Lucien Engelen (strateeg zorginnovatie):
‘De zorg is de maatschappij een beetje kwijtgeraakt’

wo 16 februari 2022
Lucien Engelen (strateeg zorginnovatie):
‘De zorg is de maatschappij een beetje kwijtgeraakt’
Premium

“COVID-19 geeft ons een inkijk in hoe de zorg er in 2030 voorstaat als we nu niet vol inzetten op innovatie”, stelt Lucien Engelen. “Terwijl digitale dienstverlening in andere sectoren volkomen normaal is, maakt de zorg hier pas sinds het begin van deze pandemie echt werk van. Patiënten en zorgprofessionals voelen dagelijks het gemis van elders gebruikelijke technologie. Daar is de zorg de maatschappij echt een beetje kwijtgeraakt.” Als CEO van Transform.Health en strateeg digitale zorg voor onder meer Deloitte, het Laurentius ziekenhuis en HIMSS maakt Engelen zich hard voor een nieuw operationeel model in de gezondheidszorg. Digitaal staat daarin centraal, niet alleen bij het verlenen van zorg, maar ook bij preventie. Om deze transformatie goed te laten landen, pleit de gedreven zorginnovator voor het verbeteren van de healthcare user interface en user experience.

Zeven jaar geleden beschreef Engelen in de allereerste coverstory van ICT&health zijn visie op de digitalisering van de zorg. Die beweging was en is in zijn optiek onherroepelijk. Op zijn voorspelling dat ontwikkelingen als videoconsulting en monitoring op afstand zouden uitgroeien tot het nieuwe normaal, werd destijds nog vaak afhoudend gereageerd. Inmiddels is het belang van digitale innovatie breed ingedaald in de zorg, mede onder invloed van COVID-19. Daarom zoomt de ervaren en bevlogen strateeg zorginnovatie nu in op de randvoorwaarden voor een duurzame gezondheidszorg, die aansluit op de belevingswereld van zowel patiënten als zorgprofessionals.

Waar staan we nu in de beweging richting toekomstbestendige zorg in ons land?

“Belangrijk is dat de bewustwording rondom digitale innovatie nu een kritische massa in de zorg heeft. Waar een aantal jaar geleden steeds dezelfde ‘snorren en oorbellen’ over dit onderwerp spraken op congressen, zie je nu andere mensen opstaan die het op hun manier oppakken en flinke stappen zetten. Daar bied ik graag ondersteuning aan door lessons learned door te geven en mensen met elkaar te verbinden. Dit laatste gebeurt onder meer via de Health Innovation School (HIS), die na vier keer landelijk draaien inmiddels ook op ruim tien plekken regionaal actief is.”

“Daarnaast werk ik samen met onder andere Deloitte en Karen van Ruiten, programma- directeur van ‘Alles is gezondheid’, aan het curriculum van de Health Transformation School (HTS), die begin dit jaar van start is gegaan. Want innoveren is één, maar vervolgens moet de zorg ook transformeren. Daarom is de HTS opgebouwd rondom drie thema’s: transformatie, netwerksamenwerking en persoonlijk leiderschap. De focus ligt dus meer op de implementatiekant en dat zie ik in de praktijk gelukkig steeds vaker gebeuren. In die zin ligt de HTS in het verlengde van de HIS.”

Dat klinkt positief. Op welk vlak is de zorg de maatschappij dan een beetje kwijtgeraakt?

“Ik denk heel erg in user interface en user experience. Dat is niet omdat alles wat in het bedrijfsleven aan de orde is, ook zomaar gebruikt kan worden in de zorg. By all means not. Maar we moeten wel kijken naar hoe wij gezondheidszorg nu aanbieden en hoe zich dat verhoudt tot andere ontwikkelingen in de samenleving. We leven al in een digitale maatschappij als het gaat om de manier waarop we betalen, aankopen doen en informatie inwinnen. Daar blijft de gezondheidszorg echt bij achter. Ik ben blij met de huidige digitale ontwikkelingen in de zorg, maar als je kijkt naar het aandeel op het totaal, dan gaat het nog steeds bijna nergens over. De pandemie heeft er wel een boost aan gegeven, maar het risico is dat dit na COVID-19 weer als een bamboestokje terugveert.”

