‘Innovatie begint bij out of the box durven denken!’

16 februari 2023
‘Innovatie begint bij out of the box durven denken!’
Digitalisering
Premium

Welke rol speelt de totstandkoming van het nieuwe hoofdgebouw in de verwezenlijking van toekomstbestendige zorg?
“We hebben als Radboudumc al een aantal jaren een strategie neergezet: ‘impact on healthcare én health’ (dus óók die focus op gezondheid!) en een aantal strategische thema’s, waarvan duurzaamheid in de brede zin van het woord een belangrijke is. Als het gaat over duurzaamheid, dan spreek ik over gas, water en licht, over de vitaliteit van mensen, over je middelen, maar óók over de inhoud van de zorgvraag. Want de meest duurzame vorm van zorg is natuurlijk het voorkómen van zorg, anders gezegd: niet in zorg komen. We waren toe aan een nieuw gebouw en hebben er destijds heel bewust voor gekozen om een optimaal duurzaam gebouw neer te zetten: het meest duurzame ziekenhuisgebouw van West-Europa. En dat is gelukt. Al hoop ik dat die titel maar kort standhoudt, want dat betekent dat de zorg grote stappen heeft gemaakt.”  

Hoe is dat begrip ‘duurzaamheid’ specifiek zichtbaar?
“Dat ‘duurzaam’ zit in het feit dat we 100.000 vierkante meter ruimte hebben ingeleverd, maar daarnaast is de hele bouw duurzaam, evenals alle materialen. Er is nagedacht vanuit zowel een patiëntreis als vanuit een professionele reis over wat duurzaamheid betekent. Vanuit de patiënt hebben we gekeken naar hoe deze zoveel mogelijk comfort zou kunnen ervaren, maar ook zo autonoom mogelijk kan blijven, dus de meeste regie kan blijven houden. Dat uit zich onder andere in hele kleine en ogenschijnlijk onbelangrijke dingen als zelf de gordijnen kunnen openen en sluiten en via een elektronisch deurbordje aan kunnen geven dat er behoefte is aan rust, of juist aan sociaal contact.”

“Het inleveren van vierkante meters lijkt een aderlating, maar het tegenovergestelde is waar. Dat heeft alles te maken met onze veranderde kijk op goede zorg. We werken meer ambulant en patiënten liggen veel korter in het ziekenhuis, omdat we heel zorgvuldig kijken naar welke opname noodzakelijk is en welke patiënt thuis of ambulant geholpen kan worden. Er is dus letterlijk minder ruimte nodig. Daarnaast is dit compactere gebouw ook in het belang van de professional. Het oude gebouw was heel uitgestrekt, wel twee km lang, en verdeeld over allerlei zijtakken. Het duurde dus lang om van A naar B te komen. En hoewel lopen gezond is natuurlijk, was de tijd die hiermee gemoeid was behoorlijk inefficiënt voor de professionals. En zo zijn er meer technologische en andere vernieuwingen die bijdragen aan het werkcomfort van professionals.”

Een leider moet z’n kop boven het maaiveld uit steken

“Voor de patiënt is de duurzaamheid ook uitgewerkt in de keuze voor eenpersoonskamers. Hiermee voorkom je verspreiding van infecties. Daarnaast reduceer je kwetsbaarheid ook met een gezonde leefomgeving. Dat vertaalt zich onder andere in het design van de kamer en de mate van privacy. De kamers hebben warme, natuurlijke kleuren en er zijn veel natuurlijke elementen zoals bloemen, planten en water zichtbaar. Alle kamers kijken uit op de buitenomgeving en de ramen kunnen open. Dat is weliswaar een uitdaging voor de temperatuurbeheersing in het gebouw, maar het uitgangspunt is patiëntvriendelijkheid en het creëren van een ‘healing environment’. De patiënt kan zelf bepalen hoe hij zijn bed wil plaatsen en ook de gangen zijn zo ingericht dat de patiënt daar aangenaam kan verblijven.”

“Ons ‘beter uit bed’ beleid, dat we in het hele ziekenhuis toepassen, is gericht op het stimuleren van beweging en het zo snel je kunt weer uit bed komen, want zoals onze chirurgen zeggen: het bed is je ergste vijand. Hoe sneller je weer in beweging komt, hoe kleiner de kans op complicaties. De hele inrichting van de patiëntenomgeving is gebaseerd op die visie. Zo zijn er ook prachtige daktuinen waar de patiënten zelf naartoe kunnen om even te wandelen in de buitenlucht.”

