‘We moeten de menselijke maat niet uit het oog verliezen’

24 augustus 2023
‘We moeten de menselijke maat niet uit het oog verliezen’

Anneke Westerlaken maakt zich als voorzitter van brancheorganisatie ActiZ (ouderen en chronisch zieken) hard voor een toekomstbestendige zorg. Waar medewerkers met plezier werken en naar waarde worden geschat, en waar de cliënt de zorg krijgt die hij of zij nodig heeft. De omstandigheden op de krappe zorgmarkt vragen om innovatieve en creatieve oplossingen. Daarbij is de menselijke maat voor zowel de zorgprofessional als de cliënt leidend, is haar overtuiging. In deze uitgave van ICT&health licht Westerlaken toe hoe we deze aanzienlijke opgave zouden moeten aanvliegen om tot een succesvol resultaat te komen en welke persoonlijke overtuigingen daaraan ten grondslag liggen.

In de toekomst krijgen we te maken met meer ouderen die meer (complexere) zorg nodig hebben, tegenover minder zorgprofessionals, mantelzorgers en verpleeghuisplaatsen. Wat is in dit verband de rol van preventie en van ‘re-ablement’?
“ActiZ heeft verschillende soorten leden, uiteenlopend van de leden die ouderenzorg leveren, tot de wijkzorg en bijvoorbeeld het Leger des Heils, dus preventie is een breed begrip. De preventie is gericht op alles wat ervoor zorgt dat mensen gezond blijven en zich gezond voelen. Als we uitgaan van preventie gedurende de levensloop, is het eerste stuk met name goed te organiseren buiten de zorg, gericht op het onderhouden of verkrijgen van een gezonde leefstijl. Denk daarbij aan ‘mee kunnen doen’, een netwerk hebben, digitale vaardigheden hebben, niet laag geletterd zijn, voldoende bestaanszekerheid, etc. We steunen hierbij de artsenfederatie die onlangs een bericht naar buiten bracht over ‘Health in all policies’. Dat houdt in dat je op alle vlakken, dus bijvoorbeeld de uitbreiding van industrie of het vaststellen van het bijstandsniveau, nadenkt over de gevolgen voor de gezondheid van mensen. In het begin en midden van de levensloop moet de preventie dus met name komen van de partijen die niet in eerste instantie te maken hebben met zorg.”

“Daarnaast zien we steeds duidelijker dat zorgpartijen nog te vaak vragen oplossen die te maken hebben met welzijn. Een voorbeeld daarvan is dat iemand hulp krijgt bij het douchen, terwijl de vraag eigenlijk voortkomt uit onzekerheid of eenzaamheid. Als we preventie dus definiëren als ‘zorg-voorkomend’ dan wordt meteen het belang van re-ablement duidelijk: wat kan iemand zelf, wat kan iemand samen, wat kan iemand met behulp van technologie, wat kan iemand met behulp van het netwerk? Als we preventie op die manier inzetten, kunnen we voorkomen dat alle vraagstukken in het leven moeten worden opgelost met zorg.”

Welke concrete stappen heeft ActiZ tot nu toe gezet om toegankelijke, betaalbare en kwalitatief goede zorg te bieden aan mensen die het nodig hebben? 
“We zien dat de driehoek van toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van zorg in toenemende mate onder druk komt te staan. Dus juist ook voor ActiZ is het van belang heel kritisch te kijken naar de adressering van de vraag. Is het echt een zorgvraag of hoort het thuis buiten het zorgkader? Dat is noodzakelijk, willen we de zorg kunnen blijven waarborgen voor de mensen die echt een zorgvraag hebben. De discussie van 'wat hoort waar thuis', zwengelen we graag aan, ook waar het gaat om wat hoort er thuis binnen het verzekerde pakket en wat niet. Daar zijn politieke keuzes voor nodig. Zo hopen we de zorg voor de meest kwetsbaren beschikbaar te houden.” 

Vergrijzing is een samenlevingsvraagstuk

“Op het gebied van technologie en de toepassing daarvan binnen het kader van gezondheidszorg, zijn wij bezig met het verbeteren van de gegevensuitwisseling tussen verschillende zorgdomeinen, re-ablement, preventie en samenwerking met het sociaal domein. De grootste uitdaging is in mijn optiek om met elkaar te bepalen wat we collectief doen en wat we van de samenleving verwachten, en dat we de samenleving faciliteren om dat goed te kunnen doen.”