“Wat er daarnaast gebeurt, is dat andere partijen - nieuwe toetreders - wel een prettige gebruikersinterface bieden en nadenken over hoe er zoveel mogelijk lucht uit de user experience gehaald kan worden. Ik bedoel dan niet dat we er een Efteling van moeten maken, maar wel dat je breder moet kijken dan naar de voordelen van een innovatie voor de zorgverlener. Belangrijk is ook de maatschappelijke business case: het feit dat een patiënt vrij moet nemen voor een afspraak, lees verloren arbeidsuren, fossiele brandstof verbrandt om daar te komen, lees de CO2 footprint, en de auto in van die grote parkeergarages zet. Een investering in gebouwen die we ook in capaciteit voor de zorg hadden kunnen steken.”

“Men kijkt nog steeds met een te nauwe scope naar die ontwikkelingen, terwijl 80 procent van wat er in de zorg gebeurt, vanuit patiëntperspectief pure logistiek is. Daarom werk ik nu met een aantal partners, waaronder RadboudUMC, MaastrichtUMC, Laurentius ZH en Deloitte, ook aan een ‘climate case for digital health’ (zie ook het artikel op pagina 48-49, red.). Daarbij komen vragen aan bod als: kunnen we uitrekenen wat het maatschappelijk betekent als we meer digitale zorg gaan leveren? Hoeveel meer geld komt er dan beschikbaar voor de zorg? Hoe kunnen we de CO2-uitstoot reduceren door zorg digitaal aan te bieden? En welk effect heeft digitalisering op het vastgoed in de zorg: moeten we nog wel zo bouwen als we nu doen?”

Wat moet er gebeuren om de verbin-ding met de maatschappij te herstellen?

“Voor de duidelijkheid: ik heb het niet over het leveren van de zorg zelf. We hebben nog steeds één van de beste gezondheidszorgsystemen ter wereld. Waar we de maatschappij aan het verliezen zijn, is de manier waarop we die zorg aanbieden. We moeten nog een enorme stap zetten in het digitaliseren van de interface. Daar liggen zowel kansen als bedreigingen. We weten dat ontwikkelingen in de zorg tussen de zeven en 17 jaar in beslag nemen voor ze ‘mainstream’ zijn. Waar de afgelopen zeven jaar in het teken stond van het opstarten van digitalisering, gaan de komende jaren zich kenmerken door de toenemende rol van retail in de zorg.”

“Kansen zie je nu bijvoorbeeld ontstaan bij de medische servicecentra, die patiënten en cliënten op afstand kunnen monitoren. Die schieten weldra als paddenstoelen uit de grond. Een dreiging vind ik het risico dat er na verloop van tijd een shake out plaatsvindt en er maar een paar grote, machtige spelers overblijven, die de prijzen kunnen opdrijven. Partijen van buiten de zorg, die veel verstand hebben van customer relationship management en de wereld van de patiënt en burger weten te verbinden met die van de zorg. Dat zie je nu in de VS, waar de Wallmarts en Best Buys van de wereld nu complete digitale zorgwinkels inrichten. Ook partijen als Apple, Amazon, Berkshire en JPMorgan investeren fors in healthcare. Zij snappen dat veel van wat er in de zorg gedaan wordt, ook digitaal kan plaatsvinden.”

“Retailisering gaat ook in ons land een rol spelen, zeker in het laagcomplexe deel van de zorg. Hiermee kan er ruimte worden gemaakt voor de voorspelde verdubbeling van de steeds complexer wordende zorgvraag. Ik geloof niet in krimp van ziekenhuizen: ze moeten in de toekomst met dezelfde mensen op dezelfde plek twee keer zoveel patiënten gaan helpen, die ook nog eens een complexere zorgvraag hebben. Dat kan alleen als laagcomplexe verrichtingen op een andere manier worden aangeboden. Een mooi voorbeeld daarvan vind ik de zelfmeetkiosk van het Laurentius ziekenhuis in Roermond.”

