Het mbo-onderwijs in zorg, welzijn en sport en bewegen is in transitie. Mbo-scholen realiseren zich dat zij professionals moeten opleiden die later gaan werken aan vitaliteit, gezonde leefstijl en preventie. De praktijk ervaart dat het onderwijs op bepaalde thema's, zoals het gebruik van technologie1, onvoldoende aansluit op actuele ontwikkelingen. Van belang is dat praktijk en onderwijs elkaar daarin versterken en helpen. In dit artikel bespreken we de ontwikkelingen, de totstandkoming van het onderwijs in het mbo en waar de kansen liggen voor betere afstemming met het werkveld.
Diploma’s en mbo-certificaten worden uitgereikt op basis van een door de minister van OCW vastgesteld kwalificatiedossier. Dit beschrijft waar een student aan moet voldoen om het diploma te halen. Het kwalificatiedossier bestaan uit kerntaken en werkprocessen. Mbo-certificaten bestaan uit een selectie van de kerntaken en de werkprocessen uit een kwalificatiedossier.
Van kwalificatiedossier naar onderwijs
De kerntaken en werkprocessen in het kwalificatiedossier zijn globaal beschreven. Dit biedt opleidingen ruimte om in te spelen op actuele thema’s en regionale behoeften. De ontwikkelingen kunnen ook worden meegenomen naar regionale werkgevers om zo de accenten te leggen. Een gedeelte van een mbo-opleiding wordt ingevuld met keuzedelen. Deze maken het mogelijk voor een student om zich in een onderwerp te verdiepen en om zo zijn/haar kennis te verrijken.
In de regionale samenwerking of in de samenwerking met een werkveldpartner kan worden afgesproken dat het volgen van een specifiek keuzedeel gewenst is. Een gerichte keuze voor keuzedelen kan een opleiding actueel houden. Bijvoorbeeld het keuzedeel ‘Zorginnovatie en technologie’. Al is inmiddels de algemene overtuiging dat dit geen keuzedeel zou moeten zijn, maar een integraal onderdeel van het kwalificatiedossier. Dit gaat in de zeer nabije toekomst ook zo worden ingevuld.
Ontwikkeling en onderhoud
Het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiedossiers en de mbo-certificaten is een wettelijke taak van Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)2. SBB organiseert overleg in marktsegmenten en de zogenaamde sectorkamer3, waar het middelbaar beroepsonderwijs en bedrijfsleven afspraken maken over de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Voor de opleidingen in zorg en welzijn is dit de sectorkamer ‘Zorg, welzijn en sport’.
De ontwikkeling en het onderhoud van kwalificatiedossiers starten altijd met actuele beroepeninformatie. Het bedrijfsleven is hiermee als eerste aan zet. Dit is hèt moment om aan te geven waar opleidingen aandacht aan moeten besteden om toekomstgericht op te leiden en om goed te kunnen aansluiten bij de wensen van het werkveld.
Een belangrijk document is het zogenaamde beroepscompetentieprofiel. Dit beschrijft wat er van de (toekomstige) beroepsbeoefenaar verwacht wordt. Het mbo leidt op voor de arbeidsmarkt. Samen met inhoudsdeskundigen wordt zo’n kwalificatiedossier ontwikkeld. Na goedkeuring van de sectorkamer wordt dit voor vaststelling aan de minister voorgelegd. De onderhoudscyclus duurt 4 jaar. In het schooljaar 2024-2025 startte het onderhoud van de kwalificatiedossiers Verzorgende IG, mbo-verpleegkundige, tandartsassistent, doktersassistent en apothekersassistent.
Voorgaande formele route beschrijft de basis voor het opleiden tot een diploma of mbo-certificaat. Innovatie in het onderwijs ontstaat echter niet alleen door formele beschrijvingen, maar ook door samenwerking tussen school en praktijk.
Verwachtingen onvoldoende concreet
Zorgtechnologie heeft momenteel een beperkte plaats binnen kwalificatiedossiers. Door de globale beschrijving is het voor het onderwijs moeilijk te bepalen welke onderwerpen aan bod moeten komen. In de voorbeelden in het kader wordt duidelijk dat het essentieel is om wederzijdse verwachtingen tussen werkveld en onderwijs over dit thema concreet te maken, zodat het verschil in de verwachtingen van het werkveld ten aanzien van onderwijs verkleind kan worden.
