Studie: Hoe de lockdown gebruik digitale middelen heeft veranderd

23 oktober 2020
Studie: Hoe de lockdown gebruik digitale middelen heeft veranderd
Onderzoek
Premium

Vanwege het coronavirus mochten mensen tijdens de lockdown niet meer bij elkaar op bezoek komen, de zorg was niet meer face-to-face, sportscholen waren gesloten. Logisch dat mensen terugvielen op digitale middelen en er waarschijnlijk meer gebruik van zijn gaan maken, ook ten behoeve van hun gezondheid. Dit klinkt heel aannemelijk, maar is het ook echt zo? Om dit te bepalen, heeft Fontys in mei een survey uitgevoerd over het gebruik van digitale middelen bij ouderen (70 jaar en ouder) en mensen met een chronisch gezondheidsprobleem.

Voor deze doelgroep werd gekozen vanuit de verwachting dat door de lockdown juist mensen die geregeld contact hebben met een arts of hulpverlener, meer digitale middelen zijn gaan gebruiken vanwege hun gezondheid. Bewegen en gezonde voeding hoort ook bij een goede gezondheid, vandaar dat ook deze onderwerpen werden meegenomen. Daarnaast was het interessant om na te gaan in hoeverre men digitale middelen al gebruikte of meer ging gebruiken voor sociale contacten en vrijetijdsbesteding, waarbij het uiteindelijk ook gaat om mentale of algehele gezondheid.

De onderwerpen in de vragenlijst die we de deelnemers (zie kader rechts) toestuurden, betroffen het gebruik van digitale middelen (pc, tablet, smartphone, telefoon) ten behoeve van verschillende onderwerpen. De onderwerpen waren: eigen gezondheid, actief bewegen, gezonde voeding, sociale contacten en vrije-tijdsbesteding. Er werd bevraagd welke chronische aandoening men had, of men het coronavirus zelf had gehad en of men angst voor het virus had. 

De vragenlijst bestond uit stellingen met likert-schalen en open vragen met een aantal antwoordopties en open velden. Dit zag er als volgt uit:

Deze vragen werden voor elk onderwerp gesteld (eigen gezondheid, actief bewegen, gezonde voeding, sociale contacten en vrijetijdsbesteding). De resultaten van de eerste analyses worden hierna beschreven.

Coronavirus en angst
Op 6 mei werden de eerste versoepelingen van de coronamaatregelen uit maart aangekondigd. In deze tijd werd er nog niet veel getest. Op de vraag ‘Heeft u zelf het coronavirus gehad?’ antwoordde 85 procent van de deelnemers met ‘nee’ en 15 procent met ‘weet ik niet’.  Niemand gaf aan corona te hebben gehad. Met de stelling ‘ik voel mij angstig door het coronavirus’ was 64 procent het (helemaal) eens en 36 het (helemaal) oneens. 

Die tweede groep gaf diverse redenen, zoals: ‘angst is niet goed voor de gezondheid en je moet je aan de regels houden’, of ‘ik ben wel voorzichtig, maar niet bang’, ‘er is nog weinig bekend omtrent het virus’, of ‘bang zijn is nutteloos’. Redenen van mensen mét angst waren onder meer: ‘mijn vrouw is dementerend en als ik zou sterven dan zou zij mij moeten missen’, ‘ik ben ongeneeslijk ziek en zeer kwetsbaar’, ‘ik ben 71 jaar en ook gezonde mensen worden niet gespaard’ of ‘het doet mij denken aan de oorlog, althans de eerste tijd’.

Eigen gezondheid
Met de stelling: ‘ik heb nu meer aandacht voor mijn eigen gezondheid’ was 36 procent van de deelnemers het oneens en 64 procent het eens. Dit is opvallend. Je zou kunnen verwachten dat in een tijd van een pandemie, waarbij ziekte het gesprek van de dag is en mensen minder makkelijk toegang hebben tot de zorg, een nog groter percentage deelnemers meer aandacht zou hebben voor hun eigen gezondheid. Een verklaring kan zijn dat mensen met chronische aandoeningen en ouderen sowieso al veel aandacht hebben voor de eigen gezondheid, reden waarom het ten tijde van de coronacrisis niet verder steeg. 

Het blijkt dat als mensen de computer, tablet of smartphone gebruiken, zij dit vooral doen om informatie over de eigen gezondheid op te zoeken. Zij zijn dit ook méér gaan doen ten opzichte van het gebruik voor de lockdown. Deelnemers geven niet vaak aan dat ze digitale middelen gebruiken om contact met een arts of zorgverlener te hebben. 

Dat is aan de ene kant verrassend, want contact met een arts vanwege een chronische ziekte kon in deze tijd alleen maar via computer of telefoon. Het kan dat deelnemers geen contact opnamen omdat ze dachten dat dit niet mogelijk was en dat deze groep deelnemers wegens het ontbreken van dit contact in deze periode zelf meer informatie over gezondheid gingen opzoeken via computer, tablet of smartphone.

