Begin 2024 verspreidde de Coalitie Digivaardig in de zorg een brandbrief1, waarmee docenten werden opgeroepen om sneller digivaardigheden op te nemen in het (mbo)-onderwijs voor zorg en welzijn. Thóra Eymundsson, medewerker van Lab212 van Hogeschool Windesheim, pakte de handschoen op. “We hebben de afgelopen tijd veel stappen gezet.”
Lab21 is het didactische innovatielab van het domein Bewegen en Educatie van Windesheim. “Tot dit domein behoren onder meer de pabo3, de CALO4 en de tweedegraads lerarenopleidingen, inclusief de docentenopleiding Gezondheidszorg en welzijn5”, vertelt Eymundsson. Studenten aan deze laatste opleiding zijn na diplomering bevoegd om les te geven aan zorgopleidingen, onder meer in het (v)mbo. “Zij leiden straks zorgprofessionals van de toekomst op. Dus is het belangrijk dat ze zelf voldoende digivaardig zijn.”
Lab21 ondersteunt docenten en studenten bij de didactische inzet van innovaties (met een digitale component) in het onderwijs. Ook kunnen zij in het lab experimenteren met onder andere VR-brillen, 3D-printers, interactieve schermen en robots.
Studenten overschatten zichzelf
De brandbrief droeg bij aan een gevoel van urgentie, vertelt Eymundsson. In het dagelijks bestuur van Lab21 werd de brief besproken. “In dit bestuur zitten vertegenwoordigers van alle afdelingen. Zij hebben de brief vervolgens meegenomen naar hun achterban: de docenten van de vakgroepen.”
Eymundsson ging zelf ook met docenten in gesprek. “Die zien wel dat studenten soms best wat digivaardigheden missen. Maar studenten zelf zijn zich daar niet altijd van bewust. Ze denken: ik kan toch best een verslag maken in Word? Of iets opzoeken op internet? Maar ze missen de finesses. Ze weten bijvoorbeeld niet hoe je op een handige manier een inhoudsopgave maakt in Word. Of ze denken nauwelijks na over online veiligheid. Daarnaast zien we ook wel studenten die wat angst hebben voor digitale ontwikkelingen.”
Aanbod
Eymundsson vertelt dat studenten aan de lerarenopleidingen vooral leren om ICT toe te passen in hun onderwijs, didactische keuzes te maken met betrekking tot het gebruik hiervan. “We vertrouwden er tot voor kort op dat het met hun digitale basisvaardigheden wel goed zat. Zo werd Office bijvoorbeeld bekend verondersteld. Daar zijn nu interventies op gezet.”
Hoe ziet het digi-aanbod er dan nu uit? Dat bestaat uit drie elementen.
- Lessen in digitale basisvaardigheden Om te beginnen verzorgt Windesheim, samen met een aantal opleidingsscholen, lessen in digitale basisvaardigheden. “Alleen de studenten die stagelopen bij deze opleidingsscholen doen mee aan de lessen. Daarin gaat het om onderwerpen als: hoe werk je met Outlook, met Word, wat is een browser?”, somt Eymundsson op. “Maar ook: wat is AI?”
- Onderzoeksgroep Daarnaast kunnen vierdejaarsstudenten van de tweedegraads lerarenopleidingen hun afstudeeronderzoek doen bij de onderzoeksgroep ‘ICT om te leren’. Eymundsson hierover: “Zij verdiepen zich in theoretische achtergronden van ICT in het onderwijs. Ze doen bovendien onderzoek bij hun stagescholen en kijken wat, vakdidactisch gezien, werkt.”
- Profileringsgroep Laatstejaars kunnen ook meedoen aan een zogeheten Profileringsgroep over digivaardigheden. Studenten verdiepen zich eerst in de nieuwe kerndoelen van SLO voor digitale geletterdheid6. Hierin staat wat leerlingen in het basisonderwijs, de onderbouw van het voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs moeten kennen en kunnen als het gaat om digitale basisvaardigheden.
“Vervolgens kiezen de studenten een onderwerp waarin ze zich verder willen bekwamen”, schetst Eymundsson. Ze geeft een voorbeeld: “Een van de studenten zocht uit welke informatie populaire apps, zoals TikTok, verzamelen over gebruikers. Vervolgens maakte hij lesmateriaal over dit onderwerp. En deelde hij zijn kennis met scholieren.”
Er zijn dus verschillende stappen gezet om studenten digivaardiger te maken, stelt Eymundsson. Ze benadrukt dat al het digi-aanbod tot op heden echter facultatief is. “Studenten kiezen zelf of ze hun digivaardigheid willen versterken – of niet.”
Begin met docenten
Eymundsson vindt het belangrijk dat er in de hele onderwijsketen meer aandacht komt voor digivaardigheden: hoger onderwijs, mbo, voortgezet onderwijs en basisonderwijs. “In Lab21 beginnen wij met de professionalisering van onze eigen docenten. Zij geven hun kennis door aan de studenten.” Ze ziet dat sommige vakgroepen, waaronder die van de docentenopleiding Gezondheidszorg en welzijn, regelmatig leuke werkvormen inzetten om de digivaardigheid van studenten te bevorderen. “Onze verwachting is dat studenten deze werkvormen op hun beurt delen met hun eigen leerlingen.”
