Ik doe nogal wat. Ik vind nou eenmaal veel leuk en zeg ook graag ‘ja’. Zeker wanneer er een leuke uitdaging voorbijkomt waarmee ik anderen of een organisatie denk te kunnen helpen. Ja-zeggers (niet te verwarren met ja-knikkers!) hebben een leuker leven dan nee-zeggers, is mijn stellige (niet-onderzochte) overtuiging. Soms loop je daardoor wel tegen problemen aan. In casu: een ongewenste ‘stapeling van functies’. Oeps. Helemaal Zelf Veroorzaakt.
Met veel plezier accepteerde ik, na een sollicitatie, de functie van lid Raad Bestuur bij ZonMw. Dat moest natuurlijk netjes getoetst worden bij mijn andere werkgevers - want een nevenfunctie. En laat dat nou ‘bijten’ - volgens VWS - met mijn functie bij het ministerie als Chief Medical Information Officer (CMIO).
Begrijpelijk, want VWS is de organisatie die ZonMw de meeste opdrachten gunt en financiering hiervoor toebedeelt. Met als gevolg dat ik de rol van CMIO na twee- en een half jaar ga verlaten. ‘Turning the Tables’ dus. Een passend onderwerp voor deze laatste Chief’s table. Daarom ditmaal: een enigszins culinair geïnspireerde column. En hier en daar ook best een beetje pittig.
Recept van de CMIO
In de ziekenhuiscontext is de CMIO verantwoordelijk (!) voor het vertalen van informatiebehoeften, die vanuit verschillende werk- en bedrijfsprocessen van een medicus kunnen ontstaan, naar informatievoorzieningen1. De CMIO, en gelukkig steeds vaker ook de CNIO (Chief Nursing Officer) vervult een brugfunctie en geeft gevraagd én ongevraagd advies- op digitaliseringsvraagstukken in de zorg, van hoog tot laag in de organisatie.
Een rol waarin openheid en van gedachten kunnen wisselen belangrijk is. Alleen dan werkt het, en is het een waardevolle functie. Een rol die je niet moet willen voor de bühne. Een rol die je invult om zorg en zorgprocessen beter aan te laten sluiten op je organisatie en andersom. Een rol, die bestaat en mede gedragen wordt door je collega’s en uiteindelijk doorwerkt in betere zorg. Deze receptuur, die zo goed werkt in een ziekenhuis - hoe mooi om die te vervullen binnen VWS. Maar: VWS is geen ziekenhuis.
De menukaart
In mijn geval vulde de oprichting van ‘ziekenhuisbedchecker.nl’ in het begin de menukaart, die de al snel de titel ‘Corona’ droeg. In nauw overleg met het geweldige CMIO-netwerk Nederland, de NVZ en Stichting NICE probeerden we er bij VWS voor te zorgen dat de zorgcapaciteit in Nederland zowel op IC als de verpleegafdelingen gratis en goed in beeld kwam voor iedere zorgmedewerker.
Dat lukte ook. Snel én goed. De politiek had er alleen andere gedachten over. Mijns inziens zeker óók gedreven door andere belangen dan het steunen van het initiatief voor het op dat moment meest betrouwbare inzicht in de daadwerkelijk beschikbare bedden. Vond ik wel bijzonder, to say the least. Want waarom werd er aan inzichten uit het veld voorbijgegaan? En waarom wordt een nieuwe oplossing niet eerst goed vergeleken met de andere, gebaseerd op functionele en bestaande structuren op uitkomsten, zoals we in de zorg gewend zijn? Crisis, nood - of toch andere belangen. In ieder geval een goede evaluatie waard. Die moet nog komen.
De mond vol
De CoronaMelder-app dan. De visie van deze CMIO (tevens hoogleraar Mobile Healthcare): zo’n app kán niet in een week veilig en conform de geldende technische specificaties en privacyregels afgebakken worden. Overigens niet alleen mijn visie, maar die van vele wetenschappers. Intern gemeld natuurlijk, maar weinig gehoor.
Extern kon ik mijn zorgen niet openlijk uiten. Want hoewel geen ambtenaar, wél medewerker van VWS. En daarmee moet je dezelfde boodschap uitdragen. Kun je dat niet, jammer maar dan moet je je mond houden. Een hele nare patstelling. Want dat bijt, met mijn eed arts en doctor. Daarin staat: 'Vergeet dan ook nooit de verplichtingen die zij u oplegt jegens de wetenschap en de samenleving’.