Goede voorbeelden
Een voorbeeld van hoe het onderwijs en het werkveld de samenwerking zochten en vonden, is te lezen in het eventmagazine van een landelijk symposium van de bedrijfstakgroep zorg, welzijn en sport van de mbo-raad in maart 20244.
Een ander voorbeeld is het V-model5, dat de competenties toont die zorg- en welzijnsprofessionals eigenlijk moeten hebben om met technologie in hun werk te kunnen omgaan. Het V-model bestaat uit twee delen. De basiscompetenties die iedere professional in zorg en welzijn moet bezitten om te kunnen functioneren in een werkomgeving waarin steeds meer technologie aanwezig is. En de verdiepende competenties die nodig zijn om technologie te implementeren in zorg en welzijn.
Samen doen
De mbo-student krijgt onderwijs van docenten die zelf ook toegerust moeten zijn om innovatieve ontwikkelingen over te brengen. Een groot deel van het mbo-onderwijs vindt naast school plaats in de praktijk, tijdens stages of werk. In de Beroepsbegeleidende leerweg-opleidingen (Bbl) vindt zelfs 80 procent van de opleiding plaats in de praktijk en 20 procent op school. Daarnaast leidt het mbo ook volwassenen op in het kader van leven lang ontwikkelen, met flexibele opleidingstrajecten voor om-, bij- en nascholing.
Dat alles vraagt een ‘lerende omgeving’ waarin de ervaren professional én de docent zelf ook een lerende houding hebben en kansen krijgen zich te ontwikkelen. Binnen het mbo wordt dit opgepakt door practoraten. Een practoraat is een expertiseplatform binnen een mbo-instelling waar praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd. Het doel is om kennis en innovatie te verspreiden en studenten op te leiden tot innovatief vakmanschap. Docenten professionals uit het werkveld en studenten werken hierin samen.
Wensen & verwachtingen uitspreken
Om een brug te slaan tussen werkveld en onderwijs, is het belangrijk om de kwalificatiedossiers van Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (S-BB)6 te kennen. Bespreek met regionale opleiders hoe je van hoofdlijnen naar concrete invulling kunt gaan. Wees nieuwsgierig naar de praktische toepassing van thema’s en geef jouw wensen aan. Zie je verbeterpunten? Er zijn verschillende manieren om jouw input te geven en samen te werken aan een actueel curriculum: werkveldbijeenkomsten, adviesraden, vertegenwoordigers in de sectorkamer bij SBB, gastlessen geven, et cetera. Laat je stem horen!
Onvoldoende vaardigheden en kennis
Studenten zijn onvoldoende digitaal vaardig: het werkveld signaleert dat mbo-zorgstudenten (verzorgende IG, verpleegkunde) onvoldoende digitaal vaardig zijn, ondanks dat dit in de kwalificatiedossiers staat. Maar wat betekent digitaal vaardig zijn precies? En hoe zorgen we voor uniformiteit tussen verschillende mbo-scholen? Windesheim, Deltion College en de Coalitie Digivaardig in de zorg onderzoeken in opdracht van het ministerie van VWS welke top tien digitale vaardigheden het onderwijs kan oppakken om de kloof tussen praktijk en onderwijs te verkleinen.
Studenten maatschappelijke zorg weten te weinig over zorgtechnologie: organisaties in de verstandelijk gehandicaptenzorg signaleren dat zorg- en welzijnsopleidingen in het mbo onvoldoende aandacht is voor zorgtechnologie. Studenten missen kennis over de toegevoegde waarde en integratie van technologie in ondersteuningsplannen voor mensen met een verstandelijke beperking. Hoewel zorgtechnologie in het kwalificatiedossier staat, is het niet concreet genoeg voor het werkveld. Welke technologische toepassingen zijn relevant en waar moet de focus liggen? Deltion College, Drenthe College/Noorderpoort/Alfa College en Windesheim onderzoeken in opdracht van G-AAN (Regionale aanpak gehandicaptenzorg Drenthe en Zwolle) welke technologische toepassingen in het onderwijs moeten worden opgenomen om de in de praktijk goed mee te kunnen gaan en wellicht te kunnen versnellen bij de implementatie ervan?
CV
Marianne Gardien is beleidsadviseur btg (bedrijfstakgroep) Zorg, Welzijn en Sport, MBO Raad.
Jolanda van Til is expertdocent / projectleider Practoraat Gezondheid & Technologie, Deltion College Werkgroep onderwijs Coalitie Digivaardig in de zorg.