U sprak in een ander interview over het creëren van een breed maatschappelijk draagvlak en over de noodzaak om een samenleving te creëren die meer kwetsbaarheid toelaat en het nemen van eigen regie beter mogelijk maakt. Hoe ziet u dat concreet voor zich? 
“Ik denk dat we dit concreet kunnen maken door met elkaar het gesprek aan te gaan over wat we als samenleving van de zorg verwachten, en afstand nemen van het patroon om de zorg te zien en in te vullen als het afvoerputje van de samenleving - dus wordt gebruikt om alle dingen op te lossen die elders in de samenleving misgaan. Denk aan slechte of ontbrekende huisvesting.”

“Daarnaast moeten we kijken naar: als we meer aan preventie doen en er blijft schaarste over - met name in de ouderenzorg - hoe verdelen we die dan rechtvaardig? Ik zal vanuit ActiZ het punt van vergrijzing ook in andere gremia, zoals het mkb en binnen de SER, voor het voetlicht blijven brengen en aangeven dat we naar mantelzorgachtige arrangementen moeten gaan. Het mkb zal niet gaan zeggen dat ze in elke CAO vijftig uur mantelzorg gaan opnemen, maar we vinden elkaar wel in de gemene deler dat vergrijzing een zeer belangrijk thema is en in de toekomst nog meer zal worden. Enerzijds omdat het mkb veel producten en diensten maakt, bestemd voor de doelgroep ouderen, bijvoorbeeld producten waarmee ouderen langer zelfstandig kunnen blijven functioneren. Anderzijds krijgen zij te maken met een vergrijzende medewerkerspopulatie.”

“Een belangrijke vraag in dit verband is wie het bovengenoemde brede gesprek moet gaan aanzwengelen. Ik merk in mijn contacten met bestuurders van uiteenlopende maatschappelijke organisaties, dat de gedachte heerst dat ouderenorganisaties verantwoordelijk zijn voor het oplossen van vergrijzingsvraagstukken. Maar ik vind dat onterecht. Vergrijzing is een samenlevingsvraagstuk.” 

“Mede daarom is ActiZ met de campagne ‘Praat vandaag over morgen’ begonnen. Onderzoek wijst namelijk uit dat 80 procent van de Nederlanders zich niet bezighoudt met de vraag hoe men oud wil worden. We hopen dat met de campagne het ministerie het thema gaat omarmen en oppakken, evenals grotere werkgevers, politieke partijen, gemeenten, etc. Hoe breder hoe beter. Daarom maken we ook deel uit van de brede coalitie ‘Ouder worden 2040’. Hierin zijn bijvoorbeeld de NS, de Rabobank, de VNG, en ouderenbonden verbonden.”

“Onze samenleving is niet bepaald dementievriendelijk ingericht. Denk aan de haast die we hebben in het verkeer, of aan het invoeren van voor ouderen ingewikkelde zelfscankassa's. Over de hele linie vind ik dat we onze samenleving wel wat ‘inclusiever’ mogen inrichten. Daarmee bedoel ik dat we op allerlei vlakken, of het nu gaat om boodschappen doen of het verkeer of het invullen van formulieren, bij de uitwerking van toepassingen meer rekening moeten houden met het verschil in mogelijkheden tussen mensen. Dit komt uiteindelijk ook de gezondheid ten goede. Om die reden is ActiZ partner geworden van The Ambassy for an inclusive society, die jaarlijks aanwezig is op de Dutch Design Week.”

Welke obstakels komt u tegen in dit proces en wat doet dat met u?
“Ik moet dan misschien eerst wat uitleggen over mijn achtergrond. Ik ben lang maatschappelijk werker geweest en ben qua opleiding een ‘stapelaar’: mbo, hbo, universiteit. Al vrij jong kwam ik als stagiaire in een asielzoekerscentrum en ik heb gewerkt in onder andere de vrouwenopvang, de crisisopvang, het Leger des Heils en het gevangeniswezen. Ik heb dus al vroeg in mijn leven gezien wat er gebeurt met mensen die op een zijspoor terechtkomen. Welke effecten dat heeft op het leven van mensen. Daar heb ik mijn visie ontwikkeld op wat de fundamentele waarden zijn in het leven. Ik zit vanuit ActiZ in een SER-commissie over de gezondheidsverschillen op basis van sociaal economische status. Dat is iets wat me enorm drijft. Ik vind het onbestaanbaar dat we ons er kennelijk bij neerleggen dat mensen die praktisch geschoold zijn, gemiddeld acht jaar korter leven en vijfentwintig jaar leven in minder goede gezondheid, dan mensen die theoretisch geschoold zijn.”

