VWS: brede verkenning corona-apps, meer focus op gedrag

23 april 2020
Hugo-de-jonge
Overheid
Nieuws

Het ministerie van VWS heeft breder gekeken naar mogelijkheden om digitale middelen in te zetten ter ondersteuning van bron- en contactonderzoek dan alleen nieuwe apps. Dat blijkt uit de Kamerbrief die minister Hugo de Jonge (VWS) dinsdagavond naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het ontwikkelen van nieuwe apps was slechts onderdeel van de verkenning naar opties om de verspreiding van het coronavirus te monitoren. Komende week komt De Jonge met een update over de verkenning.

Volgens De Jonge is ook geïnventariseerd welke bestaande corona-apps voor traceren van contacten er bestaan. Ook is gekeken naar het nut van symptomencheckers of vragenlijsten, die op basis van klachten een inschatting kunnen maken van mogelijke COVID-19 besmetting. Nederland heeft daarnaast uitgebreid bijgedragen aan het opstellen van Europese richtlijnen waar apps aan moeten voldoen.

‘Ik deel de conclusie dat niet de technologie zelf de uitweg uit de lockdown zal bieden, maar het gedrag van de mensen in de samenleving’, zo benadrukt de minister. Wel gaat VWS verder met het selecteren van een bestaande of nieuwe app ter ondersteuning van het testbeleid van de GGD. De Jonge hoopt hier over vier weken meer over te kunnen vertellen. De Tweede Kamer werd gisteren al door een reeks experts bijgepraat over alle ins en outs van corona-apps en andere digitale middelen.

Brede verkenning corona-apps

De Jonge schrijft dat hij van veel leveranciers en experts de boodschap kreeg dat apps voor bron- en contactonderzoek oplossingen al bestaan en binnen korte tijd ingevoerd kunnen worden. “Ik heb daarom in korte tijd een brede verkenning gedaan of er een inzetbare app voor traceren van contacten bestaat en of deze een zinvolle aanvulling kan zijn op de volgende fase en eventuele toekomstige maatregelen.”

De uitvraag in het kader van de brede verkenning is ook internationaal gedaan, gebruik makend van de Europese Toolbox (de richtlijnen voor corona-apps, opgesteld door de Europese Commissie). Vijf Europese landen zetten al apps in die het bron- en contactonderzoek ondersteunen: Oostenrijk, Noorwegen, Tsjechië, IJsland en Cyprus. In veel andere landen worden voorbereidingen getroffen om tot zo’n app te komen. Duitsland was voornemens de app in te voeren na Pasen, maar heeft besloten dit met drie weken uit te stellen.

Volgens de minister heeft Nederland intensief bijgedragen aan de toolbox, aangezien een pandemie bestrijden niet bij de grens stopt. Nederland heeft de aanbevelingen voor apps ter ondersteuning van bron- en contactopsporing ook overgenomen. Het gaat hierbij onder meer om zaken zoals privacy, duur van het gebruik van apps en Europese interoperabiliteit.

Inzet apps bij thuisrapporteren

De Jonge meent dat de inzet van apps ook bij thuisrapporteren behulpzaam kan zijn. Zo kunnen apps hier mogelijk de reguliere monitoring van contacten minder arbeidsintensief voor GGD’en maken en het bereik zo vergroten. Het doel van een thuisrapportage-app is het ondersteunen in de uitvoering van de follow-up fase van het bron- en contactonderzoek van de GGD om zo COVID-19 maximaal te kunnen controleren.

Verder wijst De Jonge op het bestaan van apps zoals de (OLVG) Corona Check als nuttige follow up voor een tracking-app. ‘Er bestaat al een groot aantal symptomencheckers of vragenlijsten, die op basis van klachten een inschatting kunnen maken van COVID-19 besmetting, zoals de corona vragentest van Thuisarts.nl. Daarnaast bestaan er hulpmiddelen waarmee symptomen periodiek worden uitgevraagd en door mensen op afstand kunnen worden opgevolgd of begeleid, zodat een medewerker van een medisch team contact op kan nemen als hier aanleiding toe is. Dit monitoren en rapporteren via digitale middelen kan naast de follow-up van bron- en contactonderzoek gebruikt worden

Kritiek meegenomen

De Jonge zegt zich alle kritiek op het selectieproces van de corona-apps aan te trekken en mee te nemen in het vervolg. De taskforce die zich bezighoudt met het zoeken van de juiste digitale middelen om het werk van de GGD te ondersteunen, gaat nu de marktconsultatie tot nu toe opgehaalde voorstellen beschouwen die zien op thuis rapporteren, op begeleiding van patiënten op afstand en op andere manieren van digitale ondersteuning.

‘Daarbij heb ik de taskforce gevraagd te komen met voorstellen voor de inpassing in het proces en implementatie daarvan. Bij dit alles is er ook een samenhang tussen invoering van digitale ondersteuning van bron- en contactonderzoek en testcapaciteit. Immers, hoe meer mensen getest worden, hoe meer mensen een melding van mogelijke besmetting krijgen en daarmee handelingsadvies nodig hebben. En hoe meer mensen gevolgd en (wellicht) getest zullen moeten worden. Ik heb de taskforce meegegeven de digitale ondersteuning van de volgende fase daarom in samenhang met het testbeleid en de testcapaciteit te ontwikkelen.’

Juiste bouwers, experts

Het is de inzet van de minister om snel te kunnen beschikken over een team met de juiste bouwers en ook met experts op het gebied van onder andere informatieveiligheid, privacy, grondrechten, nationale veiligheid en inclusie. Mensen die in staat zijn om samen de digitale ondersteuning te realiseren die nodig is volgens epidemiologen en die voldoet aan alle randvoorwaarden.

‘Ik onderzoek nog de passende wijze om te komen tot een dergelijk team. De opdracht die ik zal meegeven aan dat team is om een digitale toepassing te realiseren om bron- en contactopsporing te ondersteunen. Het team dat aan het werk zal gaan krijgt de opdracht mee om alle oplossingen die ze maken open source te doen zijn.’

Informatieveiligheid, privacy, grondrechten en nationale veiligheid worden allemaal meegenomen in het vervolg, benadrukt de minister. Alle relevante partijen (de AP, het College voor de Rechten van de Mens, het NCSC en de NCTV) blijven nauw betrokken bij het formuleren van de eisen en de beoordeling van nieuwe stappen en voorstellen, maar ook bij de stappen daarna. Zo worden de apps voordat deze beschikbaar komen voor het publiek ook getoetst op de gevolgen voor de nationale veiligheid en de grondrechten van burgers.

Gedragswetenschappelijke begeleiding

VWS zet een aparte taskforce op het gebied van gedragswetenschappelijke begeleiding. Dit is volgens De Jonge nodig om een goed beeld te hebben bij ongewenste neveneffecten en die waar mogelijk van maatregelen te voorzien.

‘Ik heb het RIVM bereid gevonden om deze taskforce samen te stellen en daarbij gevraagd wetenschappers te betrekken. Naar aanleiding van de adviezen van de AP en het College voor de Rechten van de Mens overweeg ik, onder meer om ongewenste neveneffecten tegen te gaan, ook de wettelijke verankering van een verbod op verplichting door derden van het gebruik van apps die bedoeld zijn ter ondersteuning van de volgende fase.’