Wat is je aansprakelijkheid bij de inzet van zorgrobots?

13 april 2023
Wat is je aansprakelijkheid bij de inzet van zorgrobots?
Onderzoek
Premium

De inzet van sociale en zorgrobots vergt niet alleen technische kennis, zo bleek uit onderzoek naar de inzet van zorgrobot Tessa (van Tinybots). Er komt ook veel bij kijken als het gaat om de privacy van cliënten. En in welke mate zijn zorgaanbieders en -professionals aansprakelijk als er iets mis gaat? In de vorige editie van ICT&health schreven we al over de privacy-aspecten1. Dit artikel vervolgt met de aansprakelijkheidsaspecten rondom de inzet van zorgrobots.

Wanneer robots ingezet worden in de zorgpraktijk, leidt dat vaak tot vragen rondom de verantwoordelijkheid: wie is verantwoordelijk – en daarmee aansprakelijk – voor eventuele schade die ontstaat tijdens de inzet van een zorgrobot? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn verschillende aspecten relevant: 

  • Wat is de reikwijdte van de zorgplicht van zorgmedewerkers?
  • Wat als er sprake is van productfalen? 
  • In hoeverre is een bruikleenovereenkomst met de gebruiker van de zorgrobot relevant?
  • In hoeverre dekt de inboedelverzekering van de cliënt schade aan de zorgrobot?
  • In hoeverre delen zorgmedewerkers accounts om zorgrobots opdrachten te geven met mantelzorgers en/of cliënten zelf?

Reikwijdte zorgplicht
Voor de reikwijdte van de zorgplicht geldt dat de verbintenis die rust op zorgmedewerkers vaak een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis is. Bij een resultaatsverbintenis maak je de afspraak dat je een bepaald resultaat zult bereiken, bij een inspanningsverbintenis niet. Bij een inspanningsverbintenis wordt ‘slechts’ verwacht dat men zich inspant om een bepaald resultaat te bereiken. 

Voor de zorgverlener geldt meestal dat van hem ‘slechts’ mag worden verwacht dat hij zich naar vermogen inspant om de patiënt te genezen of om erger te voorkomen2. Het garanderen van een bepaald vooraf besproken resultaat lijkt gezien de complexiteit van het menselijk lichaam ondoenlijk; de uitkomst van de behandeling hangt onder meer af van de conditie van de patiënt3.

Het onderscheid tussen inspanningsverplichting en resultaatsverplichting is relevant voor het antwoord op de vraag wie eindverantwoordelijk is voor medicatie-inname: is dat de zorgmedewerker of de cliënt? Het antwoord op deze vraag is niet altijd gelijk. Wanneer een cliënt niet langer in staat is zelf medicatie in te nemen, moet de zorgverlener die toedienen. Dan geldt een resultaatsverplichting aan de kant van de zorgmedewerker: hij of zij is eindverantwoordelijk voor de medicatie-inname. In zo’n geval zal een zorgrobot niet ingezet worden voor medicatie-inname, omdat de cliënt simpelweg niet in staat is om zijn medicatie zelf in te nemen.

Zorgrobots zullen met name worden ingezet bij cliënten die nog in staat zijn om zelf hun medicatie in te nemen en om herinneringen op dit punt op te volgen. Het gaat om cliënten waarbij een zorgverlener niet altijd aanwezig is wanneer de medicatie moet worden ingenomen. In zo’n geval heeft de zorgverlener een inspanningsverplichting. Die kan hooguit bij ieder huisbezoek controleren of er steeds wat minder medicijnen beschikbaar zijn, om zo tot op zekere hoogte een ‘check’ te doen op de medicatie-inname van de cliënt. De inzet van een zorgrobot maakt dat niet anders. Normale zorg is ook niet altijd waterdicht: je zet niet voor alles een fysiek zorgmoment in. 

Wanneer een cliënt een zorgrobot in huis heeft, kan het wel zijn dat een zorgmedewerker minder vaak bij een cliënt op huisbezoek komt. Dan is het aan de zorgmedewerker om – zoals het hoort – goed na te gaan of de cliënt voldoende in staat is om herinneringen op te volgen én dit ook daadwerkelijk doet. Zodra de zorgverlener merkt dat herinneringen niet meer altijd opgevolgd worden, dient hij of zij op basis daarvan de afweging te maken of de zorgrobot nog voldoende doet waarvoor hij is ingezet. Zo niet, dan moet de zorg in een andere vorm worden aangeboden aan de betreffende cliënt. Bijvoorbeeld door meer huisbezoeken en er tijdens de huisbezoeken op toe te zien dat de cliënt zijn medicatie inneemt. 