“Ik ben voorstander van de filosofie dat als iets ongelijk is, dat je dat dan ook ongelijk behandelt. En dat bedoel ik dan in positieve zin. Iemand met meer achterstand op een bepaald vlak, heeft meer ondersteuning nodig dan iemand met minder achterstand. En de wijkzorg heeft hierin een hele belangrijke rol. Die ziet wat er achter de voordeur gebeurt en kan ook doorverwijzen naar bijvoorbeeld maatschappelijke zorg, schuld-hulpverlening, en reïntegratiezorg. Afgezien van de vergrijzing is dit denk ik de grootste uitdaging waar we voor staan als sector. Ik vind het goed dat we ons daar vragen bij stellen als samenleving. Daarom houd ik me binnen ActiZ in volle overtuiging bezig met het kritisch kijken naar waarden, risico, regie, en de manier waarop we mensen met elkaar kunnen verbinden.”

De beweging van de Juiste Zorg op de Juiste Plek is nog onvoldoende van de grond gekomen en vraagt onder meer een versterking van de eerstelijnszorg. Hoe zorg je voor betere afstemming en samenwerking?
“Op dit moment word je vanuit de Zorgverzekeringswet (ZVW) nog vaak gefinancierd op basis van het directe cliëntcontact, maar het is natuurlijk ook nodig dat je het overleg gefinancierd krijgt, over bijvoorbeeld preventie en wijkgerichte aanpak. Vanuit het IZA zijn we bezig met een visie op de eerstelijnszorg. Daarbinnen vormt de driehoek huisarts, sociaal werk, wijkverpleging een hele belangrijke factor. Het besef dat de eerstelijnszorg versterkt moet worden is er op dit moment nog te veel in woord en te weinig in daad. Dus hier moeten, zeker ook op het gebied van de financiering, concrete stappen worden gezet. Je ziet binnen het IZA dat de groei hem zit in de wijkverpleging en niet in de medisch specialistische zorg. Maar de tarieven en contractering die dat mogelijk maken, moeten nog zwaar worden bevochten.”

Mantelzorgen roept in onze cultuur helaas niet altijd waardering op

“Daarnaast is de discrepantie tussen de inzichten van medisch specialisten en de wijkverpleging een aandachtspunt. De medisch specialist verwijst mensen na de klinische behandeling vaak door naar de wijkverpleging, zonder dat er afstemming is over de werkwijze binnen de wijkverpleging. De arts geeft dan bijvoorbeeld door dat een cliënt vier keer per week door de wijkverpleging gedruppeld moet worden, terwijl het beleid van de wijkverpleging zelfredzaamheid is, en men de cliënt leert om dit zelf te doen of hen op afstand begeleidt. Op werkbezoeken hoor ik dat die begeleiding op afstand over het algemeen als positief wordt ervaren. Er wordt per cliënt gekeken of virtuele thuiszorg een mogelijkheid is, ofwel ter vervanging, ofwel aanvullend. Het is altijd maatwerk. Wat er wel vaak wordt gemist, is een eenduidig antwoord op wat er nu vergoed wordt en wat niet. Vaak verschilt dat per zorgverzekeraar. Ook mis ik nog de eenduidige maatschappelijke visie op wat je als oudere geacht wordt zelf te financieren en wat niet. Waar ligt de eigen verantwoordelijkheid van de oudere mens?”

De complexiteit van het zorgstelsel en regelgeving maken regelen van passende zorg ingewikkeld en tijdrovend. Kijkend naar onder andere het gebrek aan domeinoverstijgende financiering en de ‘tig’ verschillende contracteisen per zorgsoort: hoe kun je zorgen voor meer eenduidigheid, eenheid en samenwerking?
“Ik zie het als een taak van de overheid om de zorgverzekeraars aan te spreken op gelijkgerichtheid, omdat het anders nauwelijks werkbaar is. Bijvoorbeeld door passende zorg in alle contracteisen op dezelfde manier door te voeren. We zouden samen heel kritisch moeten kijken naar het pakketbeheer bijvoorbeeld.”

