Met een veel gebruikte DNA-test is te voorspellen welke patiënten met uitgezaaide darmkanker geen baat hebben bij de op levensverlenging gerichte chemokuur FTD/TPI. Deze bevindingen van onderzoekers van het Nederlands Kanker Instituut kunnen op korte termijn al leiden tot een zorgvuldige selectie van patiënten met tumoren die ongevoelig zijn voor deze chemokuur. Zij hoeven dan geen onnodige behandeling met vervelende bijwerkingen te ondergaan.
De resultaten van deze studie zijn gepubliceerd in Nature Medicine. Het zou voor het eerst zijn dat een genetische test in de dagelijkse patiëntenzorg wordt ingezet om de uitkomst van een specifieke chemotherapie te voorspellen.
De onderzoekers Joris van de Haar en Emile Voest, van het Antoni van Leeuwenhoek, en Nicola Valeri en collega’s van het Imperial College in Londen en The Institute of Cancer Research, analyseerden bij hun onderzoek een grote DNA database van patiënten met darmkanker. Zij kwamen tot de ontdekking dat patiënten waarbij één specifieke letter veranderd was in de drie miljard letters lange tumor-DNA (de “KRAS G12 mutatie”) niet profiteren van een op levensverlenging gerichte chemotherapie die wordt gegeven aan terminaal zieke mensen met darmkanker. Dat was voor hun reden om te besluiten opnieuw te kijken naar een studie waarmee in 2015 werd aangetoond dat chemotherapie met FTD/TPI werkzaam was tegen darmkanker.
Chemotherapie bij darmkanker
Ten behoeve van dit onderzoek kregen 800 patiënten met darmkanker deze chemotherapie of een placebo. Daar kwam uit naar voren dat ruim 250 patiënten met een G12-mutatie gemiddeld even lang leefden met een placebo-behandeling als met de chemotherapie, terwijl ze wel bijwerkingen van de chemotherapie te verduren kregen. De G12-mutatie komt veel voor bij mensen met darmkanker. Ongeveer een kwart van alle patiënten heeft deze mutatie in het DNA van de tumor. FTD/TPI wordt als laatste-lijns behandeling gegeven bij patiënten met uitgezaaide darmkanker.
Door dit onderzoek blijkt nu dat met een relatief simpele DNA-test op voorhand gezegd kan worden dat deze groep van patiënten niet zal profiteren van deze chemotherapie. “We kunnen dus veel onnodig leed van bijwerkingen in de laatste levensfase van deze mensen voorkomen”, aldus Van de Haar. De test is specifiek voor een behandeling met FTD/TPI bij darmkanker en dus niet voor andere vormen van chemotherapie.
Van de Haar en Voest zijn duidelijk: “De resultaten van onze studie zijn zo sterk dat er, in onze ogen, aanpassing van de richtlijn gewenst is om te zorgen dat mensen met G12-mutaties deze chemotherapie niet meer krijgen. Je bespaart dan patiënten onnodig leed.” Invoering van deze diagnostiek zou eenvoudig zijn, omdat van alle darmkankerpatiënten al wordt bepaald welke mutaties ze hebben in het KRAS-gen in verband met andere behandelingen.
Andere vormen van kanker
Het mag duidelijk zijn dat de wetenschappers hopen dat dit onderzoek een stimulans is om ook bij andere vormen van kanker op zoek te gaan naar dergelijke testen die de uitkomst van een chemotherapie beter voorspellen. Volgens de onderzoekers is het dan ook van groot belang dat er op grote schaal DNA-diagnostiek wordt gedaan van patiënten die chemotherapieën en andere behandelingen ondergaan. Voorts zullen deze gegevens dan beschikbaar gesteld moeten worden voor dit onderzoek.
Voest: “Ons onderzoek laat zien dat het bijeenbrengen van DNA gegevens en uitkomsten van behandelingen niet alleen bijdraagt aan betere zorg, maar ook kan helpen om de zorg betaalbaar te houden. Dat is enorm belangrijk, want chemotherapie is nog steeds veruit de meest gebruikte behandeling bij kanker” aldus Voest.
Het inzetten van de twee innovatieve technieken heeft er de afgelopen jaren toe geleid dat grote darmkankeroperaties voorkomen konden worden.