“Elke patiënt beschikt over een iPad waarmee hij onder andere zelf de gordijnen kan openen en sluiten, aan kan geven dat hij een glas water of een deken nodig heeft en de audiovisuele middelen kan bedienen. Dat ontlast de zorgprofessional enorm, omdat deze vragen kunnen worden opgevangen door bijvoorbeeld de voedingsassistent. Via de iPad wordt die schifting dus al gemaakt. Doordat we het gebouw en de zorg zo hebben ingericht, zorgen we er optimaal voor dat de zorgprofessional zich kan bezighouden met zijn specifieke zorginhoudelijke taken en zijn tijd zo efficiënt mogelijk kan besteden. Dat is uitermate belangrijk gezien de huidige schaarste aan zorgprofessionals. Een schaarste die in de toekomst naar verwachting nog zal toenemen.”

Hoe gaat de zorgvraag veranderen in de toekomst en wat is daarbij de rol van technologie?
“De zorgvraag verandert mede doordat de zorg anders georganiseerd wordt. Niet alle patiënten worden meer in het ziekenhuis geholpen, maar veel ook ambulant in poliklinieken of thuis. Daarbij is het primair belangrijk om kritisch te kijken naar de kern van elke zorgvraag: is dit een vraag die in de zorg thuishoort of is dit een sociale vraag? En moet of kan deze vraag in de zorg opgelost worden of hoort hij ergens anders? Maar ook: moet het fysiek in het ziekenhuis worden opgelost, of kan het via telefoon of videoverbinding?”

Keuzes maken is onvermijdelijk en teleurstellen dus ook

“Wat ik nu wel eens zie en wel zorgelijk vind, is dat er allerlei technologische toepassingen worden ontwikkeld en het probleem erbij gezocht wordt. Ik ben groot voorstander van de ontwikkeling en inzet van technologie en zie de voordelen ervan voor zowel de professional als de patiënt. Maar ik zie ook het gevaar van een overkill aan toepassingen als bijvoorbeeld gezondheidsapps, waarbij ik me soms afvraag of mensen daar echt mee geholpen zijn. Ik ben meer voorstander van de omgekeerde gang van zaken: dat je eerst helder krijgt wat de precieze zorgvraag is en naar aanleiding daarvan pas de technologie ontwikkelt. Meer vraaggericht dus. Dat versterkt de opdracht om van patiënten meer gezonde burgers te maken en professionals te ondersteunen om betere diagnostiek en zorg te realiseren.”

Hoe zorgen jullie daar als Radboudumc voor?
“Wij zijn een kennisinstituut waar zorg en onderzoek en onderwijs met elkaar verbonden zijn. Onze afdeling IQ healthcare heeft bijvoorbeeld recent onderzocht welke verschillende e-health behandelmethoden voor onder meer ziekenhuisverplaatste zorg zijn ontwikkeld, wat het heeft opgeleverd en in hoeverre implementatie en opschaling heeft plaatsgevonden. Daaruit hebben we geleerd wat de positieve ontwikkelingen en toepassingen zijn, maar ook welke toepassingen niet werken of minder opleverden dan gehoopt. We zien dat er nog heel veel op de plank is blijven liggen wat met veel geld is ontwikkeld. Of dat er toepassingen zijn die onvoldoende opschaling kennen om ook doelmatig te zijn. Dat is voor de zorg een les, om kritisch te kijken naar wat zaken feitelijk gezien opleveren. In het Radboudumc hanteren we de Quadrupple aim. Daarbij kijken we vanuit vier perspectieven of en welke waarde wordt toegevoegd:  voor de patiënt/student/ onderzoeker, voor de professional, voor de organisatie en als vierde en laatste perspectief: welke waarde voor de maatschappij wordt toegevoegd. Hiermee scherpen we ons eigen beleid aan en leren we. Het maakt duidelijker  wat te doen, maar ook heel belangrijk: wat we NIET meer moeten doen.”