Is meer mantelzorg een reële oplossing voor het tekort aan gekwalificeerd personeel? Mag je ervan uitgaan dat (klein)kinderen structurele mantelzorg bieden? 
“Mantelzorgen is in onze cultuur iets dat niet altijd een gevoel van waardering oproept, maar eerder medeleven. Het lijkt me een goede zaak om daar snel verandering in te brengen, want dat is zeer onterecht. Mantelzorg maakt feitelijk al structureel deel uit van onze ouderenzorg als zogeheten informele zorg. We moeten er als samenleving rekening mee houden dat we vroeg of laat allemaal mantelzorg gaan verlenen. Ik sprak vorig jaar op een congres van de zorgverzekeraars Nederland en daar lag een notitieblokje op tafel met daarop de vraag: wie zorgt er later voor mij? Daarop heb ik tijdens de opening gezegd dat we volgens mij de verkeerde vraag stellen en we ons beter kunnen vragen ‘Voor wie zorg ik later?’. 

“Ik houd er zelf al rekening mee dat ik straks drie keer in de week langs ga bij mijn moeder om voor haar te zorgen. Dat is voor mij niks raars, want mijn moeder zorgde ook voor mijn oma. Ik zie om mij heen ook bij vriendinnen dat dit besef bestaat. Paradoxaal genoeg huldigt mijn moeder het standpunt dat zij niet wil dat ik haar mantelzorger word. Althans niet in eerste instantie. En, kijkend naar mijn kinderen, snap ik dat wel. Zelf wil ik ook dat zij zich vrij voelen om de keuze te maken om aan de andere kant van de wereld te gaan wonen of hun tijd te stoppen in andere ambities. Dat betekent dus dat het raadzaam is om op tijd te bedenken hoe je het voor jezelf wil gaan organiseren als je straks op een leeftijd bent dat je meer hulp nodig hebt. Zelf heb ik het er al over met een aantal vriendinnen om straks voor elkáár te gaan zorgen, want de realiteit is dat je er niet meer vanzelfsprekend vanuit kunt gaan dat er straks voldoende thuiszorg voorhanden zal zijn.”

Onvoldoende waardering en perspectief voor zorgprofessionals is een veelgehoorde klacht. Hoe kunnen we het werken in de zorg en het werkplezier van de zorgprofessionals vergroten? 
“De waardering voor zorgpersoneel sluit helaas naadloos aan op wat we hiervoor bespraken over de waardering voor mantelzorgers. ActiZ strijdt al jaren voor een beter salaris en dat zullen we blijven doen, maar het gaat natuurlijk om meer dan alleen salaris. Wat zorgverleners het liefst willen, is zorg verlenen zonder al te veel hobbels en obstakels. Daarom maken we ons hard voor onder meer het verminderen van administratieve lasten, bureaucratie, en voor goede financiering (zoals kostendekkende tarieven). Maar ook meer investering in scholing en ontwikkeling werkt positief. En het tonen van meer waardering voor ieders expertise door bijvoorbeeld de wijkverpleging meer zelfstandig te laten opereren en niet voor elke beslissing de tussenkomst van een huisarts te vereisen.”

“Tegelijkertijd zien we binnen onze sector dat de medewerkerstevredenheid hoog is (8,2!) en de uitstroom is ook relatief laag, dus het gaat nog best goed, vergeleken met de andere zorgsectoren. Maar waar het gaat om salaris, inspraak en roostering, hebben we nog echt wel wat te bevechten met elkaar.”



Hoe kunnen we in de huidige krappe woonmarkt toch zorgen voor voldoende passende woonvormen voor ouderen?
“Op dit moment zijn er onvoldoende geschikte woningen voor ouderen beschikbaar en moeten we dealen met stroperige procedures voor de bouw van woon- en woonzorg-complexen. Als iets ervoor kan zorgen dat het leven door ouderen prettig wordt beleefd, is het natuurlijk wel het wonen. Demissionair minister De Jonge heeft in zijn plannen vermeld dat een derde van de woningen die gebouwd moeten worden, seniorenwoningen moeten zijn. Als ouderen naar een seniorenwoning kunnen, komen er tegelijkertijd meer woningen beschikbaar voor jongeren en gezinnen. Helaas lopen we in praktijk nog steeds ver achter de ambities aan, dus ik kan alleen maar hopen dat dit snel gaat veranderen.”

