Het RIVM heeft een verkenning afgerond naar de benodigde opzet van een e‐healthmonitor 2.0. Het instituut heeft de verkenning uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS, dat ook de komende jaren de ontwikkelingen op het gebied van e-health wil monitoren om zo de digitale transitie in de zorg in beeld te brengen. De coronacrisis lijkt deze transitie te versnellen. Het RIVM beveelt onder meer aan niet met te concrete doelen te werken en een consortium op te zetten dat verschillende domeinen van zorg representeert.
VWS ondersteunt een reeks programma’s en initiatieven die de transitie in de zorg – deels met behulp van e‐health ‐ moeten stimuleren. Zo richten programma’s als Juiste Zorg Op de Juiste Plek en Innovatie & Zorgvernieuwing zich op doelen als het voorkomen van (duurdere) zorg, het verplaatsen van zorg (dichterbij mensen thuis) en het vervangen van zorg (door andere zorg, zoals e‐health). De hier mede uit voortkomende digitalisering van de zorg is tussen 2013-2019 met een e-healthmonitor in kaart gebracht.
Het monitoren van de implementatie van e‐health maakt het mogelijk om de transitie in de zorg met de inzet van e‐health in kaart te brengen. Dit kan door inzicht te geven in de voortgang van de transitie en de effecten ervan op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. Zo kan beschouwd worden of de optimale inzet van digitale zorg wordt gerealiseerd of dat er wellicht mogelijkheden onbenut blijven.
Eerste reeks e-healthmonitor
In de jaren 2013‐2019 hebben onderzoeksinstituten Nictiz en het Nivel jaarlijks onderzoek gedaan naar de stand van zaken, rond onder andere drie beleidsdoelstellingen, op het gebied van e‐health. Dit resulteerde in een jaarlijkse rapportage: de e‐healthmonitor.
De drie beleidsdoelstellingen (op het terrein van online inzage in medische gegevens, zelfmeten en gegevensmonitoring en tot slot beeldschermzorg en domotica) liepen tot 2019. Daarmee kwam de e‐healthmonitor in deze opzet tot een einde.
Het ministerie van VWS blijft het echter relevant vinden om zicht te hebben op de stand van zaken met betrekking tot inzet en gebruik van digitale toepassingen in de zorg en de effecten hiervan. Om die reden heeft het ministerie van VWS het RIVM gevraagd om te verkennen hoe het mogelijk is een monitor op te zetten die voldoet aan vier voorwaarden.
Voorwaarden volgende e-healthmonitor
VWS heeft aangegeven dat de volgende e-healthmonitor moet voldoen aan vier voorwaarden:
- indicatoren bevat die de transitie binnen de zorg op het gebied van e‐health weerspiegelen;
- (regionale) verschillen inzichtelijk maakt;
- niet alleen kwantitatief meet, maar ook een kwalitatieve analyse geeft m.b.t de
implementatie van digitale hulpmiddelen; - zoveel mogelijk gebaseerd is op bestaande informatie.
Om dit te monitoren is een set van indicatoren nodig met een breed draagvlak onder zorggebruikers, patiënten, professionals en andere betrokkenen bij e‐health. Daarnaast is een kwalitatieve analyse van de transitie van e‐health in de zorg gewenst om na te gaan welke bevorderende en belemmerende factoren de implementatie en de opschaling van e‐health in de zorg beïnvloeden.
1.Deze verkenning heeft een reeks mogelijkheden opgeleverd voor indicatoren die de digitale transitie van de zorg kunnen weergeven in een toekomstige e‐healthmonitor. Deze indicatoren
zijn tot stand gekomen door voorkeuren en inzichten van een diversiteit aan organisaties en personen.
Aanbeveling: maak gebruik van de voorgestelde indicatoren, op basis van de gekozen ordening, om inzicht te geven in de transitie van e‐health.
Aandachtspunt voor vervolgonderzoek: voor de nieuwe monitor moet worden afgewogen welke indicatoren het best de beleidsdoelen van VWS dienen, en welke daar nog aan toegevoegd zouden kunnen worden wegens andere belangen.
Het samenbrengen van verschillende stakeholders binnen het zorgveld leidde tot een gedragen ordening en set indicatoren zoals gepresenteerd in dit rapport. Het meenemen van belangen, ervaringen en wensen van een representatief zorgnetwerk kan bijdragen aan een zo accuraat mogelijk overzicht van de beweging in de zorg.
