Technologische innovaties kunnen helpen om persoonlijke, effectieve en efficiënte zorg en ondersteuning te bieden. Dat vraagt echter wel wat van de zorg- en welzijnsprofessionals (hierna: zorgprofessionals) die met deze technologie gaan werken. In dit artikel bekijken we het V-model, dat relevante technologiecompetenties van zorgprofessionals in kaart brengt en onderscheid maakt tussen basis- en verdiepende competenties. De inzichten uit het model bieden aanknopingspunten voor zowel zorgorganisaties als onderwijs om (toekomstige) professionals te ondersteunen in het werken met technologische innovaties.
Bijna iedereen zal bevestigen dat zorgprofessionals een cruciale en onmisbare schakel zijn in de duurzame implementatie van technologische innovaties in de gezondheidszorg en het sociaal werk. Toch blijkt het in de praktijk lastig om technologie op een passende manier onderdeel te maken van het werk als zorgprofessional. Dit terwijl technologische innovaties onmisbaar zijn in de huidige tijden van toenemende vraag naar zorg en tekorten aan zorgprofessionals: “Passende zorg vindt digitaal plaats als het kan en fysiek als het moet”1. Om inzicht te verkrijgen in de benodigde competenties van zorgprofessionals rondom het werken met technologie, is het V-model ontwikkeld.
Het V-model
Het V-model bestaat uit twee delen: de basiscompetenties die iedere zorgprofessional moet bezitten om te kunnen functioneren in een werkomgeving waarin steeds meer technologie aanwezig is; verdiepende competenties die nodig zijn om als voorloper technologie te implementeren in gezondheid en sociaal werk.
1. De basis
Als zorgprofessional krijg je met technologie te maken. Om de mogelijkheden te gebruiken die technologie biedt, zou iedere zorgprofessional ons inziens dan ook een bepaalde set aan basiscompetenties op dit vlak moeten bezitten. In het V-model zie je deze competenties terug in de grote V. Iedere zorgprofessional:
- Kijkt voortdurend naar mogelijkheden om technologie in te zetten om het zorgproces te veranderen en daarmee te verbeteren;
- Kan nieuwe of bestaande zorgtechnologie vinden en selecteert technologie afgestemd op de hulpvraag en zorgbehoefte van de persoon en context;
- Heeft en wekt vertrouwen in het eigen kunnen en in het nut van de meerwaarde, effectiviteit en veiligheid van technologie;
- Is digitaal vaardig en zet technologie veilig en adequaat in om het zorgproces te ondersteunen;
- kan de zorgvrager en diens omgeving over het gebruik en nut van technologie vertellen en instrueren.
Met deze basis-V’s kunnen zorgprofessionals technologie op een passende manier inzetten in het werk, afstemmen op de zorgvrager en daarmee tijd en aandacht aan de zorgvrager besteden. Bij het inzetten van technologie hoort ook het besef wanneer een collega met verdiepende competenties op het gebied van technologie moet worden benaderd.
2. De verdieping
In gesprek met zorginstellingen kwam de wens naar voren om naast professionals met basiscompetenties ook enkele zorgprofessionals op te leiden met aanvullende competenties op dit vlak. Deze voorlopers snappen hoe technologie werkt, kunnen een bijdrage leveren rondom de implementatie in hun team en zijn in staat mee te denken over aanpassingen aan de technologie om deze beter aan te sluiten bij de context. Daarnaast kunnen zij collega’s voorlichten en wensen uit het team vertalen naar een concrete vraag aan de organisatie of innovatieafdeling. Een voorloper:
zal in het team vooroplopen in het initiëren en implementeren van technologische innovatie en aanspreekpunt zijn voor zowel de organisatie als het team;
- Zal zich actief en vanuit een kritische blik verdiepen in de technologische ontwikkelingen in de sector en kent de technologische mogelijkheden;
- Stelt de wensen en behoeften met betrekking tot technologie van collega’s en zorgvragers vast en zal het team, organisatie en leveranciers met elkaar verbinden om dit te bespreken;
- Kan collega’s voorlichten over het nut van technologie en adviseert en inspireert hen tot het gebruik van technologie;
- Denkt vanuit expertise mee over het verbeteren, ontwikkelen en implementeren van technologie gericht op het waarborgen van de kwaliteit van zorg en welzijn;
- Weegt belangen af en besluit op basis van kritische reflectie en betrouwbare bronnen om technologie eventueel te vervangen.
