Onderzoekers bij de Stichting 113 Zelfmoord Preventie hebben een studie gedaan naar de rol die sociale media kunnen spelen bij suïcide onder adolescenten. Om dit te onderzoeken werd er een uitgebreide psychologische autopsie gedaan. Hiertoe werden onder meer ouders en vrienden van 35 jongeren, die overleden door suïcide, geïnterviewd. Een belangrijke conclusie is onder meer dat een hogere digitale geletterdheid bij ouders, opvoeders en gezondheidswerkers wenselijk is.
Iedere suïcide is er één te veel. Het is de missie van de Stichting 113 Zelfmoord Preventie om met kennis uit onderzoek bij te dragen aan minder zelfdodingen. Deze organisatie heeft bijvoorbeeld onder meer samen met het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) in 2022 een nieuwe
e-learning ontwikkeld. Het gaat hier om een tool waarmee huisartsen en praktijkmedewerkers onder andere kunnen leren wanhoop en suïcidaliteit te herkennen, bespreekbaar te maken en tijdig door te verwijzen naar de juiste hulp.
Ook het recente onderzoek bij de stichting van Saskia Mérelle, senior onderzoeker, Elias Balt, promovendus en senior onderzoeker Merijn Eikelenboom heeft het voorkomen van zelfdoding als hoofddoel. Zij keken expliciet naar de invloed die sociale media uitoefenden op jongeren die overleden door suïcide. Door daar meer inzicht in te krijgen, kunnen beter preventieve maatregelen worden genomen. De onderzoekers keken naar alle aspecten van sociale media; dus ook naar situaties waarin jongeren via dit soort media werden ondersteund.
Digitale zelfmoordpreventie
In het onderzoeksrapport lezen we: “Hoewel het gebruik van sociale media voor jongeren veel voordelen heeft, kunnen nadelige effecten zoals cyberpesten, online uitdagingen, sociale vergelijking en imitatie mogelijk suïcidale gedachten en gedragingen uitlokken en verergeren. De invloed van sociale media op de geestelijke gezondheid en zelfmoordgedachten en -gedrag is uitgebreid bestudeerd, maar er is weinig empirisch bewijs voor de mogelijke rol ervan bij zelfmoorden bij adolescenten.
De huidige studie had tot doel digitale zelfmoordpreventiestrategieën te kunnen formuleren door middel van onderzoek naar de betekenis van sociale media in het leven van jonge zelfmoordslachtoffers. En uiteindelijk vooral zowel de schadelijke als de ondersteunend effecten op hun welzijn en leed boven tafel te krijgen.
Psychologisch autopsie-onderzoek
Om dit te onderzoeken werden gegevens geanalyseerd uit een psychologisch autopsie-onderzoek van 35 adolescenten, die in Nederland door zelfmoord zijn overleden. Het ging concreet om 43% van alle adolescenten die in een bepaald jaar door zelfmoord waren overleden. Het betrof hier 18 meisjes en 17 jongens van gemiddeld zeventien jaar die allemaal jonger dan 20 waren. Middels 55 semigestructureerde interviews met leeftijdsgenoten en ouders werd een fenomenologische analyse uitgevoerd.
Er kwam duidelijk naar voren dat de betreffende jongeren baat hadden bij ‘peer support’ en herstelverhalen van anderen. Maar er kwamen ook verhalen voorbij over schadelijke effecten van sociale media zoals afhankelijkheid, imitatie, triggers, cyberpesten en psychologische beknelling. De thema's afhankelijkheid en triggers en imitatie kwamen sterker naar voren bij jonge vrouwen. Een groep meisjes cultiveerde bijvoorbeeld een online identiteit rond hun suïcidale gedachten en gedragingen. Nabestaanden, met name ouders, stonden voor verschillende uitdagingen om met de adolescenten te praten over het gebruik van sociale media.
Conclusies omtrent sociale media & suïcide
De onderzoekers adviseren op basis van het onderzoek het stimuleren van onderwijs in digitale geletterdheid aan ouders, gezondheidswerkers en opvoeders. Het is belangrijk dat zij het gewetensvol gebruik van sociale media bij jongeren kunnen ondersteunen en ook weten wat ze eventueel kunnen doen in geval van cyberpesten. Tevens pleiten de onderzoekers voor meer onderzoek om te bekijken hoe virtuele sociale netwerken zelfmoordgedachten en -gedrag in stand kunnen houden. Tot slot is het belangrijk om de effectiviteit van digitale interventies verder te onderzoeken, zoals gemodereerde ondersteuning door leeftijdgenoten of het gebruik van positieve rolmodellen.