“Onderzoek hier heeft laten zien dat bijvoorbeeld kijken in de maag (gastroscopie) zelden nuttig is, en goede voorlichting veel effectiever: niet zonder meer doen dus. Wat ik hiermee wil onderstrepen is dat we de neiging hebben te focussen op ICT en technieken als het gaat over zorgontwikkeling, maar dat het beter is om de daadwerkelijke vraag en meerwaarde als uitgangspunt te nemen. Dat neemt niet weg dat dankzij ICT en technologietoepassingen de patiëntenzorg sterk verbeterd is. Zo is zorg op afstand mogelijk geworden, zodat patiënten niet elke keer fysiek naar het ziekenhuis hoeven te komen. Maar ook de professional heeft veel baat bij veel technische ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van diagnostiek en het toepassen van nieuwe behandelingen en ingrepen. En neem het onderwijs aan jonge artsen. Vroeger vormde de patiënt het eerste ‘oefenmateriaal’ voor de arts, nu kan deze eerst oefenen op virtuele patiënten - bijvoorbeeld met VR-brillen en andere digitale en technische mogelijkheden (‘simulatie’). Zo verbeter je echt de zorgkwaliteit. Technologie is dus ongelooflijk belangrijk voor alle onderdelen waar wij ons op richten: zorg, onderzoek, onderwijs.”

Welke slimme technologie die ten goede komt aan de patiënt, springt er voor u het meest uit?
“Het gaat om meerdere technologieën. Actueel en belangrijk is het veilig en goed bruikbaar delen van data. Daar worden belangrijke stappen in gezet die waarde toevoegen aan het versterken van de eigen regie van de burger, de gezondheidsvaardigheden versterken en de kwaliteit en veiligheid vergroten. Anderzijds de ontwikkeling in de toegepaste technologie waarin we samenwerken met onder andere de technische universiteit van Twente. Denk aan de VR-bril en de 3-D ontwikkeling. Maar ook zorg op afstand, door eenvoudiger procestechnologie interventies als het videobellen. We hebben onlangs intern onderzocht hoe de professionals dit toepassen en de uitkomst was zeer positief! Uitgangspunt was dat minimaal 25 procent van de polikliniekbezoeken op afstand zouden worden uitgevoerd, dus via telefoon of videobellen. Inmiddels zitten we al op gemiddeld 35 procent! Minstens zo belangrijk is dat ook de patiënten de zorg op afstand als heel positief waarderen. Voor veel mensen is het toch behoorlijk bezwaarlijk en stressvol (druk op de weg, parkeren etc!) om hierheen te moeten komen. Videobellen thuis met een familielid ernaast wordt echt als een verlichting ervaren.”

We hebben een mooi project binnen het Radboudumc: CMylife, ontwikkeld vanuit de afdeling Hematologie (door onze hoogleraar Nicole Blijlevens), die patiënten, professionals en het hele zorgsysteem ontlast en goedkoper maakt. Voorheen moesten patiënten hierheen komen, bloed prikken, wachten op de uitslag, etc.: een omslachtige en arbeidsintensieve werkwijze. Dankzij het nieuw ontwikkelde zorgproces hiervoor kan het bloed ‘op afstand’ geprikt worden (bij de patiënt in de buurt), wordt vervolgens de uitslag doorgestuurd in het eigen persoonlijke gezondheidsdossier en wordt hier bepaald wat het vervolg moet zijn. Dit wordt dan op afstand met de patiënt besproken. Die houdt bovendien allerlei gegevens over zijn toestand zelf bij via verschillende apps, zodat je als patiënt ook weet wanneer er contact nodig is met de professional. Dat geeft de patiënt veel meer regie, je kunt zelf zonder verspilling medicatie bestellen en het voorkomt dat je onnodig naar het ziekenhuis toe moet. Dat zijn duurzame ontwikkelingen vanuit meerdere perspectieven. En een goed model om op te schalen, ook voor andere aandoeningen.”

De meest duurzame vorm van zorg  is het voorkómen  van zorg

“Een andere toepassing in huis waar ik enthousiast over ben, is continue monitoring op verpleegafdelingen. Dat betekent dat alle klinische patiënten een soort ‘superhorloge’ om hun pols krijgen die continu allerlei waarden van vitale processen registreert, zoals onder andere bloeddruk, hartslag en ademhaling. Dat voorkomt dat de verpleegkundige drie keer per dag langs moet gaan bij de patiënt om deze metingen handmatig te doen. Het geeft ook een completer en betrouwbaarder beeld omdat de monitoring ononderbroken plaatsvindt en er dus niet meer gevaren hoeft te worden op de incidentele metingen die de verpleegkundige drie keer per dag doet. Je kunt daardoor beter anticiperen op dingen die mis dreigen te gaan. Uit ons onderzoek blijkt dat er hierdoor significant minder patiënten op de IC belanden omdat er sneller ingegrepen kan worden! Dat is winst voor de patiënt, die minder wordt gestoord, zo meer vrijheid en privacy heeft en winst voor de verpleegkundige, die veel adequater kan handelen doordat hij continue informatie krijgt over de toestand van de patiënt. Het draagt bij aan veiligere zorg en uiteraard bespaart dit zorgkosten. Dit vraagt wel om een voorinvestering en doet een beroep op onze zorgprofessionals, vooral de verpleegkundigen, om op een heel andere manier te werken. Dat was even wennen maar er is nu veel enthousiasme voor.”