Vooral opzoeken informatie
70-plussers en mensen met een chronische aandoening gebruikten de computer, tablet of smartphone niet vaker ten behoeve van actief bewegen of gezonde voeding. Als zij deze digitale middelen wel gebruikten, was het vooral weer voor het opzoeken van informatie. Bijvoorbeeld voor het opzoeken van recepten, digitale yogalessen of wat de beste stappenteller of roei-ergometer is. 

Wat betreft sociale contacten waren deelnemers wel duidelijk meer digitale middelen gaan gebruiken. De hele groep was meer gaan telefoneren en beeldbellen en maakte meer gebruik van sociale media zoals WhatsApp, Facebook en Instagram. Hierbij was er vooral meer digitaal contact met kinderen en kleinkinderen en werden filmpjes en foto’s gedeeld. Op het gebied van vrije tijd was de groep meer gebruik gaan maken van digitale media om films te bekijken via Netflix. Youtube werd meer gebruikt om bijvoorbeeld instructies te bekijken voor het uitoefenen van een hobby. Ook werden er meer digitale spelletjes gedaan.

In de vragenlijst vroegen wij ook of mensen dingen konden aandragen ter verbetering van de digitale/ technologische ondersteuning. Hierop kwamen uiteenlopende antwoorden: een betere wifi-verbinding, betere apparaten, duidelijkere informatie over het gebruik van digitale middelen, meer gebruik ervan door zorgprofessionals, verbetering van eigen vaardigheden en kennis van de mogelijkheden. Ook werden er zorgen geuit dat de kennis en vaardigheden omtrent digitale/ technologische ondersteuning niet bij iedereen voldoende is en dat deze middelen ook niet voor iedereen toegankelijk zijn.

Toekomst
Op basis van de eerste analyses lijkt het erop dat mensen die al digitale middelen gebruikten voor eigen gezondheid en sociale doeleinden, deze nog meer zijn gaan gebruiken. Er lijkt echter ook een groep mensen te zijn die hierin onvrijwillig wordt uitgesloten, getuige de spontane opmerkingen van de deelnemers. Deze groep heeft waarschijnlijk ook deze online vragenlijst niet ingevuld en daarmee is de huidige onderzochte groep niet representatief voor de Nederlandse bevolking. 

Wij willen in de toekomst dan ook proberen om deze doelgroep te bereiken. Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen in hoeverre digitale middelen gebruikt worden door ouderen en mensen met een chronische aandoening, ook in het kader van (digitale) inclusie van deze doelgroepen. 

Inclusie is een onderwerp waar Fontys veel aandacht voor heeft, in zowel onderzoek als onderwijs. De deelnemers hebben belangrijke suggesties gedaan ter verbetering van de toepassing van digitale middelen en enkelen hebben aangegeven dat zij willen worden benaderd voor een interview. Er zal dan ook vervolgonderzoek worden gedaan via bijvoorbeeld studentprojecten. De kennis die dit oplevert, zal ten goede komen aan zowel de huidige zorgpraktijk als de zorg van de toekomst. 

Achtergrondkenmerken onderzoek
De vragenlijsten werden verspreid via email en sociale media en werden van 7 mei t/m 2 juni digitaal ingevuld via een web interface. 125 deelnemers hebben de vragenlijst ingevuld. Vier deelnemers waren jonger dan 70 jaar en hadden geen chronische aandoening en werden daarom geëxcludeerd. Het aantal deelnemers, verwerkt in deze analyse, kwam zo op 121 (61 mannen en 60 vrouwen). 

Van deze deelnemers waren 11 deelnemers jonger dan 70 jaar (gemiddelde leeftijd 62 jaar) en 72 deelnemers waren 70 jaar of ouder (gemiddelde leeftijd 76 jaar). Alle mensen jonger dan 70 jaar hadden minstens één chronische aandoening; 27 procent had er twee of meer. Van de 70+ers (72 deelnemers) had 65 procent tenminste één chronische aandoening en 19 procent twee of meer. Van de groep 75+ (62 deelnemers) had 64 procent minstens één chronische aandoening en 24 procent twee of meer. 

De meest voorkomende chronische aandoeningen van de deelnemers waren hart- en vaatziekten, luchtwegaandoeningen zoals COPD of astma, diabetes of een andere stofwisselingsziekte zoals schildklierproblemen of een leveraandoening, oncologische aandoeningen en reuma of andere gewrichtsaandoeningen. Daarnaast werden ziekten genoemd als coeliakie of psoriasis, hersenaandoeningen zoals Parkinson of epilepsie en zenuwaandoeningen zoals neuropathie, evenals tinnitus en de ziekte van Ménière. Al deze aandoeningen kunnen de kwaliteit van leven sterk beïnvloeden.

Door innovation partner