Het Radboudumc heeft de afgelopen jaren veel kennis opgedaan op het gebied van continue monitoring bij regulier opgenomen patiënten. Doel daarbij was nooit het monitoren op zich, maar zaken zoals tijd vrijmaken voor verpleegkundigen, hogere patiëntveiligheid en het beter voorspellen van achteruitgang van patiënten. Op dat laatste gebied wil het Nijmeegse universitair medisch centrum het komende jaar nieuwe slagen maken. Mede-initiatiefnemer Bas Bredie: “We willen beter voorspellen, zodat de juiste zorg op het juiste moment kan worden aangeboden. Ook willen we dit breder trekken naar volledige netwerkzorg, niet alleen binnen het ziekenhuis.”
In het Radboudumc gaat komend jaar de uitrol van draadloze monitoring op de afdelingen interne geneeskunde en heelkunde de volgende fase in. De data over de vitale parameters die via deze de monitoring verzameld worden, moeten in combinatie met andere gegevens per gevolgde patiënt leiden tot voorspellingen over diens toestand. Sneller kunnen ingrijpen. Verbetert de zorg en kan bijvoorbeeld leiden tot minder IC-opnames.
Het project ging van start in 2017. Maar al in 2016 besloten internist Bas Bredie en hoogleraar chirurgie Harry van Goor van het Radboudumc dat het tijd werd om het al langer gehanteerde Early Warning-scoresysteem niet langer afhankelijk te laten zijn van handmatige controles. De technologie was al voorhanden via draadloze apparatuur van producent Sotera, nu moest men de raad van bestuur en de werkvloer meekrijgen.
“We zochten een oplossing om via een device continue vijf vitale parameters te meten, zodat dit niet meer driemaal per dag bij de verpleegkundigen terecht kwam”, legt Bredie uit. “Daarbij moest het device geschikt zijn voor WiFi, zodat de patiënt mobiel kon zijn.”
Handmatig meten
Het Radboudumc had al een structuur met handmatig meten en een protocol van aanpak ontwikkeld. Bredie: “Dat was al een hele stap. We kwamen uit een tijd van patiënten ongestructureerd, op gevoel in de gaten houden. Pas in 2008 heeft het Radboudumc als een van de eerste Nederlandse ziekenhuizen de early warning-systematiek ingevoerd. Bij de invoering– nog niet landelijk doorgevoerd omdat ziekenhuizen er ook kanttekeningen bij plaatsen – kwamen we erachter dat het arbeidsintensief is en dat er foutjes kunnen worden gemaakt. Bijvoorbeeld bij het invoeren van metingen in een EPD.”
Verder stonden de metingen nog vrij los van wat er dagelijks in de zorg mee gedaan kan worden. Het was een soort checklist die niet altijd integraal onderdeel van de zorg was. De scores werden één keer per dag besproken, terwijl mensen 24 uur per dag op een afdeling liggen. Bredie: “Los van het gevoel bij een patiënt, hadden we meer informatie nodig. Zodat we echt iets over de veiligheid van patiënten konden zeggen, over het ontstaan van ziektebeelden, zelfs daadwerkelijk voorspellen wat er met een patiënt kan gebeuren.”
Verpleegkundigen betrokken
Verpleegkundigen, de belangrijkste uitvoerende groep, werden vanaf het begin betrokken bij het project, vertelt Nienke van Oosten, teamleider zorg interne geneeskunde: “Verpleegkundigen praten regelmatig met elkaar – vooral tijdens avond- en nachtdiensten met minder personeel en meer kwetsbaarheid – over of we achteruitgang bij een patiënt niet eerder hadden kunnen signaleren. Dit was een mogelijkheid hier iets mee te doen. ”
Volgens Harry van Goor bestond op de afdeling heelkunde deze discussie ook. “We zagen daar de afgelopen jaren centralisatie van grote operaties. Steeds vaker merkten we dat de patiënt terugviel van de intensive care – een bewaakte afdeling met continue monitoring – naar een afdeling met driemaal per dag controle. Verpleegkundigen hadden vaak het gevoel dat de patiënt echt nog niet veel minder ziek was, maar toch was er veel minder controle.”
"Niet-pluis gevoel van verpleeg-kundigen wordt bevestigd"
Stip op de horizon
In februari 2016 gingen Bredie en mede-initiatiefnemer Van Goor in de VS op bezoek bij twee ziekenhuizen die het draadloze ViSi Mobile-device al gebruikten, vertelt Van Goor. “We hebben daar met alle stakeholders gesproken: verpleegkundigen, de medisch-technische dienst, de CMIO. Zo hebben we geleerd welk team we hier in Nederland om tafel moesten krijgen. Onze infrastructuur bood afdoende mogelijkheden, enthousiasme was er genoeg. Toen hebben we een programma opgesteld met als eerste stip op de horizon het implementeren op twee afdelingen. Dat hebben we in 2018 gerealiseerd.”
Voorafgaand is gewerkt aan een proof-of-concept in een klinische setting. Uitgangspunt was niet zozeer het weten tot hoeveel minder IC-opnames het systeem kon leiden, maar wat patiënten en verpleegkundigen ervan vonden. Van Goor: “Belangrijk voor het verdere succes was ook dat we de voorzitter van de RvB mee hadden. Die keurde een mede- investering vanuit het interne innovatiebudget goed. Andere succesfactoren waren ondersteuning vanuit het REshape Center en van verpleegkundigen – vier super users per afdeling – met daaromheen goede validatie en onderzoek gericht op te zetten stappen.”
Veiliger gevoel
REshape-innovator Tom van de Belt stelt dat ook het innovatieve DNA van een universitair medisch centrum hielp. “We zijn meteen begonnen met luisteren naar wat gebruikers - verpleegkundigen en patiënten - van het systeem vonden. Zo vonden patiënten die van de IC afkwamen en hun naasten het niet prettig, soms zelfs eng, dat hun vitale functies ineens niet meer continu gemonitord werden. Zij gaven in de pilot met ViSi Mobile aan dat ze zich veiliger voelden. Mensen konden er ook voor kiezen of ze hun waarden zelf konden aflezen op het polskastje. Dat wisselde enorm per patiënt.”
Van Goor spreekt in dit opzicht over redesign. Patiënten en verpleging hielpen mee om het systeem te personaliseren. “We moesten gaan nadenken over wat er wel en niet mogelijk was op dit gebied. Als je het display uit zou zetten, zou dan niet alles uitgaan? Andere patiënten wilden graag pijn kunnen aangeven op het device. Zaken waar we oorspronkelijk niet bij hadden stilgestaan.”