VWS nam dus willens en wetens een arts aan, doctor en hoogleraar notabene die dus die deze eed heeft afgelegd - in de rol van CMIO voor de organisatie. Dan hoort daarbij tenminste ook intern de passende ruimte en openheid om een brugfunctie goed te kunnen vervullen.
De app kwam er natuurlijk, want die hippe hackathon was al aangekondigd. Een heel mediacircus. Met een uitkomst die u kent en die van te voren al vaststond. Mijns inziens zit de winst hier niet aan de voorkant, maar aan de achterkant in het vervolgproces. En zo werd het ook gebracht: er is (inderdaad) veel van geleerd. Soms levert een mislukking onverwacht belangrijk winst op, dat kennen we in de zorg ook. Maar dat is wel omgekeerd redeneren. Klinkt dat zuur? Tafelzuur is soms juist essentieel om een gerecht de juiste smaak te geven. Maar dan toch liever vóórdat een gerecht publiek wordt opgediend.
Too good to go to waste
En toen bedacht ik met enkele collega’s de website Prullenbakvaccin. Letterlijk gemaakt in een weekend. Ik dacht: als ik dit aan VWS voorleg, kan toestemming lang duren. En dat scheelt te veel niet te verspillen vaccins. Want vaccins in de prullenbak – dat is écht ‘too good to go to waste’. Dus zetten we hele goede uitleg op de site en heel belangrijk: we deden ook echt niets verkeerds.
Vele collega’s bij VWS stuurden me privé berichtjes: wat goed! – maar slechts enkelen durfden me in het openbaar te steunen. Tekenend voor een angstcultuur? Ik snap het wel, want ook ik ben behoorlijk onder druk gezet. Gelukkig ging VWS - naarmate men zich verdiepte in wat het echt was, maar ook omdat de publieke opinie steigerde en de druk over de volstrekte uitlegbaarheid ervan toenam, Prullenbakvaccin uiteindelijk een soort van gedogen. En belandden tienduizenden vaccins die anders verloren zouden zijn gegaan, eerder in gewillige armen. Fijn.
Natafelen
Ik heb als eerste CMIO van VWS met hele fijne en bevlogen mensen aan vooral virtuele tafels gezeten. Met hen een vorkje mogen mee prikken over hoe zorg beter kan, welke gang er het beste kan volgen op de vorige en daarbij ook de pittige saus af en toe gehanteerd. Er waren gewaardeerde collega’s die mee gingen op Knelpuntenpad, om zich echt te verdiepen in de zorg. Die een virtuele sessie over ‘hoe werkt het EPD aan de achterkant voor de zorgverlener’ bijwoonden, en daar vaak vragen over stelden.
VWS-ers zijn in mijn optiek oprecht nieuwsgierig naar de zorg. Ze begrijpen dat het uiteindelijk niet om besturen of de bestuurder an sich gaat, maar om voor wie je het doet. Maar zij mogen zich niet publiek uiten als ze een andere mening zijn toegedaan dan de officiële lijn, dit terwijl ze soms best een punt hebben waar ze intern lastig gehoor voor vinden (wat iets anders dan geen gelijk krijgen). In het geval van de CMIO-die-ook-en-vooral-dokter-is: een hele lastige spagaat. Maar ook voor anderen, in een organisatie die toch wordt gevormd door zijn mensen. Dan moet je dus wel héél flexibel zijn (of het moet zijn dat je in het geheel niet hoeft te buigen). Of je gaat.
Genoeg gegeten?
Veel van mijn tafelgenoten bij VWS zijn inmiddels - net als ik- óók aan andere tafels gaan zitten. Want mijn ‘appetite’ voor zorgverbetering, waar mogelijk ondersteund door innovatie maar altijd gericht op een fijnere omgeving voor de mens, is bij lange na nog lang niet gestild. Met veel plezier prik ik daarom naast mijn werk als chirurg en hoogleraar een vorkje mee aan nieuwe bestuurstafels. Waaronder ZonMw, maar dus niet meer VWS. Want van twee tafeltjes eten (‘stapeling van functies’) mag niet.
Eerlijk: de rol van CMIO ga ik niet alléén vanwege deze ‘stapeling van functies’ verlaten. Ook omdat de detachering gewoon eens ten einde komt. Volgens mij hebben zowel ik als de organisatie er veel van geleerd. En wat je leert, moet je delen (bij deze). Mijn lege plaatsje aan de tafel? Hopelijk komt er een zowel goede als flexibele opvolg(st)er met honger naar betere zorg. Die, net als ik, ook probeert de organisatie een beetje met tijd en behoeften te laten meebewegen. Inderdaad, net zoals in een toekomstbestendig ziekenhuis.