De kracht van regionale samenwerking

24 augustus 2023
De kracht van regionale samenwerking
Innovatie

Het recente rapport Met de stroom mee van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) schetst de mogelijke weg naar een duurzaam en adaptief zorgstelsel, met een omslag van concurrentie naar samenwerking in de eerste lijn. Die samenwerking is inderdaad het juiste uitgangspunt, stellen Claudia Brandenburg en Maurice Fransen van Deloitte. Daarbij is de regio de sleutel tot succes en heeft die regio de schaal om deze verandering te realiseren. Hierbij leidt het focussen op een stelselwijziging af van de urgentie om nú concrete stappen te zetten in de transformatie van de zorg.

Met haar rapport wil de RVS een advies geven aan het toekomstige kabinet over hoe het zorgstelsel, dat in 2006 in werking trad, aangepast kan worden om ‘ruimte te bieden aan mensen om te doen wat nodig is’. De Raad pleit voor samenwerking in plaats van concurrentie bij het inkopen en aanbieden van huisartsenzorg, wijkverpleging, acute zorg en de ggz. Daarnaast stelt ze voor de zorg voor thuiswonende ouderen anders te organiseren. Dit betekent dat de WIz (Wet langdurige zorg) voor deze doelgroep losgekoppeld moet worden van de domeinen Wlz, Wmo en Zvw. 

De Raad neemt hiermee nadrukkelijk afstand van de uitspraak in het coalitieakkoord dat het stelsel niet ter discussie staat. “Het stelsel staat wat ons betreft wél ter discussie”, gaf voorzitter Jet Bussemaker in de media aan. 

Stelselwijziging ja of nee
Claudia Brandenburg, partner gezondheidszorg Financial Advisory Deloitte, noemt het een logisch rapport. “Mijn eerste gedachte was dat er op basis van de ontwikkelingen in de samenleving geen onverwachte dingen in staan”, zegt ze. “Maar mijn tweede gedachte was wel direct: stimuleert dit de innovatie die we nu nodig hebben? En voor welk probleem is dit de oplossing?”

Haar collega Maurice Fransen, partner en sector leader gezondheidszorg Deloitte, begrijpt dit voorbehoud goed. “Met de hoofdlijn van samenwerking en leren van elkaar kan niemand het oneens zijn”, vindt hij. “Ik zie zelf ook dat in het versnipperde zorglandschap de benodigde stappen op het gebied van technologische innovatie moeilijk te zetten zijn zonder een verschuiving van concurrentie naar samenwerking. Maar ik betwijfel of een stelselwijziging de juiste oplossing is om tot dat doel te komen.” 

Brandenburg vult aan: “De vraag is inderdaad of een stelselwijziging noodzakelijk is om de juiste prikkels in het systeem te brengen. Er is geen garantie dat dit ons dichter bij het doel brengt, want er is geen duidelijke routekaart naar het behoud van toegankelijke en betaalbare zorg.” Beide Deloitte-partners begrijpen daarom ook de reactie van (nu demissionair) minister Ernst Kuipers van het ministerie van VWS, die de voorkeur geeft aan samenwerking en passende zorg op basis van het Integraal Zorgakkoord (IZA), in plaats van een ingrijpende stelselwijziging.

Nu stappen zetten
Samenwerking is geen doel op zich, benadrukt Brandenburg. “Het is een voorwaarde om een regionale aanpak en de noodzakelijke ICT-oplossingen te realiseren.” Ook een stelselwijziging is geen doel, menen Brandenburg en Fransen. Die zou veel kostbare tijd vergen. Het is nu juist belangrijk om snel stappen te zetten naar efficiëntere en innovatieve patiëntenzorg, waarbij zorgmedewerkers en patiënten zoveel mogelijk worden ondersteund door technologie en op afstand kunnen worden behandeld. 

“Als je dingen gaat veranderen die niet gericht zijn op het doel, verspil je veel energie”, zegt Fransen. “Het is beter om ons daar niet door te laten afleiden en ons te concentreren op wat ons nu al dichter bij het doel kan brengen.” Hij meent dat de basisprincipes voor samenwerking al aanwezig zijn in het IZA, met als doel het implementeren van arbeidsbesparende technologie in de regio’s. “Als we hier actief mee aan de slag gaan, kunnen we al heel ver komen.” 