Bij welke van de genoemde uitdagingen kunnen ICT-oplossingen een rol gaan spelen en hoe kijkt u aan tegen het toepassen van robots in de zorg? 
“Er is al enorm veel gebeurd op het gebied van ICT en technologie. Er zijn voorbeelden te over, variërend van apps, tablets, videoconsultering, robots voor ouderen tot domotica. En de toepassingen van technologie nemen met de dag toe. ICT helpt bijvoorbeeld bij het roosteren met behulp van AI en met spraakgestuurd rapporteren. Aandachtspunt hierbij is wel, dat we het gecontroleerd toepassen en niet dat het aanleiding is om nog meer te gaan registreren. Er moet dus een goed filter op zitten, zodat het wordt toegepast waar het arbeidsbesparend werkt en de cliënt helpt, en niet voor van alles omdat het kan. Ten aanzien van deze digitalisering in brede zin, vind ik het gesprek over ethiek in relatie tot technologie wat ondergeschoven. Wat gaan we doen met alle informatie die we tot onze beschikking krijgen? Een voorbeeld: als het ‘slimme matras’ van een cliënt registreert dat deze om half tien in bed is gelegd, terwijl in het zorgplan van die persoon staat dat hij gewend is aan en prijs stelt op een bedtijd van elf uur, moet je daar een medewerker dan op aanspreken? Dus die discussie, over wanneer technologie helpend is en wanneer niet, zou gevoerd moeten worden vind ik.”

Dat het kan, betekent niet automatisch dat het moet

“Ander voorbeeld. Ik heb een teckel. Die zit ’s avonds vaak bij mij op schoot. We maken thuis wel eens de grap dat als onze teckel dood gaat, wat hopelijk nog lang niet gebeurt, ik graag wil dat hij wordt opgezet, zodat als ik oud en dement ben, ik toch nog van mijn hondje kan genieten. We zien nu de opkomst van de robothond en -kat, maar ik zou graag de discussie voeren over waarom ouderen niet gewoon een echt huisdier mogen hebben. Ik snap alle argumenten, maar ik vind toch dat we niet automatisch het gesprek erover moeten overslaan. Het is belangrijk dat we daarop blijven reflecteren.” 

Wat is er volgens u voor nodig om innovatieve en digitale toepassingen op grotere schaal te kunnen gaan invoeren?
“Ik denk dat mensen een deel van de technologische toepassingen zelf kunnen organiseren, denk aan boodschappen online bestellen, fitbit, beeldbellen. We zijn met ActiZ betrokken bij ‘Anders werken in de zorg’: daar worden de innovaties in de zorg onderzocht. Zorgorganisaties delen hun kennis met elkaar, zodat het regionaal kan worden geïmplementeerd. De verschillende regio’s werken landelijk samen. Op landelijk niveau worden innovaties met elkaar gedeeld om van elkaar te leren en inspiratie op te doen. ActiZ probeert de beweging zoveel mogelijk te helpen en ondersteunen in hun verdere groei en uitbreiding.”

“Het is belangrijk dat zowel mensen die werken in de zorg, als ouderen leren omgaan met nieuwe technologie. Daarnaast is effectieve en efficiënte gegevensuitwisseling cruciaal en dat er meer regie is op het gebruik van internationale standaarden. Hierin moet de overheid een hele belangrijke rol spelen vind ik, om dat goed te reguleren.” 

Tot slot, wat is uw belangrijkste boodschap aan collega’s in het zorgveld?
“Het is heel belangrijk dat we de menselijke maat niet uit het oog verliezen in deze krappe zorgmarkt. En dat hoeft niet alleen te gaan om meer tijd. Ik denk dat het hem vooral zit in de aandacht voor de cliënt. Mijn overtuiging is dat de menselijke maat vaak zit in kleine dingen, zoals in weten wie je voor je hebt.”

“Daarnaast denk ik vooral ook aan het centraal stellen van de ethische vraagstukken ten aanzien van ICT en health. Dat het feit dat het kan, niet automatisch mag betekenen dat het ook moet. Ik denk dat we ons bij alle technologische toepassingen moeten afvragen of het arbeidsbesparend of helpend is of niet. Dat we dat aan de voorkant met elkaar moeten definiëren, de bestuurders samen met de medewerkers en de cliënten. En mochten we dan gezamenlijk tot de conclusie komen dat een bepaalde toepassing geen meerwaarde heeft, dan moeten we daar ook naar handelen.”