Skills Centres voorzien zowel in adequate opleidingen als in nascholing

16 december 2022
Skills Centres voorzien zowel in adequate opleidingen als in nascholing
Digitalisering
Premium

De manier waarop chirurgen en andere medisch specialisten tot dusver werden opgeleid is alles behalve efficiënt en kost onnodig veel tijd. En dan te bedenken dat we in de komende jaren afstevenen op een ernstig tekort aan zorgprofessionals. Als geestelijke vader van Skills Centres in Rotterdam, Halifax in Canada en Amsterdam, schetst professor Jaap Bonjer hoe met deze centra kan worden voorzien in een betere opleidingsmethodiek én een betere nascholing van chirurgen. Inmiddels zijn er drie van deze Skills Centres in Nederland en zo’n twaalf elders in Europa.

Het idee om tot deze Skills Centres te komen, ontstond bij Bonjer in 1990 toen hij werkzaam was in het Erasmus MC in Rotterdam. “Er was toen sprake van een revolutie in chirurgie waarbij open chirurgie voor een groot deel vervangen werd door kijkoperaties. Dit werd mogelijk gemaakt door een televisiechipcamera die je als chirurg op het optiek klikt, waarmee het beeld dat je dan oppikt met het optiek op een televisie scherm kunt laten zien. Zo werd het mogelijk met een heel team te opereren. We gebruikten daar totaal andere instrumenten voor dan in de open chirurgie.” 

Deze instrumenten met een diameter van vijf millimeter worden door hele smalle buisjes in de buikholte of borstkast ingebracht zodat een operatie kan worden uitgevoerd. Je kijkt dan niet meer naar je hand maar naar het scherm waardoor je een dissociatie krijgt van de  handbewegingen en de blik van de ogen. 

Bonjer wist daarmee een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van allemaal nieuwe operaties, waaronder het verwijderen van een bijnier en het verwijderen van een nier bij een levende donor ten behoeve van een niertransplantatie.

“Toen we daar zo in 1990 mee bezig waren, hadden we enkele cursussen gevolgd en bedacht ik me hoe bizar het eigenlijk was dat je je dat allemaal in de praktijk eigen moet maken. Dat is uiteindelijk de aanleiding geweest om te beginnen met een trainingscentrum.” 

‘Het duurt te lang’
Bonjer constateert dat professionals in de zorg nog altijd worden opgeleid volgens het meester-gezel principe, waarbij er tijdens de studie eerst veel boeken doorgeploegd moeten worden die uiteindelijk voor een grote chaos aan kennis in het hoofd zorgen. 

“Eenmaal in de praktijk moet de student of de jonge arts die chaos dan zien te ordenen en vervolgens het vak leren in de dagelijkse praktijk door degene met wie je meeloopt na te doen. Zo leer je in zo'n zes jaar de handelingen en de aanpak van de meester en dan ben je klaar met je opleiding. Alles bij elkaar duurt het zo'n vijftien jaar, gerekend vanaf de eerste dag van de studie, tot het einde van de opleiding van een  chirurg of internist.” 

Echt veel te lang, vindt Bonjer. Dat komt omdat artsen tijdens hun opleiding heel veel werk verzetten dat noodzakelijk is voor het zorgproces, maar niet altijd nuttig is voor de opleiding. “Voor een chirurg in opleiding zijn de patiëntencontacten op de polikliniek, de verpleegafdeling en de operatiekamer heel goede leermomenten. Maar er gaat veel tijd verloren aan logistieke processen en daarnaast ben je volledig afhankelijk van wat voor patiënten naar het ziekenhuis komen. Dat valt niet goed te plannen. Zou je bijvoorbeeld vandaag willen leren hoe je een blindedarmoperatie uit moet voeren, dan zou je eigenlijk zes blindedarmoperaties moeten doen. Maar die patiënten zijn er natuurlijk niet. Dus je moet wachten tot de patiënt met een ontstoken blindedarm langskomt.”

Nabootsen medische situaties
Bonjer vergelijkt het met de opleiding voor piloten die grotendeels een vliegtuig leren besturen met behulp van een simulator. “Dat is eigenlijk de gedachte achter het vervangen van de training ‘on the job’. Dat kan al heel eenvoudig. Wil je leren hechten, dan kun je gewoon een zeemleren lap pakken, een naaldvoerder en een pincet nemen en daarmee aan de slag gaan. De ‘flight simulator’ waar piloten in trainen, is ook voor de opleiding van zorgprofessionals het streven: een virtual reality simulator die allerlei medische situatie nabootst.”

