Meten is weten? Een vergelijking van wearables in de dagelijkse praktijk

18 april 2017
Meten is weten? Een vergelijking van wearables in de dagelijkse praktijk
Apps

Binnen medisch-wetenschappelijk onderzoek willen we idealiter alle variabelen met een zo groot mogelijke betrouwbaarheid meten om te voorkomen dat meetfouten de onderzoeksresultaten beïnvloeden. Het toepassen van een zogenaamde gouden standaard (perfecte meetmethode, dus zonder meetfouten) is daarbij vaak om praktische of financiële redenen niet mogelijk. Fysieke activiteit en slaap zijn bijvoorbeeld lastig te meten met de traditionele methoden van dataverzameling, maar wearables zouden daar verandering in kunnen brengen. Dong Wen en collega’s hebben de metingen van 10 veelgebruikte wearables met elkaar vergeleken [1].

De huidige fitnesstrackers zijn voorzien van onder andere gyroscopen, hartslagsensoren en een hoogtemeter. Hierdoor zijn ze veel uitgebreider en kunnen ze meer gezondheidsindicatoren meten dan de vroegere stappentellers. Over het daadwerkelijke gezondheidseffect van het dragen van een fitnesstracker of het gebruik van een ander apparaat dat de gezondheid in kaart brengt, zijn nog discussies gaande, maar de uitdrukking ‘baat het niet, dan schaadt het niet’ lijkt hier zeker op zijn plaats. In het genoemde Chinese onderzoek gebruikten deelnemers vijf dagen lang alle geselecteerde devices tegelijkertijd zonder verdere interventies. Hierbij werden twee smartwatches, vier armbanden en vier apps met elkaar vergeleken op aantal stappen, duur van de activiteit, afstand, energieverbruik (energy expenditure), slaaptijd en duur van diepe slaap. Over het algemeen kwam het aantal stappen en de afgelegde afstand goed overeen tussen de verschillende wearables (Intraclass Correlation Coefficients 0,89 en 0,84), met uitzondering van de app Ledongli, waar de afstand veel lager was dan bij de andere wearables. Voor duur van de activiteit en energieverbruik was er matige overeenstemming, terwijl de overeenstemming voor de twee slaapgerelateerde indicatoren slecht was. Overigens konden niet alle geselecteerde wearables slaap ook daadwerkelijk meten. Het volgen van de deelnemers voor meerdere dagen tijdens hun normale bezigheden is een groot voordeel van het gekozen onderzoeksdesign. Er waren echter ook nadelen: er zijn maar vijf deelnemers geïncludeerd en het tegelijkertijd gebruiken van 10 wearables is een uitdaging. De resultaten van dit onderzoek zijn vergelijkbaar met voorgaande studies, waarin smartwatches niet zijn geëvalueerd, met uitzondering van de slaaptijd en duur van diepe slaap. Juist deze twee slaapindicatoren blijken vaak overschat te worden door de wearables [2] [3]. De uitkomsten van dit onderzoek zijn voor drie partijen van belang: (1) consumenten, doordat de betrouwbaarheid van de wearables mede bepalend kan zijn in de aanschaf, (2) producenten van wearables, die voor een deugdelijk product zouden moeten zorgen dat ook daadwerkelijk meet wat het belooft te meten, en (3) wetenschappelijk onderzoekers die dit soort technologieën willen inzetten in medisch onderzoek. Met de huidige generatie wearables is het voor onderzoek nog lastig om gebruik te maken van een wearable die een onderzoekspopulatie zelf al heeft door de variabiliteit tussen de apparaten en zal standaardisatie (i.e. het verschaffen van een wearable) noodzakelijk zijn.

Referenties:

[1] Wen D, Zhang X, Liu X, Lei J. Evaluating the consistency of current mainstream wearable devices in health monitoring: a comparison under free-living conditions. J Med Internet Res 2017;19:e68. [2] de Zambotti M, Baker FC, Colrain IM. Validation of sleep-tracking technology compared with polysomnography in adolescents. Sleep 2015;38:1461-1468. [3] Meltzer LJ, Hiruma LS, Avis K, et al. Comparison of a commercial accelerometer with polysomnography and actigraphy in children and adolescents. Sleep 2015;38:1323-1330.