Hoe heeft u, bij de innovaties, de juiste mindset weten te creëren bij de professionals?
“Door alle betrokkenen zo optimaal mogelijk te informeren en te betrekken bij de technologische ontwikkelingen. We hebben een team geformeerd van artsen, verpleegkundigen, technici, ICT’ers en patiënten, die samen hebben gekeken naar wat we nodig hebben en hoe we dat zouden moeten realiseren in onze nieuwbouw. Als UMC hebben we ruimte voor kennisontwikkeling. Ik bedoel daarmee dat we mensen vrij konden maken voor deze specifieke taken en er de noodzakelijke geldstroom voor hadden. We wilden absoluut dat de innovaties ten goede kwamen aan de mensen die het nodig hadden en daarom was de samenwerking van een breed georiënteerd team cruciaal. Zij hebben alles in alle zorgvuldigheid uitgewerkt, ook door over de grens te kijken naar mogelijkheden. Die gedrevenheid en het enthousiasme vond ik echt bewonderenswaardig en ook de wil om zich open te stellen voor inzichten van anderen en de bereidheid om eigen aannames en gewoontes los te laten in het belang van collectieve verbetering.”

Welke eigenschappen moet een goed leider volgens u bezitten?
“Ik denk dat een leider goed moet kunnen luisteren, nieuwsgierig moet zijn en verschillende perspectieven moet durven verbinden. Ruimte geven aan mensen die de noodzakelijke beweging en ontwikkeling in gang kunnen en durven zetten. Maar een leider moet ook keuzes durven maken en z’n kop boven het maaiveld uit durven steken. Daarnaast is het helpend als je als leider ook buiten het eigen terrein durft te kijken, dus in mijn geval buiten de zorg en ook brede maatschappelijke verantwoordelijkheid durft te nemen, zeker bij UMC’s. Je moet kunnen reflecteren, maar zeker ook plezier hebben in het podium geven aan talenten en het aansturen van mensen, en je moet trots kunnen zijn op je eigen vak en op gezamenlijke successen en dit ook kunnen overbrengen.”

Wat is voor u op dit moment de grootste uitdaging als bestuurder?
“Mijn grootste uitdaging als bestuurder van het Radboudumc is de juiste keuzes maken. Dit is een organisatie met 12.000 medewerkers, met naast gezamenlijke, ook allerlei verschillende meningen, doelen, belangen en perspectieven. Het is een uitdaging om een organisatie met professionals vol veranderkracht en ambities gelijkgericht te krijgen en keuzes te maken waar het grotere collectief mee gediend is. Als je keuzes moet maken, ontkom je er niet aan dat je mensen soms ook teleurstelt. We kunnen nou eenmaal niet altijd overal alle ambities honoreren. We hebben bijvoorbeeld samen met de Radboud Universiteit veel geïnvesteerd in AI en kiezen voor investering in een programma als Fit for surgery, waarbij het doel is: fit de operatie in en ook fit er weer uit. Dat vinden wij heel belangrijk. Dit betreft namelijk een heel groot deel van onze patiënten. We hebben er fors in geïnvesteerd omdat we het belangrijk vinden dat dat ontwikkeld wordt in Nederland. Het draagt bij aan de broodnodige paradigmashift om aandacht te hebben voor gezondheid, zoals we dat ook met elkaar hebben afgesproken in het Integraal Zorgakkoord. Ik zou dolgraag nog veel meer willen investeren in onze strategische thema’s die aansluiten bij de thema’s van het Integraal Zorgakkoord zoals preventie, leefstijl, en zingevende zinnige zorg, duurzaamheid, maar ook digitalisering en AI. Maar het kan niet altijd, allemaal en groots. Dus keuzes maken is onvermijdelijk en teleurstellen dus ook.”