Evalueert de zorgmedewerker de inzet van Tessa niet frequent genoeg, dan kan er sprake zijn van schending van diens zorgplicht op grond van art. 7:453 BW in het kader van goed hulpverlenerschap. Dit artikel hoort bij de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (‘WGBO’). De WGBO is van toepassing op het verrichten van handelingen op het terrein van de geneeskunst4. Deze regels gelden ook voor thuiszorg/ambulante zorg en zorg in een verpleeg/verzorgingstehuis. 

Productfalen
Is er sprake van productfalen – een niet goed functionerende zorgrobot – dan kan dit in principe op grond van art. 6:77 BW (gebrekkige hulpzaak) de zorgverlener worden toegerekend. In principe, omdat de wet bepaalt dat dit niet zo is wanneer dit - gelet op de inhoud of strekking van de overeenkomst met de cliënt, de in het verkeer geldende opvattingen en de overige omstandigheden van het geval - onredelijk is. Dit is de ‘onredelijkheidsclausule’. 

Er wordt wel betoogd dat het feit dat medische aangelegenheden vaak een inspanningsverplichting betreffen, reden is om af te wijken van de hoofdregel van art. 6:77 BW.5,6 En deze redenering wordt vaker in rechtspraak bevestigd dan ontkracht7. Jurisprudentie waarin de hoofdregel van art. 6:77 BW wordt toegepast op zorgverleners, is beperkt beschikbaar8. Er is veel vaker een geslaagd beroep gedaan op de onredelijkheidsclausule van art. 6:77 BW.9 Daarmee lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat bij alleen een productfalen van een gebruikt medisch hulpmiddel, de zorgverlener vaak niet met succes aansprakelijk kan worden gesteld vanwege de onredelijkheidsclausule van art. 6:77 BW. In dat geval komt de aansprakelijkheid van de producent in beeld. 

Is er geen sprake van productfalen, of van productfalen in combinatie met een schending van de zorgplicht van de zorgverlener, dan zal de zorgverlener veelal wel met succes kunnen worden aangesproken voor de geleden schade. Beperking of uitsluiting van de aansprakelijkheid van de zorgverlener is niet mogelijk op grond van art. 7:463 BW.

Bruikleenovereenkomst
Het valt te overwegen om een bruikleenovereenkomst te laten ondertekenen voordat een zorgrobot in gebruik wordt gegeven aan een cliënt. Zo’n overeenkomst regelt onder meer wie verantwoordelijk is voor eventuele schade aan de zorgrobot. De definitie van het begrip ‘bruikleen’ staat in art. 7A:1777 BW: het is een overeenkomst, waarbij de ene partij een zaak om niet (dus zonder dat daarvoor betaald wordt) aan de andere partij in gebruik geeft, onder voorwaarde dat de ontvanger de zaak na gebruik of na een bepaalde tijd, terug zal geven aan de eigenaar van de zaak.  

Hierbij is het belangrijk op te merken dat de wettelijke regeling rondom bruikleen van toepassing is op alle situaties waarin zaken in bruikleen worden gegeven. Een schriftelijke bruikleenovereenkomst is geen must: het kan ook om een mondelinge overeenkomst gaan. 

Vanuit juridisch perspectief is een schriftelijke bruikleenovereenkomst het meest ideaal. Zo zal de cliënt zich beter realiseren wat zijn rechten en plichten zijn. Toch wordt uiteindelijk afgeraden om een bruikleenovereenkomst te laten ondertekenen. Daar liggen twee redenen aan ten grondslag:

1. Omdat het laten ondertekenen van een bruikleenovereenkomst veel vraagt van zorgmedewerkers. Het kost tijd hiervoor zorg te dragen. Zeker bij een wilsonbekwame cliënt, waarbij de (wettelijk) vertegenwoordiger van de cliënt de bruikleenovereenkomst moet ondertekenen. 

2. Omdat uit de verschillende gesprekken met zorgmedewerkers naar voren kwam dat het niet vaak voorkomt dat een zorgrobot beschadigd raakt. Als deze situatie zich wel voordoet, is deze schade veelal niet opzettelijk door de cliënt veroorzaakt en wordt de schade verhaald op de verzekering van de zorgorganisatie. 

