Nederlandse zorgconsumenten zijn terughoudend als het gaat om het delen van persoonlijke gezondheidsgegevens. Ze staan, vergeleken met andere landen, ook relatief terughoudend tegenover zorginnovaties. Dat blijkt uit de Global Survey of Health Care Consumers 2019 van Deloitte dat in zeven landen uitgevoerd werd en waaraan meer dan 2000 Nederlanders deelnamen.
Het onderzoek is uitgevoerd in Nederland, Australië, Canada, Denemarken, Duitsland, Singapore, en het Verenigd Koninkrijk en de resultaten werden gecombineerd met een vergelijkbaar Amerikaans onderzoek naar het delen van medische data en gebruik van technologische innovaties door de zorgconsument.
Uit het onderzoek blijkt dat 39 procent van de Nederlandse zorgconsumenten bereid is persoonlijk gezondheidsgegevens die bijgehouden worden door apps of wearables zoals smartwachtes te delen met hun arts als dat tot betere zorg kan leiden. Iets meer dan eenderde (35%) is ook bereid dergelijke informatie met familie of eerste hulp bij ongevallen te delen met familie. Ter vergelijking, in de VS liggen deze percentages op respectievelijk 60 en 53 procent.
Delen met derde partijen
De bereidheid om deze persoonlijk gegevens te delen met derde partijen ligt in Nederland een stuk lager. Slechts 17 procent geeft aan geanonimiseerde gezondheidsgegevens te willen delen met ontwikkelaars van devices (smarthealth wearables, hulpmiddelen etc). Ook is maar 19 procent bereid om geanonimiseerde gegevens af te staan voor gezondheidsonderzoek. Die percentages liggen, met uitzondering van Duitsland, in alle landen hoger en in de VS zelfs op respectievelijk 40 en 39 procent.
Als het gaat om het delen van geanonimiseerde data uit hun eigen medisch dossier, dan wil 37% van de Nederlanders dit zeker delen voor een persoonlijke analyse op geschikte behandelingen. 35% is bereid dit te delen voor ontwikkeling van nieuwe medicijnen voor patiënten met dezelfde aandoening. Van de Nederlandse respondenten die geen data uit hun medisch dossier willen delen, geeft 48 procent als reden dat ze niet weten waar die data precies voor worden gebruikt, 45 procent is bang dat de informatie niet privé blijft, en 31 procent maakt zich zorgen dat gegevens worden gebruikt voor financieel gewin van derde partijen.
“Nederlanders zijn over het algemeen minder open over hun leven dan Amerikanen. Maar ik verwacht dat het enthousiasme toeneemt naarmate er meer nuttige toepassingen worden ontwikkeld en het delen van gezondheidsdata iets concreets oplevert," zegt Lucien Engelen, Global Strategist Digital Health van Deloitte. Onderzoekers noemen de bereidheid om gezondheidsgegevens te delen een voorwaarde voor het ontwikkelen van dataplatforms die weer kunnen leiden tot nieuwe innovaties.
Gezondheid monitoren
In het onderzoek is ook gekeken naar de bereidheid en het gebruik van digitale tools om gezondheid te monitoren. Van de Nederlandse respondenten heeft 37 procent het afgelopen jaar digitale tools ingezet om fitheid en gezondheid te monitoren, zoals het aantal stappen, gewicht en slaap. Dat percentage ligt in de andere landen gemiddeld rond de 40 procent, met Singapore (53%) als uitschieter naar boven.
Overigens geeft 36 procent van de Nederlanders die een gezondheidstracking apparaat heeft deze niet of nauwelijks te gebruiken. Meestal omdat, zo geven de respondenten aan, de gestelde doelen behaald zijn.
Van de Nederlanders die met digitale tools fitness en gezondheid monitoren zegt 41 procent die data te hebben gedeeld met een arts. Van de mensen die dat niet deden, zegt een meerderheid dat ze dachten dat hun arts daar geen interesse in zou hebben. Hierin ligt mogelijk een kans voor zorgaanbieders. Diverse onderzoeken hebben al aangetoond dat het gebruik van wearables en apps een toegevoegde waarde hebben in de gezondheidszorg.
Zorgconsument: 'Eerst zien, dan geloven'
Als het gaat om het inzetten van technologische zorginnovaties dan zijn Nederlanders volgens het onderzoek het meest enthousiast over het gebruik van robots bij chirurgische ingrepen. Andere technologische zorginnovaties worden terughoudender bejegend. Zo staat slechts 24 procent positief tegenover het thuis afnemen van genetische testen. Bij bloedtesten ligt dat percentage iets hoger, 31 procent. Ook ten aanzien van het gebruik van een virtuele assistent (Siri, Google Assistant) als hulpmiddel voor het detecteren van ziektes (25%) of om te helpen herinneren om medicijnen in te nemen (31%), is de Nederlandse zorgconsument relatief terughoudend.
Volgens de onderzoekers betekent de Nederlandse terughoudendheid niet per definitie dat er een weerzin is tegen technologische innovaties in de zorg. “De houding is meer: eerst zien, dan geloven”, aldus Engelen van Deloitte.
eHealth initiatieven
De terughoudenheid van Nederlandse zorgconsumenten betekent niet dat er daardoor in Nederland ook minder e-health initiatieven zijn. In ons land gebeurt heel veel op dat vlak. Deloitte noemt een aantal voorbeelden. NAAST, een zorginstelling die e-health op brede schaal heeft geïmplementeerd, het e-health expertisecentrum Nictiz (vooral gericht op standaardisatie) en de oprichting van het nationaal e-Health laboratorium NeLL (vooral gericht op wetenschappelijke validatie van digitale zorg).
"Technologie biedt grote kansen om de gezondheidszorg efficiënter en beter te maken. We kunnen in de toekomst gebruik maken van apps, sensoren, wearables, robots en videocommunicatie om onze gezondheid beter te tracken. Consumenten krijgen toegang tot hun eigen gezondheidsdata en kunnen op basis daarvan beslissingen maken om hun gezondheid te verbeteren of in stand te houden. Uit ons onderzoek blijkt dat Nederlandse consumenten nu nog wat voorzichtig zijn. Het is belangrijk dat zorgaanbieders het nut voor, en de beleving van de consumenten voor ogen blijven houden en de consument hierin mee nemen", zegt Engelen.