om tumorweefsel tijdens een operatie beter zichtbaar te maken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een speciaal ontwikkelde chemische stof; zogenoemde tracers die zich ophopen in tumorweefsel. Door de tracers fluorescent en radioactief te maken wordt kwaadaardig weefsel makkelijker herkend.
Het team van Rijpkema ontwikkelde hiermee een wereldwijd nieuwe nucleair geneeskundige methode. Met behulp van een radioactieve tracer zijn chirurgen beter in staat tijdens een operatie alle kwaadaardige weefsel weg te snijden.
Rijkpema licht toe: "Chirurgen hebben nogal wat uitdagingen tijdens operaties. Soms zijn tumoren heel moeilijk te vinden, of zijn het er heel veel of zijn ze moeilijk te onderscheiden van ander weefsel. Zo ontstond het idee om te onderzoeken hoe chirurgen tumoren beter kunnen zien tijdens een operatie, zodat kwaadaardig weefsel niet achterblijft."
Ontwikkeling van de radioactieve tracer
Tijdens de ontwikkeling van de methode slaagde het team van onderzoekers er stap voor stap in de speciale chemische stoffen te maken; de zogenoemde tracers. Vervolgens moest ervoor gezorgd worden dat deze tracers zich zouden gaan ophopen in tumorweefsel. Omdat kankercellen specifieke stoffen aanmaken die niet in normale, gezonde cellen aanwezig zijn, kon een tracer ontwikkeld worden die zich uitsluitend aan die specifieke stoffen bindt.
Maar daar eindigt de ontwikkeling van de radioactieve tracer niet. Elke vorm van kanker bevat weer andere specifieke stoffen. Dat betekent dat daarvoor dan ook weer een andere tracer ontwikkeld moet worden. Wel is het zo dat bij de meest voorkomende vorm van nierkanker 95 procent van de patiënten een tumor heeft waar de tracer zich aan kan binden. Dat betekent dat een goede tracer in die gevallen relevant is voor een grote groep patiënten. Een vergelijkbaar percentage is ook van toepassing op mensen met dikkedarmkanker.
Fluorescerende vlaggetjes
Om de tracers die zich ophopen in het tumorweefsel zichtbaar te maken werden ze fluorescent gemaakt. Rijpkema vergelijkt die oplossing met glow-in-the-dark stickers. De tracers lichten op in het donker. De chirurg gebruikt een speciale camera om precies te zien waar het tumorweefsel zich bevind.
Echter, wanneer de tumor dieper zit, of bedekt wordt door vetweefsel, dan wordt het licht tegengehouden. Radioactiviteit bleek de juiste oplossing voor dat probleem. "We maken de tracer behalve fluorescent ook radioactief, want dit gaat gemakkelijk door weefsel heen. Dit gebeurt in een heel lage hoeveelheid, zodat het niet schadelijk is voor mensen. Met een geigerteller meten chirurgen in de OK dan waar de radioactiviteit zich bevindt. En nadat de tumor verwijderd is, meten ze of er nog radioactiviteit in het lichaam aanwezig is. Als daar nog sprake van is, zijn nog niet alle tumoren verwijderd", aldus Rijpkema.
Proof of concept studie
Na de ontwikkelfase startte het team met een proof of concept studie. Daaruit moest blijken of de nieuwe methode in de praktijk functioneerde en veilig is. Aan die studie deden vijftien nierkankerpatiënten mee. Zij kregen, voorafgaand aan de operatie, de tracer via een infuus toegediend. De operatie met de nieuwe aanpak duurde maximaal een kwartier langer dan normaal. Dat bleek geen belemmering te zijn en patiënten werkten graag mee.
De resultaten van het eerste onderzoek zijn veelbelovend. De methode bleek te werken. Hiermee was Rijpkema’s onderzoeksgroep wereldwijd de eerste die deze methode, waarin fluorescentie, radioactiviteit én de tracer die zich specifiek bindt aan kwaadaardige cellen gecombineerd werd, succesvol toegepast bij patiënten. De resultaten zijn ook gepresenteerd in het vaktijdschrift Theranostics.
Onderzoek bij andere vormen van kanker
Het team van Rijpkema wil het nu gaan onderzoeken waar, bij welke vormen van kanker, deze methode nog meer kan werken. Zoals eerder al gemeld is voor elke soort kanker een andere tracer nodig die zich specifiek aan de juiste kankercellen bindt. Het team werkt al aan de voorbereiding van een studie bij prostaatkanker. Daarnaast ziet Rijpkema ook kansen bij vormen van hoofd-halskanker en eierstokkanker.
"Ook hebben we een aanvraag gedaan bij het Maarten van der Weijdenfonds voor een studie naar slokdarmkanker, waarbij van tevoren moeilijk in te schatten is of een lymfeklier wel of niet een tumoruitzaaiing bevat. Daarom worden er vaak lymfeklieren verwijderd waarvan achteraf blijkt dat het helemaal niet nodig was geweest. Met deze methode kan dat wellicht worden voorkomen. We willen patiënten gepersonaliseerde behandelingen bieden, dat heeft de toekomst," vertelt Rijpkema.
Praktijkervaring met de radioactieve tracer
Chirurg oncoloog prof. dr. Hans de Wilt doet op dit moment operaties met de methode van Mark Rijpkema. "We hebben samen een KWF-subsidie ontvangen voor onderzoek naar patiënten met uitzaaiingen van dikkedarmkanker in de buikholte. We testen of het tumorweefsel zo beter te zien is dan met het blote oog. In het ideale geval halen we alleen de uitzaaiingen weg en geen weefsel dat kan blijven zitten, zoals littekenweefsel. Als we denken dat we klaar zijn, meten we de radioactiviteit, die dan als het goed is, is verdwenen. En we richten met een steriel ingepakte camera in de buik van de patiënt, om op een beeldscherm te zien of er nog fluorescentie zit."
"We gebruiken de methode nu tijdens de operatie, maar de radioactieve tracer kun je ook al meten vóór de operatie, bijvoorbeeld met een SPECT-scan. Als we voorafgaand preciezer weten hoeveel en waar het tumorweefsel zit, dan kunnen we voor de operatie al een betere inschatting maken", aldus prof. dr. Hans de Wilt.
Enkele maanden geleden sloot het Radboudumc een overeenkomst met Quirem Medical voor de toepassing van zogenoemde holmium-166 microsferen waarmee tumoren behandeld worden. De radioactieve holmium-microsferen zorgen ervoor dat tumoren lokaal worden bestraald. Bovendien kunnen laat het holmium precies zien waar de microsferen zich bevinden en of er genoeg microsferen rond de tumor aanwezig zijn.