Dekking inboedelverzekeringen
Uit diverse interviews met zorgmedewerkers blijkt dat zorgmedewerkers ervan uitgaan dat schade aan een in bruikleen genomen zorgrobot onder de dekking valt van een door de cliënt afgesloten inboedelverzekering. Deze aanname blijkt na nader onderzoek onjuist. In het onderzoek zijn de polisvoorwaarden geanalyseerd van de inboedelverzekeringen van de top 3 schadeverzekeraars (gebaseerd op hun marktaandeel op basis van bruto premie): ASR Schadeverzekering, Achmea Schadeverzekeringen en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij.10 

Bij de meeste verzekeraars valt een in bruikleen genomen zaak - zoals een zorgrobot - standaard onder de dekking van ieder type inboedelverzekering, voor zover de schade niet wordt veroorzaakt door de verzekeringnemer of diens familieleden zelf.  Is dat wel het geval, dan is er veelal een uitgebreide inboedelverzekering nodig om de ontstane schade onder de dekking te laten vallen. 

Bij zowel ASR als Interpolis wordt door de verzekeringsnemer of een van zijn familieleden veroorzaakte schade aan een geleende zaak alleen gedekt onder de allrisk inboedelverzekering.11 Bij Nationale Nederlanden is onduidelijk of in bruikleen genomen spullen vallen onder de dekking van diens inboedelverzekeringen.12 Zorgorganisaties dienen er dus rekening mee te houden dat niet iedere inboedelverzekering eventuele schade aan zorgrobot Tessa dekt. 

Delen van accounts
Tot slot willen wij ingaan op de met een zorgrobot verbonden accounts die gebruikt worden om de zorgrobot opdrachten uit te laten spreken. Uit het praktijkonderzoek bleek dat het voorkomt dat een zorgmedewerker zijn inloggegevens van zijn account voor de zorgrobot deelt met een mantelzorger en/of cliënt, zodat die via het account van de zorgmedewerker berichten kan plaatsen in de zorgrobot. 

Vanuit het oogpunt van aansprakelijkheid wordt dit sterk afgeraden. In zo’n situatie is het niet zichtbaar wie welk bericht heeft geplaatst en/of verwijderd. Dit kan tot vervelende discussies leiden als een bericht te vaak of juist helemaal niet uitgesproken wordt. Denk aan herinneringen aan medicatie-inname. Het is daarom aan te bevelen dat iedere gebruiker een eigen account aanmaakt ten behoeve van het instellen van berichten in een zorgrobot. 

Referenties

  1. Lavrijssen N., Cuijpers C. Privacyaspecten rondom de inzet van zorgrobots. ICT&health 2022, nr. 6, p. 82-83.
  2. Wijne RP. Aansprakelijkheid voor zorggerelateerde schade. Den Haag: Boom Juridisch; 2017. p. 322.
  3. Wijne RP. Aansprakelijkheid voor zorggerelateerde schade. Den Haag: Boom Juridisch; 2017. p. 323.
  4. Zie art. 7:446 lid 1 BW.
  5. Wijne RP. Aansprakelijkheid voor zorggerelateerde schade. Den Haag: Boom Juridisch; 2017. p. 374.
  6. Overigens wordt door Timmermans wel de vraag opgeworpen – maar niet beantwoord – of de zorgverlener ook ten aanzien van de kwaliteit van medische hulpmiddelen een inspanningsverplichting kent, of dat hier een resultaatsverplichting geldt. Zie Timmermans IC. Contractuele aansprakelijkheid voor medische hulpzaken. VR 2014/13.
  7. Zie Rb. ’s-Hertogenbosch 28 januari 1994, rolnr. 1769/92 (niet gepubliceerd).
  8. Zie Rb. Alkmaar 11 februari 2004, ECLI:NL:RBALK:2004:AO3453 (‘Implanon‘). Overigens hield deze uitspraak geen stand in hoger beroep en cassatie. Zie ook Rb. Breda 3 januari 2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BO9631 (‘Zweedse band’).
  9. Rb. Den Bosch 28 januari 1994, rolnr. 1769-92 (niet gepubliceerd).
  10. KPMG. Analyse van de Nederlandse verzekeringsmarkt 2019. KPMG Advisory N.V.; 2020. p. 8.
  11. Zie: 
  12. (link), (link), Geraadpleegd 2022 november 29. (link)
  13. Zie: Link