Even vrees ik even voor mijn leven, toen ik uit het niets in de auto geconfronteerd wordt met ritmestoornissen. De brok in mijn keel groeit en maakt me misselijk. Mijn borstkas bonkt stevig op en neer.
Aan de kalme ambulancebroeder laat ik vanaf mijn telefoon een foto van - een voor mij goed - ECG zien. Hij vergelijkt het hartritme met de zojuist gemaakte strook. Niets liever lijkt mijn hart de manie van witte lijnen op de hartmonitor tot een onomkeerbaar halt toe te roepen. Omdat hij nog nooit eerder een ECG van iemand met een half hart gezien heeft, brengt een enkeltje met de gele taxi mij naar de hartbewaking. De veiligste plek om aan de hartmonitor te liggen, waar het om een afwijking aan het ritme kan vaststellen, is de eerste harthulp. Allerlei piepjes, variërend in toonhoogtes, slaan na en dwars door elkaar heen. Op de monitor zit een zwaailichtje wat wat plots van de kleur oranje verandert naar dreigend rood. De patiëntendossiers zijn inmiddels al jaren gedigitaliseerd, maar ik zweer dat het mijne een van de dikste variant is. Witte jassen komen mijn kamer in en uit. In de hoop mijn hartritme tot acceptabel niveau te brengen, spuiten ze met een noodgang vloeistof door het infuus. Hoewel ik niet gelovig ben, wend ik mij tot het heelal om mij uit deze onplezierige situatie te helpen. Het helpt en ik doezel in slaap. Zodra dat verrekte alarm mijn oren weer binnendringt, is er niets van deze dappere dodo over. Opnieuw lijkt mijn leven aan mij voorbij te trekken.... De volgende dag gaat het beter en wordt ik overgebracht naar de verpleegafdeling. De vijf elektroden op mijn borstkas worden gekoppeld aan de telemetrie, een variant op de hartmonitor. Deze is verbonden met een draagbare recorder, zodat ik hiermee vrij over de afdeling mag lopen. De recorder is verbonden met de controlekamer die mijn hartritme registreert. Professionals kunnen dit vanaf afstand in de gaten houden. Zo hoef ik niet bang te zijn onderuit te gaan om pas uren later gevonden te worden. Ook word ik niet geconfronteerd met de paniekerende alarmen van de hartmonitor. Een paar weken later meld ik me bij de poli cardiologie. Omdat we nog geen grip op het hartritme krijgen, word ik de komende 24 uur middels de welbekende vijf elektroden aan een draagbare recorder gekoppeld (ook wel holter genoemd) en met een logboekje naar huis gestuurd. De uren vliegen om en ik houd netjes bij op welke tijdstippen en waar ik hinder van ondervind. De holter en notities lever ik de volgende dag weer in om vervolgens een paar dagen later de uitslag via telefonisch consult met mijn cardioloog te bespreken.