Ook stelt Eymundsson vast dat veel docenten behoorlijk digivaardig zijn, al geldt dit natuurlijk niet voor iedereen. “De vragen waarmee docenten bij ons aankloppen, verschillen nogal. De een wil hulp bij het aanmaken van een mappenstructuur in de elektronische leeromgeving, de ander wil meer weten over zorgtechnologie. Wij geven ze gerichte tips én informatie. Zo stuur ik altijd alles door wat ik ontvang van de Coalitie Digivaardig in de zorg7.”
Succeservaringen
De afgelopen tijd werkte Lab21 er dus hard aan om ‘digivaardigheden’ in het onderwijs aan aankomende leraren (in zorg en welzijn) steviger neer te zetten. Terugkijkend, welke successen waren er? “Het grootste succes is als studenten beseffen dat ze eigenlijk minder weten en kunnen dan ze dachten”, zegt Eymundsson. “En dat zij zich vervolgens gemotiveerd en ‘vrij voelen’ om zich op digitaal vlak te blijven ontwikkelen.”
Ze licht toe: “We zien bij sommige studenten angst om te experimenteren. Terwijl dit wel belangrijk is. Ook, omdat de veranderingen in de digitale wereld razendsnel gaan. Wij zeggen: je hoeft niet volledig te weten hoe alles werkt, als je maar de houding hebt om het jezelf eigen te maken.”
Hindernissen
Wat zijn hindernissen als een onderwijsinstelling meer aandacht wil gaan schenken aan het versterken van digivaardigheden? “De voornaamste hobbel bij ons was toch dat studenten dikwijls denken dat zij voldoende digivaardig zijn”, meent Eymundsson. “En inderdaad: ze zijn meestal vaardig genoeg om hun opleiding te kunnen doorlopen. Maar zij moeten wel de aankomende zorgprofessionals opleiden. Daarom willen we hen ervan bewust maken dat ze een stapje extra moeten zetten.”
Eymundsson beseft tegelijkertijd dat de meeste curricula al overvol zijn. “Ik ben daarom geen voorstander van een apart vak ‘digivaardigheden’. Ik denk dat het goed zou zijn als docenten dit thema in hun ‘gewone lessen’ zouden verweven.”
Klein beginnen
Eymundsson adviseert docenten die meer aandacht willen schenken aan digivaardigheden om klein te beginnen: “Vraag bijvoorbeeld van studenten dat zij bij het maken van werkstukken in Word bepaalde toepassingen gebruiken. Denk aan het maken van koppen. Laat eerst in de les zien hoe dit moet. En controleer vervolgens of studenten dit in hun eigen werk ook doen.”
Ze raadt ook aan om goed met collega’s af te stemmen: “Spreek met hen af dat zij eveneens in hun lessen werken aan het vergroten van de digivaardigheden. Zo integreer je dit op een vanzelfsprekende manier in de opleidingen.”
Toekomstplannen
In de komende tijd wil Lab21 voortgaan op de ingeslagen weg. “Daarnaast willen we meer aandacht gaan schenken aan generatieve AI. We willen studenten leren: wat is dit, hoe gebruik je het, wat mag wel en wat niet? Ook qua ethiek en veiligheid”, zegt Eymundsson tot slot. “Ook zijn we altijd benieuwd naar uitkomsten van onderzoek van ons lectoraat Onderwijsinnovatie en ICT8. Deze hopen wij te kunnen benutten om het onderwijs aan aankomende docenten te verbeteren.”
Geschrokken van brandbrief
Eymundsson vertelt dat zij in eerste instantie verbaasd was over de boodschap in de brandbrief. “Ik dacht: we doen in het onderwijs al best veel. Hoe kan het dan toch zo slecht gesteld zijn met de digivaardigheden van net-afgestudeerde mbo’ers? Vervolgens dacht ik ook: er zijn zoveel mooie digitale en technologische oplossingen, maar wat heeft een zorgorganisatie daaraan als medewerkers er niet mee uit de voeten kunnen?”
Eymundsson geeft een voorbeeld van basiskennis die startende zorgprofessionals mogelijk missen. En wat dit betekent in de praktijk. “Zijn medewerkers zich er bijvoorbeeld van bewust dat het belangrijk is dat de beeld- en geluidsopnamen die een zorgrobot kan maken alleen terechtkomen in een afgeschermde omgeving? En dus niet op een server ‘van buiten’? Dergelijke basiskennis is essentieel om op verantwoorde wijze met een zorgrobot te werken. De data kunnen immers privacygevoelige informatie bevatten, zoals gegevens over medicatie, of diagnoses.”
CV
Thora Eymundsson is medewerker bij Lab21 van Hogeschool Windesheim.