Virtuele zorg levert minder kostenbesparingen op dan in het algemeen wordt verwacht. Dat is de ontnuchterende conclusie van het onderzoek ‘Budgetimpactanalyse van het virtueel verlenen van intramurale ziekenhuiszorg aan huis’. Op kleine schaal lijkt thuismonitoring zelfs geld te kosten en zelfs bij flinke opschaling zijn de besparingen verrassend gering. Het spraakmakende onderzoek werd uitgevoerd door Guido Peters, Carine Doggen en Wim van Harten van Rijnstate en Universiteit Twente.
Het onderzoeksrapport valt meteen maar met de deur in huis: ‘Het vervangen van intramurale zorg door virtuele zorg leidt niet direct tot kostenbesparingen. Virtuele zorg door middel van telemonitoring van patiënten die momenteel in het ziekenhuis worden opgenomen, besparen alleen onder randvoorwaarden geld. Voorwaarden zijn dat de virtuele zorg voldoende schaalgrootte heeft, de werkzaamheden van zorgprofessionals geminimaliseerd kunnen worden of de kosten van de technologie aanzienlijk kunnen worden verlaagd. Momenteel kan de financiële situatie van ziekenhuizen in veel Europese landen zelfs lijden onder de implementatie van virtuele zorg voor postoperatieve en vergelijkbare categorieën patiënten als een organisatie niet aan die randvoorwaarden voldoet en is er juist sprake van kostenverhoging en omzetverlaging.
Televerpleegkundigen
Het ging bij het onderzoek om het monitoren van vitale functies van een patiënt met drie dagelijkse contacten. Hiernaast moest er worden geïnvesteerd in IT-infrastructuur en extra televerpleegkundigen die 24/7 beschikbaar moeten zijn. Ondanks reducties van de verpleegkundige diensten in het ziekenhuis, blijken de extra kosten kosten van televerpleegkundigen niet op te wegen tegen de gerealiseerde besparingen. Pas zodra er een zekere schaalgrootte is bereikt komen er wel relatief beperkte besparingen in beeld.
Het blijkt kortom dat men zich ten onrechte te snel rijk rekent met nieuwe technologie. Voor het onderzoek werden gegevens van de Rijnstate-afdelingen bariatrische chirurgie en vaatchirurgie geanalyseerd. Op basis daarvan werden vier scenario’s uitgerekend: toepassing van telemonitoring op één afdeling, twee afdelingen, in het hele ziekenhuis en in heel Nederland.
Schaalgrootte nodig voor kostenbesparingen
Wim van Harten, CEO van Rijnstate en onderzoeker: “Alleen als er grote volumes aan virtuele zorg worden gerealiseerd en de actieve betrokkenheid van zorgprofessionals wordt geminimaliseerd kan er daadwerkelijk een beperkte kostenbesparing worden gerealiseerd, die echter in de praktijk lastig is te verwezenlijken.” Een verrassende uitkomst, zeker omdat in het onlangs verschenen Gupta/FME rapport gesuggereerd wordt dat bij een bepaalde schaalgrootte van technologie een incasseerbare efficiencywinst valt te verwachten. Uit het onderzoek van Van Harten blijkt dat dit allemaal nog niet zo eenvoudig is. “Ik vind dat er te makkelijk wordt verondersteld dat de besparingen die er door inzet van technologie zijn – per individuele medewerker of patiënt – direct optreden. Door adviesbureaus en technologieproducenten wordt incasseerbare tijdsbesparing nogal eens geclaimd zonder dat daar onafhankelijk onderzoek onder ligt.”
Van Harten en zijn onderzoeksteam zien absoluut ook de voordelen van digitale zorg voor patiënten en professionals. Minder reistijden, zorg thuis in plaats van het ziekenhuis, meer tijd voor patiënten die wel live contact nodig hebben en ontlasting van specialistische zorg. De samenwerking met huisartsen daarbij vind Van Harten expliciet zeer waardevol, maar ‘tegelijkertijd lastig te organiseren’. Hoe dan ook kan telehealth grote betekenis hebben in de medische wereld. Alleen is het daadwerkelijk incasseren van kostenbesparingen zeer complex, zeker omdat er bij virtuele zorg ook nog hoge indirecte kosten in het spel zijn.
Medische service centra
Wat betreft virtuele zorg gaat het de laatste tijd ook vaak, in politiek en bij consultants, over het optuigen van zogeheten medische service centra. Medische service centra zouden een belangrijke rol kunnen spelen bij het opschalen van digitale oplossingen. De vraag is of dergelijke centra goed kunnen bijdragen aan het toegankelijk en betaalbaar houden van medisch-specialistische zorg. “Het idee van medische service centra zit nog in een onderzoeksfase. Het is nog niet uitgekristalliseerd hoe doe exact moet worden vormgegeven: regionale samenwerking tussen ziekenhuizen, landelijke samenwerking binnen ketens of een eigen ziekenhuisregio met huisartsen en VVT. Zelfs een oplossing met een groot techbedrijf zou een oplossing kunnen zijn.”
“Een belangrijke vraag is welke expertise er nu precies in en virtueel zorgcentrum aanwezig moet zijn. Specialisten zullen daarvan laten afhangen of ze de verantwoordelijkheid voor een patiënt elders kunnen nemen. In een gunstig scenario kan zo’n virtueel centrum als het voldoet aan de door ons geschetste randvoorwaarden de door ons genoemde besparingen realiseren. Concreet moet er dan sprake zijn van schaalgrootte, voldoende afschaling in specialistische ziekenhuisafdelingen, niet teveel personele inzet in het virtueel centrum en betaalbare technologie.”