Minister Bruno Bruins (Medische Zorg) gelooft dat beeldbellen of videobellen een grote vlucht gaat nemen in de zorg. Momenteel maken slechts weinig mensen hier gebruik van in hun contacten met huisartsen of andere behandelaars. De bewindsman is echter optimistisch, zo stelt hij in radioprogramma Spraakmakers. VWS gaat het gebruik van beeldbellen actief promoten.
Bruins ziet beeldbellen met een behandelaar als een uitkomst - zeker voor chronisch zieken, of ouderen die veel zorgverlening nodig hebben. Uit diverse onderzoeken, zoals de jaarlijkse eHealth Monitor, zou echter blijken dat de optie nog nauwelijks gebruikt wordt (zie ook verderop in dit artikel). Spraakmakers laat ook een huisarts aan het woord die veel digitaal werkt in zijn praktijk en videobellen al heeft geprobeerd. Hij stelt dat de toepassing geen toegevoegde waarde heeft.
Bruins vindt een digitale technologie zoals beeldbellen desondanks als een goede mogelijkheid om de ambitie van VWS en de zorgsector van juiste zorg op de juiste plek te ondersteunen. VWS wil de komende jaren het beeldbellen dan ook een grotere vlucht laten nemen. "We gaan dit thema heel actief uitdragen", zo stelt Bruins in het radioprogramma.
Vraagtekens bij digitale gegevensuitwisseling
Er werden in het radioprogramma ook vraagtekens gesteld bij de mogelijkheid voor burgers om vanaf juli 2020 al hun medische gegevens digitaal op te kunnen vragen bij een PGO. Dan gaat het tweede deel van de wet in die dit regelt. Hierbij, net zoals bij de inzet van andere digitale toepassingen om zorg te verbeteren en zorgpersoneel te ontlasten, ontbreekt echter voldoende regie van de overheid, menen zorgprofessionals.
Bruins heeft in april 2019 aangekondigd dat hij verwacht vanaf 2021 gestandaardiseerde digitale gegevensuitwisseling wettelijk te kunnen verplichten. Er loopt hiertoe al een aantal pilotprojecten. Maar recente berichtgeving zoals van Follow the Money en De Monitor schetst dat dit volgens veel betrokkenen 'too little too late' is (lees hierover het uitgebreide nieuwsartikel op ICT&health). De overheid zou na het sneuvelen van de invoering van een landelijk EPD in de Eerste Kamer in 2011 te veel geleund hebben op niet-verbindende afspraken zoals in het Informatieberaad Zorg.
Liane de Haan van ouderbond ANBO denkt dat de problemen op het gebied van digitale gegevensuitwisseling voorkomen kunnen worden als er gekozen was voor één gezamenlijk systeem (zoals het wegens privacy-overwegingen gesneuvelde landelijk EPD). "Daar hadden we regie op nodig en dat had vanuit het ministerie moeten komen. En het moet meer aangejaagd worden vanuit de overheid, wellicht met campagnes."
Ook Mirjam Hagen van IVVU, een vereniging van zorgorganisaties in de regio Utrecht waarbij 24 (ouderen)zorginstelling zijn aangesloten, vindt ook dat de overheid achte de feiten aanloopt. "De communicatie vanuit de overheid is onvoldoende geweest. Het stond niet op mijn prioriteitenlijstje." Hagen vraagt zich net als De Haan af of de deadline van 2020 realistisch is.
Ontwikkeling van beeldbellen
Uit onderzoek in 2017 bleek dat beeld- of videobellen de snelstgroeiende e-health gerelateerde zorgtoepassing zou zijn. 40 procent van de zorginstellingen in Nederland zou een groeiend aantal gebruikers van beeldbellen via bijvoorbeeld een tablet tellen. In vergelijking met 2016 was het aantal organisaties dat beeldbellen gebruikte, met 6 procentpunten (vanaf 34%) gegroeid. Vrees voor privacy (gebrekkige beveiliging) en ontbreken van gewenste functionaliteiten waren nog drempels.
Pilots met beeldbellen tussen patiënten en behandelaars (huisartsen, specialisten) zijn er inmiddels ook genoeg. Aanbieder van langdurige zorg Carintreggeland (regio Twente) begon in april met een pilot voor zorg op afstand. Zo kunnen cliënten en thuisbegeleiders op afstand makkelijker met elkaar communiceren op momenten dat het hen uitkomt. Collega-instelling De Waerden (Heerhugowaard) zet al meerdere jaren beeldbellen in voor cliënten. Beeldbellen via de communicatie-app BeterDichtbij is sinds 2018 mogelijk, het Maasziekenhuis Pantein doet hiermee al enige tijd proeven. Ook contact bij zorg op afstand voor chronische aandoeningen gebeurt regelmatig. Eind 2018 bijvoorbeeld begon Treant Zorggroep een pilot met beeldbellen voor patiënten met COPD.
Pilotfase niet ontgroeid
Toch blijft het vooral bij pilots. Onderzoek van de Patiëntenfederatie Nederland in samenwerking met Amsterdam UMC uit december 2018 schetste dan ook een groot verschil tussen de wens van het gebruik van videobellen en het daadwerkelijk gebruik. De helft van de ondervraagde patiënten gaf aan graag een videoconsult te willen gebruiken als alternatief voor een fysiek consult in het ziekenhuis, onder meer omdat dit veel (reis)tijd scheelt. Maar slechts 1,7 procent van de respondenten heeft al een keer een videoconsult gehad. Uit het Belevingenonderzoek van het CBS in april 2019 kwam naar voren dat 9 procent van de Nederlanders al de mogelijkheid heeft om een videoconsult met een huisarts aan te vragen, maar dat bijna niemand dit al doet.
De wens tot gebruik van videobellen is er echter wel degelijk. Uit twee meer recente onderzoeken bleek dat 40 procent van de Nederlanders en 70 procent van mensen met een chronische aandoening voorstander is van het inzetten van zorg op afstand, zoals een videoconsult met huisarts of behandelend specialist. De mogelijkheden zijn echter vaak onbekend, aldus een studie van Medicinfo. ABN Amro stelde eerder dit jaar dat chronisch patiënten 24/7 ondersteuning een must vinden voor acceptatie van zorg op afstand.