Aanbeveling: werk voor de precieze invulling van de toekomstige e‐healthmonitor samen met partners, bijvoorbeeld door vorming van een consortium dat verschillende domeinen van zorg representeert. Hierbij is te denken aan de eerstelijnszorg, klinische tweedelijnszorg, langdurige zorg en public health.
Het wordt aanbevolen om niet op voorhand concrete doelen met betrekking tot implementatie en gebruik van specifieke e‐health toepassingen te formuleren. Deze zijn arbitrair en kunnen naar verloop tijd niet meer aansluiten op de praktijk.
2. Aan de hand van gegevens over e‐health gerelateerd zorggebruik kunnen regionale verschillen in beeld gebracht worden. Data van VEKTIS en data van het CBS kunnen hiervoor gebruikt worden.
Om verder inzicht te kunnen geven in subgroepen van patiënten en professionals is het belangrijk om een breed scala aan panels te gebruiken voor de nieuwe e‐healthmonitor, zoals voor zorggebruikers die deel uitmaken van de eerstelijnszorg, mensen met een chronische aandoening, patiënten uit de gehandicaptenzorg en uit de GGZ.
Aanbeveling: betrek na verdere operationalisering en precieze invulling van de indicatoren de aanwezige kwantitatieve data en verzamel data via panels van zorgverleners en patiënten.
3. Deze verkenning heeft ook suggesties gegeven voor bronnen van ‘good practices’ die de digitale transitie van de zorg kunnen weergeven. Deze goede voorbeelden kunnen andere organisaties in andere regio’s gebruiken of inspireren om zelf vergelijkbare initiatieven te implementeren.
Aanbeveling: vul kwantitatief onderzoek aan met kwalitatief onderzoek naar good practices, op basis van de voorgestelde ordening en bijpassende criteria. Daarbij moet ook gekeken worden naar de bewezen kosteneffectiviteit van een toepassing.
De gevonden resultaten met betrekking tot de indicatoren kunnen aangevuld worden met kwalitatief onderzoek door een kwalitatieve duiding en weging door veldpartijen. Vervolgens kan bepaald worden of verdere inspanningen met betrekking tot digitale transitie nodig zijn. Semigestructureerde interviews en focusgroepen naar belemmerende en bevorderende factoren kunnen inzicht geven in mogelijkheden voor verdere opschaling van digitale toepassingen. Een andere mogelijkheid is de toepassing van de methode van lerend evalueren. In het geval van good practices die recent gestart zijn wordt het aangeraden deze enkele jaren te volgen.
4. Van een deel van de geïdentificeerde indicatoren kan op redelijk korte termijn data verzameld worden op basis van bestaande databronnen. Voor het merendeel van de indicatoren zal aanvullende data verzameld moeten worden.
Aanbeveling: gebruik direct beschikbare kwantitatieve data van CBS, VEKTIS, Slimme Zorg Thuis, OECD rapportage en VIPP monitor, ten behoeve van inzichten op basis van (een deel van de) indicatoren zoals beschreven in de indicatorentabel.
Over de eerste monitor
In 2013 verscheen de eerste e‐healthmonitor, waarna gedurende zes jaar elk jaar de resultaten van onderzoek onder zorggebruikers en zorgverleners naar de ontwikkeling van e‐health in Nederland in kaart werden gebracht.
In eerste instantie werd e‐health vooral benaderd vanuit een digitaliseringsgedachte: het digitaal maken van bestaande informatie en reguliere processen. Over de jaren heen werden ook het perspectief van de zorggebruiker en de organisatie‐ en implementatiecontext meegenomen.
De boodschap van de e‐healthmonitor van 2017 was dat e‐health vooral doelgericht moet worden ingezet, door niet de e‐health toepassing centraal te zetten en bewust keuzes te maken over ‘het waarom’ en ‘voor wie’. In 2018 werd ingegaan op de vraag waarom sommige innovaties op het terrein van e‐health beter en sneller gaan dan andere.
De e‐healthmonitor van 2019 toonde dat de meeste zorgverleners ervan doordrongen zijn dat de zorg vaak slimmer en beter kan worden ingericht met behulp van e‐health, vooral als de toepassingen ook zijn afgestemd op de eindgebruikers. De technologie moet goed werken voor gebruikers en aansluiten op zorgprocessen binnen en tussen zorginstellingen. Toenemende werkdruk, schaarste aan personeel en hoge administratieve lasten geven extra stimulans om het proces naar slimme, passende, digitaal ondersteunde zorg te versnellen