De zelfmeetkiosk?

“Het Laurentius is het eerste ziekenhuis met drie kiosken, waar patiënten voorafgaand aan een polibezoek of preklinische screening zelf hun bloeddruk, saturatie (zuurstof in het bloed), hartfrequentie, gewicht, lengte en BMI meten. Deze gegevens komen meteen in het patiëntendossier te staan en zijn voor zorgverleners direct inzichtelijk. Om dat te realiseren, krijgen patiënten bij binnenkomst in het ziekenhuis een ticket met een QR-code, die ze bij de kiosk scannen. Daarna voeren ze de metingen uit en vullen de waarden digitaal in. Voor mensen die hier hulp bij nodig hebben, staat er een vrijwilliger bij de kiosk. Na afloop scant de patiënt de QR-code bij de aanmeldzuil van de poli, zodat de arts of verpleegkundige weet dat de patiënt er is. Deze manier van werken ontlast de zorgverlener en is prettig voor mensen die naar het ziekenhuis komen.”

“Vanuit het Laurentius bekijk ik momenteel hoe we dit initiatief een podium kunnen geven om het verder op te schalen. Ook kijken we naar de mogelijkheid om de health kiosk buiten het ziekenhuis te plaatsen, bijvoorbeeld in een supermarkt. Niet in Roermond zelf, maar op andere plekken waar het voor mensen lastig is om voor dit soort routinemetingen naar het ziekenhuis te komen. Een supermarkt wordt in mijn optiek toch het laatste bastion in de wijk. Net als een pinautomaat of postagentschap zou je daar ook een health kiosk kunnen onderbrengen.”

Een gevoelig onderwerp bij de intrede van grote commerciële partijen in de zorg, is de toegang tot gezondheidsdata. Hoe kunnen we waarborgen dat die niet worden misbruikt?

“Hier is de politiek aan zet. Maar de safe guards die wij nu hebben, zijn prima, zowel ethisch als op het gebied van privacy en beveiliging. Dat wil overigens niet zeggen dat er nooit iets fout kan gaan, criminelen zijn er altijd en overal.”

“Aan de andere kant kunnen commerciële partijen in principe niet bij de gezondheidsdata in hun toepassingen, tenzij je daar goede afspraken over maakt. Daarom is het belangrijk dat zorgorganisaties samen met deze partijen om de tafel gaan zitten. Mijn advies is om daarbij de krachten te bundelen, want anders word je tegen elkaar uitgespeeld. Dus ik zou zeggen, ga gecoördineerd vanuit groepen als de NVZ, NFU of samenwerkingsverbanden als Santeon en STZ met commerciële partijen aan tafel en bespreek samen hoe je dit kunt oplossen. Mijn ervaring is dat ze daar absoluut voor open staan. Want grote commerciële partijen hebben een enorm probleem als er in dit kader fouten ontstaan. Dan daalt hun aandeelhouderswaarde exponentieel. Ze zijn voorzichtiger dan je denkt, in tegenstelling tot een leuke startup uit een ver land.”

“Wat ik in de praktijk zie, is dat een partij als Apple heel nadrukkelijk de privacy-kaart speelt: het bedrijf weet niet om welke data het gaat en doet er niets mee. Apple wil geen gezondheidszorg leveren, maar er wel voor zorgen dat jouw gezondheidsdata op het juiste moment op de juiste plek terechtkomt. Inmiddels stelt de meest recente software mij in staat om alle gegevens op mijn iPhone, inclusief mijn medische records, te delen met mijn kinderen, vrienden of de dokter. Eigenlijk is zo de grote uitdaging van het landelijk patiëntendossier al opgelost. Want in de VS, Canada en Engeland kun je met een iPhone jouw eigen medische informatie ophalen uit het EPD van het ziekenhuis en die vervolgens via de telefoon met iedereen delen, die jij belangrijk vindt. Er voltrekt zich dus een soort stille revolutie, terwijl wij er hier nog over aan het polderen zijn.”