‘High fidelity VR simulators’ zijn echter kostbaar om te ontwikkelen. Verder is het van groot belang dat het beeld waarheidsgetrouw is en het gevoel van het weefsel goed wordt overgebracht, de haptische feedback. Dat laatste is technisch complex, stelt Bonjer. “Er is dus nog een weg te gaan. Als alternatief voor VR kan er getraind worden op organen van dieren of met behulp van 3D-geprinte modellen. In sommige skills centres is het ook mogelijk op menselijk weefsel van mensen, die hun lichaam hebben gedoneerd aan de medische wetenschap, procedures te trainen.”

Training ‘off the job’
Het substitueren van trainen van de dagelijkse praktijk, het werkplekleren, door ‘training off the job’ is eigenlijk iets waar Bonjer gedurende zijn hele carrière mee bezig is geweest. In 2003 is het Erasmus MC Skills Lab geopend, in 2007 een training centre in Halifax in Canada en in 2019 het Amsterdam Skills Centre (ASC). In het ASC zijn er nu twaalf operatiestations te vinden waar eigenlijk iedere dag op wordt getraind. “We zijn volop bezig met het trainen in een gesimuleerde omgeving.” 

We zijn volop bezig met het trainen in een gesimuleerde omgeving

In het ASC staan ook zes simulatoren van de tandheelkunde. Daar wordt iedere week op getraind door zes buitenlandse tandartsen die in hun eigen land tandarts zijn geworden en naar Nederland zijn gekomen. Na een cursus Nederlands, trainen zij een maand trainen op de simulator waarop je alle tandheelkundige ingrepen kunt oefenen. “Na een maand worden ze geëxamineerd. Halen ze het examen dan gaan ze de praktijk in. Eerst onder supervisie en daarna zelfstandig, een uitkomst voor het tekort aan tandartsen in Nederland”, gaat Bonjer verder. Het is volgens hem het perfecte voorbeeld van wat je kunt bereiken met simulatie.

Enorme wachtlijsten
Vorig jaar zomer is Bonjer gestart met een landelijk project ten behoeve van de opleiding van operatieassistenten, anesthesiemedewerkers en radiodiagnostisch laboranten omdat er grote tekorten aan deze zorgprofessionals zijn. Deze tekorten hebben geleid tot enorm lange wachtlijsten voor operaties en interventies. Het doel is om de opleiding sneller en efficiënter te maken door het leren op de werkplek voor de helft te vervangen door leren in een digitale omgeving of een gesimuleerde omgeving. 

Bonjer: “De projectgroep Digital United Training Concepts in Healthcare (DUTCH) bereidt een groeifondssubsidie-aanvraag voor die hopelijk gesteund zal worden door VWS. Het is de bedoeling dat er één nationaal digitale leeromgeving komt en dat alle opleidingscentra in Nederland worden uitgerust met de digitale leeromgeving, simulatietrainingen en virtual reality-simulatoren. Zodoende kunnen meer mensen sneller worden opgeleid, maar kan ook beter worden na- én omgeschoold. Aan dat laatste ontbreekt het nu in de zorg, waardoor veel mensen de zorg verlaten. Daarnaast is het van belang om zorgmedewerkers goed op te leiden als nieuwe apparatuur wordt aangeschaft.”

Voordeel voor patiënt 
Voor een operatiekamer in 2022 die is uitgerust met een robot, navigatie, beeldschermen en andere geavanceerde technologie zijn digitale competenties onontbeerlijk. Zo totaal anders dan 30 jaar geleden, waarbij de chirurg louter titanium instrumenten gebruikte en er geen digitale competenties bij kwamen kijken. De opleiding van zorgprofessionals zal gelijke tred moeten houden met deze technologische innovaties, meent Bonjer.

Het digitale interface van de robotsystemen biedt hopelijk in de nabije toekomst de mogelijkheid van ‘augmented reality’, stelt Bonjer tot slot. Hierbij wordt het beloop van bloedvaten, de urineleider en mogelijks zelfs zenuwen geprojecteerd op het beeld van het te opereren gebied. Hierdoor wordt het chirurgische team geholpen met het herkennen van deze vitale structuren en kan nog preciezer worden geopereerd. “Hoe minder schade aan weefsels ontstaat, des te sneller en beter zal de patiënt herstellen.”