“Inzet van technologie moet het nieuwe normaal worden”

26 augustus 2020
“Inzet van technologie moet het nieuwe normaal worden”
Premium

De Innovatie-impuls, een project van het veelomvattender programma Volwaardig Leven van VWS, is eigenlijk één grote leergang verandermanagement voor de gehandicaptensector. Met als uitgangspunten: hoe kan technologie toegevoegde waarde leveren aan het leven van cliënten met beperkingen; hoe zorg je ervoor dat technologie een vanzelfsprekend onderdeel wordt van de zorgverlening.

Twee jaar geleden schreef Jorrit Ebben, hoofd Strategie en Innovatie van Academy Het Dorp, op twee A-4 tjes de hoofdlijnen van het programma. Het was hem opgevallen dat de implementatie en de opschaling van innovatie bij organisaties vaak een groot struikelblok is. Dat het gebruik van nieuwe technologie meestal rust op de schouders van een enkele enthousiaste innovator en dat projecten abrupt tot een eind komen als een incidentele subsidiestroom wegvalt. Dat moet toch anders kunnen, was zijn gedachte.

Kennis in natura
“VWS was gelijk enthousiast. Doelstelling van het project Innovatie-impuls is om kennis de organisaties in te brengen”, aldus Ebben. “Om te werken aan een duurzame implementatie van technologie. Het geld moet via reguliere financieringsstromen, bijvoorbeeld bij de zorgkantoren, worden gevonden.” Het programma levert de kennis in natura. De deelnemende organisaties worden ondersteund door adviseurs en onderzoekers.

Het programma heeft een praktische insteek omdat eerst goed wordt geluisterd naar de vragen van cliënten. Hun wensen en die van hun naasten worden volgens een vaste systematiek in kaart gebracht. Zorgverleners en IT-mensen worden vanaf het begin betrokken bij de keuzes en de uitvoering. De ervaringen die de deelnemers werkenderwijs opdoen, worden breed gedeeld met collega-organisaties in netwerken. De Innovatie-impuls loopt tot eind 2021. Na de zomer begint de implementatiefase. Deze is gebaseerd op een stappenplan dat is opgesteld door ZonMW en dat is aangepast door Ebben.
Onderzoeksrapportage
Uit de binnenkort intern te verschijnen onderzoeksrapportage – dat een beeld schetst van de startsituatie van de deelnemende zorgorganisaties - blijkt dat twee derde van de oorspronkelijke 39 deelnemers willen doorgaan naar de volgende fase. In hun reflectie op de kwartiermakersfase geven adviseurs aan dat veel organisaties, ook bij de afvallers, geleerd hebben dat implementeren van technologie echt wat vraagt van de organisatie.

Bij de afvallers bleek dat doorgaan in de Innovatie-impuls om verschillende redenen, zoals financiële perikelen en draagvlakkwesties, nu bij hen niet past. De auteurs van het rapport, het onderzoeksteam van de Innovatie-impuls, constateren dat er een goede digitale infrastructuur moet zijn met gebruiksvriendelijke devices, betrouwbare internetverbindingen en support door IT-ers. En de zorgverleners moeten beschikken over voldoende digitale vaardigheden om te kunnen omgaan met de nieuwe technologie.
‘Zoeken vind ik niet raar’
Jan van Kampen kijkt niet op van de bevindingen. Hij is bestuursvoorzitter van InteraktContour, een organisatie in Midden- en Oost-Nederland die 3.200 mensen met niet aangeboren hersenletsel behandelt, begeleidt en dagbesteding en woonvoorzieningen aanbiedt. InteraktContour zet al een aantal jaren technologie in. “We hadden de hele infrastructuur al, devices en verbindingen, programmatuur”, vertelt Van Kampen. “Tegelijk is het nog steeds zoeken naar waarmee je aan de slag gaat en op welke manier. En dat geldt ook voor andere organisaties. In de langdurige zorg kom je weinig technologie tegen. Dat zie je in de opleidingen en dat gaat door tot in de praktijk. Dus we hebben nog een enorme weg te gaan. Zoeken vind ik niet raar.”

"We werken ernaar toe dat technologie onderdeel wordt van het werk"

Veel deelnemende organisaties geven aan moeite te hebben met het stapsgewijze proces waarbij al ervaringen en inzichten verwervend, wordt toegewerkt naar een specifiek doel. “We gaan absoluut wat met die uitkomsten doen”, zegt Ebben. “Veel organisaties zijn niet gewend om projectgericht te werken. De medewerkers staan wat dat betreft al met 2-0 achter in een situatie waarin je in stappen ergens naar toe moet werken. Het is voor iedereen fijn als iets af is maar dat moet je wel gewend zijn. We moeten zorgverleners daarbij ondersteunen.”

In de zorg wordt in projecten vaak alles heel gedetailleerd omschreven. Het laatste dat wordt afgesproken, is wanneer het af moet zijn. Twee weken later blijkt dat dan vaak achterhaald, merkt Ebben. “Het schuift heel gemakkelijk omdat de dagelijkse prioriteit bij de cliënt en de naaste ligt. Ik begrijp die logica, maar er moet iets te vinden zijn tussen heel gestructureerd in stappen werken en de flexibiliteit van de zorg van alledag.”