Het is voor iedereen duidelijk dat deze transformatie noodzakelijk is

Daarbij is goede uitleg over de veranderingen van essentieel belang, vult Brandenburg aan. Ze illustreert dit met een voorbeeld: “Als de prijzen van verbandmiddelen in verbandkasten worden vermeld, gaan verpleegkundigen daar efficiënter mee om, wat kosten bespaart. Maar we zien nu dat steeds meer patiënten thuis zorg ontvangen, patiënten die eerst in verzorgings- en verpleeghuizen verbleven. Neem als voorbeeld ogen druppelen. Als thuiszorg dit moet doen, kan ze twee patiënten per uur druppelen. In een verpleeghuis of verzorgingshuis was het mogelijk de hele verdieping in een uur te doen. De kosten van deze behandeling in de thuissituatie zijn daarmee vele malen hoger en dit prijskaartje moet transparant worden voor patiënt en zorgmedewerker. Met een groter aantal patiënten thuis wordt dit onhaalbaar en moeten er alternatieven worden ontwikkeld. Dat kan, maar het moet wel aan patiënten worden uitgelegd. Het gaat om acceptatie en gedrag van zowel patiënten als zorgmedewerkers.”

Samenwerking laten werken
“Nu is het cruciaal”, zegt Fransen, “dat de samenwerking zoals benoemd in het IZA echt van de grond komt. We zien wel dat partijen elkaar opzoeken, maar ze zijn nog steeds gevangen in het concurrentiedenken dat in 2006 is ontstaan.” Begrijpelijk, vindt Brandenburg. “Bestuurders zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van de eigen organisatie. Wat nodig is, is innovatie van buitenaf. Elektrische auto’s zijn begrijpelijkerwijze niet ontwikkeld door traditionele autobouwers, omdat het hun verdienmodel zou schaden. Daarom geloof ik ook in nieuwe spelers. Veel technologie komt van buiten de zorg en hoewel er verschillende meningen over zijn, kan het helpen bij de beoogde transformatie.”

Voorbeelden zijn er genoeg, benadrukt Fransen. In het callcenter van Nationale Nederlanden bijvoorbeeld worden alle gesprekken opgenomen en automatisch voor verslaglegging samengevat. Dit reduceert de afhandelingstijd van 3,5 minuten naar een halve minuut. Ook voor zorgadministratie biedt dit interessante perspectieven. 

In samenwerking met meer dan twintig organisaties heeft Deloitte in Roermond een exploratiecentrum opgezet om te onderzoeken of zorg die traditioneel in het ziekenhuis wordt geleverd, ook in de retail kan plaatsvinden1

“Denk aan het meten van saturatie, bloedruk, gewicht of BMI”, schetst Fransen, “of aan een huidscan. Maar ook aan een financiële gezondheidscheck en aspecten van mentale gezondheid. We onderzoeken de mogelijkheden en de reactie van potentiële gebruikers, zorgverzekeraars en de retail. Het zal stap voor stap gaan. Er is bijvoorbeeld al een machine die bloed kan afnemen. Dat zullen veel mensen nu nog eng vinden. Hetzelfde geldt misschien nog voor een video-overleg over medicijngebruik met een digitale assistent. Of het meten van de bloeddruk in relatie tot voedselconsumptie als basis voor voedingsadvies.”

Dergelijke zaken kunnen ook gewoon thuis worden gedaan. Het voordeel van de retail is dat er iemand aanwezig is om ondersteuning te bieden bij het gebruik van de technologie en advies kan geven. Dat kan de acceptatie bevorderen. “Maar de retail is natuurlijk slechts de eerste stap”, waarschuwt Fransen. “Uiteindelijk moet de hele keten onder de loep worden genomen. Het moet een holistische benadering zijn. En uiteraard is databeschikbaarheid daarbij essentieel. Daar moeten meer stappen in worden gezet. Een fundament voor databeschikbaarheid in plaats van een systeem voor elk probleem. Want we zien nu te veel losse oplossingen.”

Het belang van de regio
De kern, stellen Fransen en Brandenburg, is regionale samenwerking. “Het is lastig om de impact op bestaande organisaties in te schatten”, meent Brandenburg. “Dat maakt bestuurders wel terughoudend.” 

Toch is het onontkoombaar, stelt Fransen. “Kijk bijvoorbeeld naar de grote potentie van medische servicecenters in de regio, waar alle patiëntsignalen centraal worden verwerkt. Daaraan kunnen functies worden toegevoegd, zoals online afspraken maken of contact met chatbots. Maar dan moet wel de hele keten worden aangepast. Het juiste uitgangspunt hiervoor is: hoe denkt en handelt de burger, en hoe kunnen we de spaarzame tijd van de verpleegkundigen optimaal benutten?” 

Dat kan dan per regio tot een andere aanpak leiden”, vult Brandenburg aan. “In stedelijke gebieden spelen bijvoorbeeld andere gezondheidsvragen dan in rurale gebieden.” De burger als uitgangspunt nemen, zoals Fransen stelt, is wel een majeure omslag ten opzichte van hoe de zorg nu is georganiseerd. “Daarom noemen we het ook een transformatie”, concludeert Brandenburg nuchter. “Sommige partijen zullen natuurlijk ook nadelen ondervinden, maar die zullen ze moeten leren accepteren. Het is voor iedereen duidelijk dat deze transformatie noodzakelijk is.” 

Referentie

  1. Link

Door innovation partner