In haar eerste levensjaar zijn binnen het National eHealth Living Lab (NeLL) al ruim 100 projecten gestart, waarbij e-health op basis van wetenschappelijk onderzoek wordt ontwikkeld, geëvalueerd en geïmplementeerd. Enkele projecten zijn inmiddels afgerond. “Het aantal NeLL-projecten is sneller gegroeid dan we hadden verwacht”, zegt medeoprichter Niels Chavannes. Hij noemt betrouwbaarheid de sleutel voor dit succes, dat ook in het buitenland niet onopgemerkt blijft. “Daar moeten we gebruik van maken”, vindt de hoogleraar. “De combinatie van krachtenbundeling en onafhankelijke validatie vormt een goed uitgangspunt om onze best bewezen e-health toepassingen internationaal te laten landen.”
Het afgelopen jaar is duidelijk naar voren gekomen dat er zeker goede e-health applicaties op de markt zijn, maar dat een groot aantal helemaal niet doet wat er wordt beloofd, ziet Chavannes. “We voorzien dus in een behoefte: duidelijkheid scheppen voor burgers en overheid over welke toepassing de moeite waard is en welke niet.”
Zijn ambitie voor het vervolg van NeLL is meer samenwerking en internationale opschaling. “In Nederland hebben we last van de remmende voorsprong. We zijn vroeg begonnen met het digitaliseren van gezondheidsdata, maar dit is discipline-afhankelijk gebeurd: elke beroepsgroep heeft zijn eigen systeem. Dat maakt het lastig een nieuwe toepassing snel breed uit te rollen. We zijn in Nederland vooral erg goed in het bedenken van effectieve digitale oplossingen. Die kunnen we onder de paraplu van NeLL gemakkelijker internationaal opschalen.”
Niet alleen je eigen achtertuintje aanharken
Nederland als proeftuin
Chavannes vindt dat we ons land moeten gebruiken als proeftuin en bewezen e-health tools vervolgens groot in het buitenland moeten wegzetten. Als visiting professor in Shanghai ziet hij daarvoor goede mogelijkheden. Niet alleen in China, maar ook in andere Aziatische landen, Afrika en Zuid-Amerika. NeLL is daarom al sinds de start in maart 2018 internationaal actief en heeft buiten Nederland projecten lopen in samenwerking met onder meer China, Singapore, Vietnam, Oeganda en Kirgizië.
“In China is er buiten de grote steden nauwelijks eerstelijnszorg beschikbaar. Er is grote behoefte aan e-health die bijdraagt aan zorg op afstand en is gebaseerd op betrouwbare informatie”, noemt Chavannes als voorbeeld. “De Chinese overheid zet daar vol op in, met name voor mensen met chronische ziekten.”
Om die reden zijn twee Chinese promovendi verbonden aan NeLL. Zij maken twee applicaties geschikt voor gebruik in China: het Medical Dashboard voor het monitoren van de nierfunctie van patiënten met een nieuwe nier en mijnLuchtpunt, een nieuwe app waarin de Ziektelastmeter en Redux zijn gecombineerd en die is gericht op meer zelfmanagement voor mensen met COPD.
De Chinese promovendi leren bij NeLL de kneepjes van het vak en keren dan terug naar China om in de praktijk met de e-health applicaties te gaan werken.
GGD AppStore
Chavannes geeft aan dat de meeste e-health toepassingen die NeLL tegenkomt, het face-to-face contact met de zorgprofessional verminderen. “Het is daarom essentieel dat we eerst aantonen dat een toepassing de situatie niet onveiliger maakt. In tweede instantie willen we ook dat de zorg erdoor verbetert, zodat een hogere doelmatigheid kan worden bereikt: betere zorg voor minder geld.”
Een omvangrijk project waar NeLL aan meewerkt, is de GGD AppStore. Chavannes: “Er is een wetenschappelijke methode ontwikkeld waarmee we apps onderzoeken. We zijn begonnen met de meestgebruikte apps gericht op publieke gezondheidszorg, zoals apps die een gezonde leefstijl bevorderen. Dat doen we door een set van criteria naast de applicatie te leggen. Die gaan over gebruiksvriendelijkheid, het stimuleren van zelfredzaamheid en de betrouwbaarheid van de informatie of het advies. Ook kijken we of er bewijs is dat de toepassing doet wat deze belooft, of de app aansluit op de geldende richtlijnen voor onder andere privacy en of er geen onbetrouwbare financiële partij achter zit. Als de app aan de criteria voldoet, wordt hij opgenomen in de GGD AppStore.”
Toetsbaar opstellen
Aan de GGD AppStore voegt NeLL ook medische e-health applicaties toe. Uit het enorme en snelgroeiende aanbod worden alleen oplossingen geselecteerd waarvan de ontwikkelaars zich conformeren aan de evidence based werkwijze van NeLL. “Je moet je toetsbaar opstellen”, stelt Chavannes. “Data moeten door anderen geverifieerd kunnen worden. Ook moet je accepteren dat de resultaten daarvan worden gepubliceerd. We houden niets onder de pet.”
Zijn ervaring is dat deze strategie, waarbij verbeterpunten naar voren worden gebracht, ook commerciële bedrijven naar een beter product brengt. “Als je een slechte oplossing in een mooie verpakking op de markt zet, word je op de lange termijn als onbetrouwbaar ervaren en haken mensen af.”
E-learning voor studenten
Binnen het GGD AppStore-project gaan binnenkort ook studenten meewerken. “In samenwerking met hen gaan we op grote schaal e-health apps beoordelen”, vertelt Chavannes. “De afgelopen maanden zijn de hogescholen van Leiden, Den Haag en Heerlen bij ons aangehaakt. We leggen nu de inhoud van het GGD-beoordelingssysteem vast in een e-learning, waarmee studenten leren om e-health apps te beoordelen. Ze krijgen studiepunten voor het volgen van deze e-learning en het onderzoeken van een app.”
Als vijf studenten een app hebben getoetst, wordt het totaal van hun bevindingen ter controle en laatste check naar een GGD-onderzoeker gestuurd. Chavannes: “Het is dus een getrapt systeem, waarbij studenten worden ingezet voor het onderzoek en de GGD de controle houdt over de kwaliteit. Op die manier denken we grote hoeveelheden betrouwbare applicaties, ook in het