U bent medeauteur van het Deloitte- artikel ‘Waardecreatie en waardeverdeling in het gezondheidsecosysteem.’ Welke inzichten heeft deze verkenning opgeleverd?

“Met deze verkenning wilden we richting geven aan de discussie over geldstromen en verdienmodellen in de toekomstige gezondheidszorg. We zien al jaren het probleem dat de winst van een zorginnovatie - lees het financiële voordeel of de impact op zorg en gezondheid - op een andere plek valt dan bij de organisatie die de investering doet. Eigenlijk kan dat niet meer: je zou tot gemeenschappelijke investeringen en baten moeten komen. Die baten kunnen zowel op gezondheids- als op financieel vlak liggen. In dit kader hebben we ook beschreven hoe dat in het bedrijfsleven verloopt en wat we daarvan kunnen leren.”

“Inmiddels zijn in ons land al wel bewegingen zichtbaar richting een andere manier van bekostigen. Steeds meer zorgverzekeraars gaan langjarige overeenkomsten aan met zorginstellingen, waar de innovatie- en digitaliseringscomponent een integraal onderdeel van is. Daarmee wordt het mogelijk om op één plaats te investeren en op een andere plek binnen het zorgecosysteem nieuwe ontwikkelingen te realiseren. Er wordt meer over de schutting gekeken, meer tussen de silo’s onderling gedaan en meer in de regio gezocht naar oplossingen voor gemeenschappelijke problemen. Dat is nog pril werk, je kunt de voorbeelden in Nederland op een paar handen tellen, maar het gebeurt wel.”Wat betekent deze ontwikkeling voor het verdienmodel van zorgorganisaties?“Ik heb een beetje moeite met het woord verdienmodel, want eigenlijk is het een betaalmodel. We hebben kosten in de zorg en die moeten betaald worden. Dat wordt in Nederland collectief gedaan en daar ben ik nog steeds blij mee. Bij een commercieel verdienmodel zoals in de VS zie je meteen dat de prijs met minstens twee nullen erachter stijgt.”

“Het ideale betaalmodel zou in mijn ogen de patiënt of de burger moeten volgen in plaats van de instelling, zoals nu het geval is. We zeggen nu: je mag ongeveer zoveel patiënten dit jaar zien, zeg 100 en daar krijg je dit bedrag voor. Krijg je er 102, dan heb je pech en krijg je er 98, dan heb je mazzel. Dat is natuurlijk een raar model.”

“Pleit ik nu voor een stelselwijziging? Dat niet, maar we moeten verkennen welke financiering het beste past bij een nieuwe manier van zorg verlenen, waarin ook de preventiecomponent is opgenomen. Gelukkig staat preventie nu ook hoger op de agenda bij de politiek. Er komt steeds meer oog voor de onderliggende problematiek bij patiënten, die uiteindelijk tot een zorginfarct leidt. Er moeten in mijn optiek wel meer partijen dan de overheid en de zorg een bijdrage leveren aan preventie. Ik vind dat ook supermarkten en telecomproviders daar een rol in hebben.”

Retailisering gaat rol spelen in laagcomplexe zorg

Welke rol kunnen zij spelen in het voorkomen van gezondheidsproblemen?

“Om een voorbeeld te noemen: ik zou willen dat de supermarkt mij op basis van mijn gezondheidsgegevens korting geeft op producten die goed voor mij zijn. Ik heb bijvoorbeeld mijn microbioom laten onderzoeken. Dan stuur je een beetje ontlasting op – net als bij het bevolkingsonderzoek darmkanker - en krijg je terug welke voedingsstoffen goed voor je zijn en welke juist niet. Helemaal op mijn persoon afgestemd. Als ik dat weet, waarom krijg ik dan niet bij de supermarkt een andere rekening dan voordien? Ik bedoel dat de dingen die goed voor mij zijn, goedkoper worden gemaakt. Want we weten inmiddels dat zo’n financiële prikkel werkt. Zo word ik gestimuleerd om gezonder te eten en langer gezond te blijven.”