Hoe staat u tegenover meer samenwerking tussen UMC’s en samen- werking tussen gezondheidszorgorganisaties in het algemeen?
“Samen met de UMC’s, algemene ziekenhuizen, eerstelijns zorgaanbieders en de overheid proberen we landelijk platforms te maken waar we het verzamelen van data met elkaar kunnen verbinden. We willen leren van data van zowel patiënten als van gezonde mensen, zodat we hopelijk ook heel veel zorg kunnen gaan voorkomen in de toekomst. Er bestaan veel initiatieven op dit vlak en dat is ook goed. Daarbij is het wel belangrijk dat we in gezamenlijkheid leren van al deze initiatieven en de kennis met elkaar verbinden in het belang van het grote geheel. De NFU is bezig met een voorstel voor het realiseren van een dergelijk platform, met het nadrukkelijke doel om alle genoemde partijen hierin samen te brengen. Die focus op verbinden was voor mij een belangrijke reden om het voorzitterschap van de NFU op me te nemen sinds juni jl. Ik zie het zeker ook als mijn rol om alle partijen met elkaar te verbinden en samen antwoorden te vinden op grote maatschappelijke vraagstukken. De NFU zet dan ook vanuit al haar taken (zorg, onderwijs & onderzoek) sterk in op de thema’s digitalisering, duurzaamheid en preventie. Om deze reden staan we als NFU ook pal achter het Integraal Zorgakkoord.”

Wat is uw grootste ambitie als bestuurder voor het Radboudumc en de NFU?
“Die valt samen met de grootste uitdaging van de zorg in het algemeen, en dat wat we in het Integraal Zorgakkoord hebben verwoord. Om nadrukkelijker neer te zetten dat het gaat om ‘health in all policies’, niet alleen op zorgdossiers. Om met de patiënten / burgers, zorgaanbieders, de zorgfinanciers en de overheid samen op te gaan trekken voor het algemeen belang. Dat we uit onze comfortzone durven te stappen en het eigen belang even opzij willen schuiven. Met vallen en opstaan en geven en nemen. Geduld en ongeduld moeten hierbij goed in balans zijn. Je hebt geduld nodig om alle partijen op een lijn te krijgen, maar soms is juist ook een gezonde portie ongeduld nodig om de boel in beweging te brengen. Daar heb je af en toe iemand voor nodig die z’n nek uit durft te steken en voorop durft te lopen. Maar de rest moet wel de kans krijgen om in te voegen en mee te doen. Het gaat dus om een precaire balans waarbij solidariteit een hoofdrol speelt. Om ver te kunnen komen, moeten we elkaar respecteren maar ook kritisch durven zijn naar elkaar. En we moeten ook het gevoel van urgentie met elkaar delen. Want sommige maatschappelijke problemen lijken een ver-van-mijn-bed-show, maar zijn dat natuurlijk niet. Zo is onze risicosturing veelal gericht op financiën, terwijl de echte problemen gaan over de arbeidsmarkt en duurzaamheid.” 

Heeft u een boodschap of tip voor collega-bestuursvoorzitters als het gaat om zorginnovatie?
“Innovatie is noodzakelijk, want de zorgvragen gaan niet minder worden. Mensen leven langer en hebben daardoor meer zorg nodig. Maar we zullen niet over meer personeel kunnen beschikken en ook niet over veel meer geld, gezien de vele vraagstukken waar we voor staan. Daaruit volgt maar één conclusie en dat is dat je dingen anders zult moeten gaan doen. En dat is innovatie. Daarvoor moet je out of the box durven denken. Je moet anders gaan denken over wat nou zorg is en wat niet. En is de oplossing binnen of buiten de zorg te vinden? Wat moeten we allemaal behandelen of juist niet meer behandelen? We moeten dus met elkaar bepalen tot welk punt zorg nog zinvol is. Maar innovatie is ook anders denken over technologie en wat je daarmee kunt en vooral ook moet doen en wat niet. En het is nadenken en anders durven denken over organisatievragen en nadenken over maatschappelijke innovatie, hoe we daaraan kunnen bijdragen. We moeten elkaar kritische vragen durven stellen, (op een respectvolle manier) zolang we daarnaast óók maar elkaars handen durven vasthouden. En dat alles vraagt om moed en lef!” 

NFU
Binnen de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra) werken de zeven Nederlandse umc’s samen aan een steeds betere gezondheid voor iedereen en een toegankelijke en innovatieve gezondheidszorg. Zij ontwikkelen kennis over gezond leven, bieden de meest complexe zorg, doen toonaangevend onderzoek en leiden de professionals van de toekomst op. De NFU is daarnaast een werkgeversvereniging. De bestuursvoorzitters van de umc’s vormen samen het bestuur van de NFU.