Zorgers werken met hart, (nog) niet met virtuele technologie

12 april 2019
Zorgers werken met hart, (nog) niet met virtuele technologie

Het gebruik van digitale middelen zoals virtual reality (VR) biedt de ggz-sector nieuwe mogelijkheden, met name voor mensen met angststoornissen. Eén van de methoden om angststoornissen te behandelen, is iemand confronteren met dat wat de angsten veroorzaakt. De Durfpoli1 van Accare bijvoorbeeld, past deze methode toe: mensen met een fobie voor honden worden daar juist met een viervoeter in contact gebracht om hun fobie te bevechten. Het uitgangspunt is dat de cliënt door deze confrontatie nieuwe, minder angstige associaties ontwikkelt. De angsten nemen af, verdwijnen naar de achtergrond en soms helemaal uit iemands leven.
Deze behandelmethode wordt ingewikkelder als de angsten minder concreet zijn en zich vooral voordoen in openbare ruimten of bij publieke gelegenheden. Cliënten en behandelaren moeten in dat geval daadwerkelijk naar buiten, situaties opzoeken en dan nog is niet gezegd dat dit altijd tot het gewilde scenario leidt.

VR biedt hier uitkomst, want angstsituaties zijn in de virtuele wereld eenvoudig te simuleren. Bijkomend voordeel is dat cliënten veilig binnen de muren van de behandelruimte de eerste stappen kunnen zetten in het overwinnen van hun angsten, waarvoor ze nu nog naar buiten moeten. Dat scheelt niet alleen tijd – zodat behandelaren meer mensen kunnen helpen - maar verkort ook de wachtlijsten. Ook wordt deze behandeling toegankelijk voor een grote groep mensen waarvoor een real-time behandeling nog een te grote drempel is.

Obstakels VR-implementatie
Lange tijd was er geen wetenschappelijk bewijs beschikbaar over de effectiviteit van VR in de behandeling van psychische problemen. VR-behandelingen werden daarom niet vergoed door zorgverzekeraars. Dat maakte dat de behandelingen kostbaar waren en onaantrekkelijk voor zowel de behandelaar als de cliënt. Met het onderzoek 2 dat Lancet in 2018 publiceerde over de effecten van op VR gebaseerde cognitieve gedragstherapie op paranoïde gedachten en sociale participatie, kwam de effectiviteit van VR in de behandeling van psychische problemen wetenschappelijk vast te staan. Gelijktijdig is de financiering door zorgverzekeraars beschikbaar gekomen.

Alle lichten staan op groen, alleen blijkt dat de implementatie in de praktijk tot vragen leidt. Instellingen weten niet waar ze moeten beginnen. Er is weinig kennis in huis over de toepassing van VR bij cliënten. Daarnaast is er geen tijd beschikbaar om het gebruik binnen instellingen uit te rollen en hulpverleners op te leiden. De vraag is: wie pakt de handschoen op?

Volgens Marc Blom 3, lid van de raad van bestuur van de Parnassia Groep en kartrekker van de digitale poli daar, is digitaal werken echt een keuze. “In het begin dachten we dat we e-health konden combineren met de traditionele behandelwijzen. Maar niemand die het dan oppakt, iedereen blijft bij wat vertrouwd is.” Bij Parnassia Groep werken de ongeveer 20 psychotherapeuten nu dan ook uitsluitend digitaal.

Psycholoog wordt regisseur
Een behandeling met VR als hulpmiddel vraagt om andere vaardigheden van de behandelaar dan een face-to-face behandeling. De psycholoog wordt steeds meer iemand die virtuele oefensituaties neerzet die optimaal zijn voor de
cliënt. Psychiater en onderzoeker Wim Veling 4 legt uit: “De behandelaar kan die virtuele omgeving aanpassen en zo bepaalde reacties uitlokken. Dat geeft patiënten dan weer de mogelijkheid om — met deskundige hulp — te leren hoe ze anders met zo’n situatie kunnen omgaan. Met als ultiem doel: minder psychische klachten en beter sociaal functioneren.”

Continue observatie en sturing zijn nodig om tijdens de behandeling te kunnen anticiperen op de reacties van de cliënt. Zo kan de psycholoog niet alleen de virtuele omgeving aanpassen, maar ook de etniciteit en gezichtsuitdrukking van de verschillende virtuele karakters 5. Ervaart de cliënt problematische angsten in overvolle supermarkten? Met VR kan de behandelaar de cliënt laten oefenen in een virtuele supermarkt waar, naargelang de behandeling vordert, steeds meer virtuele karakters rondlopen. Raakt de cliënt in paniek als hij wordt aangesproken door anderen? Dan kan de cliënt in de virtuele wereld leren omgaan met menselijke interacties, geënsceneerd door de therapeut.

In de rol van regisseur heeft de psycholoog veel meer keuze in het verfijnen van de behandelomgeving. Behandelaren missen nu nog de juiste handvatten om zich de benodigde vaardigheden in relatie tot de technologie eigen te maken en daadwerkelijk met VR aan de slag te gaan. Gefragmenteerde initiatieven laten behandelaren wel kennismaken met de mogelijkheden van VR en e-health in het algemeen. Maar dit blijkt nog altijd onvoldoende om VR te integreren in de behandeling van angststoornissen en daar in sommige gewenste gevallen de voorkeur aan te geven boven de meer traditionele behandelmethoden.

Rol van onderwijs
De Rijksoverheid 6 stimuleert innovatie en de inzet van slimme (informatie)technologie in de zorgsector, zoals het gebruik van VR in therapie. Daartoe stelt zij diverse subsidies beschikbaar. Er ligt evenwel ook een belangrijke taak voor onderwijsinstellingen om het gebruik van technologische innovaties zoals VR in GGZ-instellingen te bevorderen, ten behoeve van de kwaliteit en digitalisering van de zorg.

Het onderwijs kan interactie faciliteren door technologische kennis en de praktijk samen te brengen, zodat behandelaren vertrouwd raken met de werking en effectiviteit van technologie. Een voorbeeld is het innovatieplatform waaraan de RINO Groep werkt en van waaruit partijen hun kennis kunnen delen, zoals in de vorm van de Masterclass Virtual Reality en Cognitieve gedragstherapie 7.

Dit soort kennisinitiatieven trekken evenwel vooral de mensen die al een bepaalde affiniteit met VR of digitale innovatie hebben en al dan niet met VR aan de slag zijn, terwijl de toepassing gemeengoed zou moeten zijn. Ook de RINO Groep is zich daarvan bewust. Technologie en de kennisbehoeften vanuit de praktijk vragen om continue aandacht vanuit het onderwijs. ‘Opleiden’ wordt een breder begrip. Een opleiding is namelijk niet meer een antwoord op een specifieke vraag, maar veel meer een continu proces waar professionals werken aan deskundigheidsbevordering.