3. Ethische reflectie
Onderliggend aan basis en verdieping is ethische reflectie opgenomen in het model. De inzet van technologie vraagt sensitiviteit en verantwoorde keuzes. De zorgprofessional weegt daarbij verschillende perspectieven af, al dan niet in samenspraak met anderen en handelt volgens privacy-, veiligheid- en wet- en regelgeving. Dit zijn in de praktijk soms lastige en uitdagende vraagstukken, zeker als belangen niet overeen komen. Regelmatige afstemming op individueel-, team-, organisatie-, en maatschappijniveau kan helpen.
Toepassing
Aandacht voor werken met technologie is niet nieuw. Er zijn inmiddels bijna 4.000 digicoaches opgeleid die bij veel (soorten) zorgorganisaties collega’s ondersteunen om digitale vaardigheden te verbeteren. Daarnaast ondersteunen honderden tech-ambassadeurs en I-nurses collega’s bij de inzet van zorgtechnologie en is er al (op beperkte schaal) aandacht voor in de opleidingsprofielen: een waardevolle en belangrijke ontwikkeling.
Het V-model kan meer houvast geven op dit vlak. Bij de ontwikkeling ervan is nagedacht over de toepassing door zorginstellingen en het onderwijs. Voor zorginstellingen kan het model helpend zijn om het gesprek aan te gaan met zorgprofessionals over hun persoonlijke situatie op dit vlak; over gewenste expertise binnen teams en/of afdelingen; een basis vormen voor bij- en nascholingsactiviteiten; helpen bij implementatietrajecten van nieuwe technologie. Voor het initiële onderwijs biedt het model inzichten om de curricula vorm te geven en daarmee toekomstbestendige professionals op dit vlak op te leiden.
Specifiek geeft het onderscheid tussen de basis- en verdiepende kwalificaties richting aan de ontwikkeling van bijvoorbeeld keuzedelen in het mbo en associate degrees, minoren of studieroutes in het hbo. Idealiter leiden we studenten in hun initiële opleiding op volgens dit model waarna ze vervolgens in de zorg- en welzijnsinstelling deze competenties en rol inzetten voor innovatie van de gezondheidszorg en sociaal werk.
Vervolgstappen
De komende periode gaan we het model op veel verschillende plekken en in diverse geledingen met elkaar bespreken. We hebben daar op het grote ICT&health congres begin dit jaar een start mee gemaakt. We blijven zoeken naar verdere aanscherping van het model, in samenwerking tussen zorginstellingen en het onderwijs. Onderdeel daarvan is de verdere uitwerking van de competenties op kennis-, vaardigheden-, en attitudeniveau en eventuele verschillen en overeenkomsten tussen mbo- en hbo-opgeleide professionals. De uitkomsten hiervan gebruiken we om werkvormen en trainingsactiviteiten te ontwikkelen, aansluitend bij de technologiecompetenties van het V-model. Mocht je interesse hebben om hierover mee te denken, dan horen we dat graag!
Totstandkoming
Het oorspronkelijk V-model is in 2015 ontwikkeld bij Hogeschool Saxion2 om onderscheid te maken tussen de reguliere Hbo-Verpleegkunde opleiding en de studieroute Gezondheid & Technologie. In latere jaren bleek dat veel zorg- en onderwijsinstellingen interesse hadden in het model en graag mee dachten over de praktische inzet3. Recent is in een uitgebreide studie met vertegenwoordigers uit zorg-, welzijns-, onderwijs- en kennisinstellingen een vernieuwde versie van het model vastgesteld, welke op het ICT&health congres begin dit jaar gepresenteerd is. De doorontwikkeling van het V-model is uitgevoerd binnen het project TOPFIT Citizenlab (gefinancierd vanuit de Regiodeal Twente, mede mogelijk gemaakt door de overheid, provincie Overijssel en de regio Twente). Bij de doorontwikkeling van het V-model hebben we samengewerkt met Saxion, ROC van Twente, Fontys en Deltion.