‘Alleen ga je sneller, samen kom je verder’ wordt vaak gezegd als gaat om innovatie. Maar is dat wel zo? Testen, onderzoeken en (door)ontwikkelen van zorginnovaties – met en door zorgprofessionals, patiënten en zorginstellingen: het gebeurt in de tientallen ‘living labs’ die Zuid-Holland rijk is. Ze geven innovators de kans om samen met de eindgebruikers te kijken naar de wens vanuit de praktijk. Studenten kunnen onderzoek te doen naar effectiviteit en implementatie van innovaties. Zorgorganisaties kunnen toetsen of de innovatie wel werkt en werkbaar is.
Maar werkt dat niet vertragend, werken in zo’n groep, met verschillende belangen en doelen? Het korte antwoord is: ja. Het vergt tijd om een goed plan te maken, om over de planning en de uitvoering nog maar te zwijgen. In de toch al overbelaste zorg is het lastig innoveren: je vraagt nogal wat van de zorg als er ook tijd gemaakt moet worden om innovaties te testen en te toetsen. Het voelt alsof in de tussentijd je innovatieproject stilstaat.
Belang living labs
Toch is dat te kort door de bocht. Uiteindelijk, en zeker bij zorginnovaties, kan je immers niet zonder elkaar. Het Rathenau Instituut onderstreepte vorig jaar in een rapport het belang van living labs voor de missiegedreven innovaties die de overheid beoogt, en dan vooral wanneer maatschappelijke waardecreatie centraal staat.
Zo is het is het belangrijk is dat living labs niet alleen gebruikt worden om te leren over een innovatie, maar ook over de implementatie in de praktijk. Intermediaire organisaties, zoals Medical Delta, zijn nodig om verbindingen te leggen tussen partijen, locaties en andere initiatieven in het ecosysteem. De context, het ecosysteem, moet meegenomen worden in de ontwikkeling van prototype naar praktijk.
Learning by doing
De praktijk leert dat de klinische vraagstellingen leidend moeten zijn bij zorginnovaties, dus die van patiënt en/of zorgverleners. Klinisch technologen kunnen een rol spelen in het ophalen en vertalen van deze vraag. De verzekeraars moeten een rol spelen in innovatietrajecten.
Er moet al in een vroeg stadium aandacht zijn voor het economisch rendement: klopt de business case voor alle partijen? En wanneer een onderzoek of innovatie succesvol is, hoe wordt deze dan schaalbaar en geïmplementeerd? Het zijn stuk voor stuk uitdagingen waarbij alle stakeholders in het ecosysteem een rol spelen.
Samen versnellen
Wat we ook geleerd hebben, is dat het begint bij de partners in het living lab: wat zijn hun uitgangspunten, doelen, visie en waarden, hoe ‘zitten ze in de wedstrijd’? Onder de oppervlakte kunnen waarden leiden tot spanningen in co-creatie processen met alle gevolgen van dien. Als de spanningen eenmaal naar boven komen, is het vaak al te laat.
Door dit bij aanvang helder te hebben en hier tijd in te investeren, ontstaat er een ‘waarde(n)volle’ samenwerking. Een Living Lab coördinator, die de partijen verbindt, de processen organiseert en regisseert en belangen en doelen bewaakt, kan hierin een rol spelen.
Of het nu gaat om de doorontwikkeling, het peilen van de werkelijke zorgbehoefte of de wetenschappelijke onderbouwing voor de effectiviteit van een zorginnovatie: living labs bewijzen hun waarde. Ze helpen ze mee aan de economische ontwikkeling van de regio, de kennisontwikkeling in de zorg, en aan de versnelling van de implementatie van technologische oplossingen voor duurzame zorg. En die versnelling kun je alleen samen voor elkaar krijgen, daar heb je alle stakeholders in het ecosysteem bij nodig.
Dus alleen ga je sneller? Integendeel! Samen ga je sneller, en kom je uiteindelijk veel verder.