“Van telecomproviders vind ik eigenlijk dat ze een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben om iedereen een basale internettoegang te bieden. Dat zou als water uit de kraan moeten zijn. Want alles wat we moeten weten en leren over onze gezondheid, vindt in belangrijke mate op het internet plaats. Er moet nog steeds betaald worden, maar ik roep telecomproviders op om na te denken over het bieden van een goedkoop alternatief, dat iedereen in ons land in staat stelt zijn of haar informatie van het ziekenhuis op te halen of informatie op te zoeken over een symptoom dat ze hebben. Differentiëren doe je dan op snelheid, service en prijs.”

Welke ontwikkeling vindt u bijdragen aan een betere healthcare user interface en user experience?

“De komende jaren gaat de grens tussen preventie en curatief vervagen. Nu is die nog keihard, niet alleen in de financiering maar ook in de manier waarop we dingen doen. Maar als jouw telefoon onregelmatigheden ontdekt in jouw hartslag of manier van lopen, is dat dan curatie of preventie? Nu ga je met zulke klachten naar de huisarts, die stuurt je misschien door naar een specialist en dan zit je al een curatief traject. Terwijl mijn telefoon zulke signalen vaak veel eerder detecteert dan ikzelf en mij dan waarschuwt. Bijvoorbeeld door te zeggen: er zit iets onregelmatigs in de manier waarop jij loopt, kijk daar eens naar. Dat kan zijn door meer te sporten of andere schoenen aan te schaffen, maar ook door mij er in een vroeg stadium bewust van te zijn en dan eerder in gesprek te gaan met een dokter. Zo voorkom je erger, niet alleen qua gezondheid maar ook qua zorgkosten. Bovendien denk ik dat we meer moeten investeren in een holistische aanpak, waarbij we mentale gezondheid net zo belangrijk maken als fysieke gezondheid. Dat is helaas nog steeds niet aan de orde.”

Ik geloof niet in krimp van ziekenhuizen

Digitalisering van de zorg wordt ook vertraagd door het ontbreken van interoperabiliteit. Hoe vindt u dat dit proces in ons land verloopt?

“Ik komt door mijn verschillende rollen nog wel eens ergens, op congressen, bij zorginstellingen, startups en overheden en prijs mij daarbij altijd gelukkig met Nederland. Wij hoeven ons echt niet te schamen. Er worden altijd mooie voorbeelden genoemd. Zoals ‘in Estland hebben ze het goed geregeld’. Dan denk ik: dat kan ik ook met 1,5 miljoen mensen en from scratch beginnen, zonder legacy zoals bij ons. Of ‘in de Nordics hebben ze een centraal platform’.”

“We kunnen overal ter wereld kleine stukjes vinden die goed gaan en daar kunnen we onszelf een Calimero-complex mee aanpraten, maar ik ben helemaal niet ongelukkig met wat er gebeurt. Nergens ter wereld staat nog een samenhangend en duurzaam systeem. De afgelopen jaren is er gezamenlijk met het veld gekeken naar welke standaarden we moeten gebruiken. Daarbij is ook de internationale component meenomen, zoals HL7 FHIR als communicatiestandaard en de Europese GDPR-wetgeving voor bescherming van persoonsgegevens. Hoewel het langer duurt dan we wilden, heeft ons poldermodel daar best gewerkt en gezorgd voor een gemeenschappelijke basis, waarop wij dadelijk ongelooflijk snel kunnen acteren. Als de afgesproken standaarden bij ons zijn ingevoerd, zijn we ineens ook interessant voor buitenlandse spelers en kunnen we digitale ontwikkelingen vele malen sneller opschalen dan nu.”

Wat de belangrijkste lesson learned die u zorgbestuurders wilt meegeven als het gaat om digitale innovatie?

“Het duurt langer dan je denkt en de impact is groter dan je dacht. Ik heb zelf altijd de indruk dat het sneller kan, maar in de praktijk zijn er toch vaak jaren voor nodig om een innovatie te laten landen."

Verder zou ik willen zeggen: stap over op van ‘not invented here’ naar ‘proudly copied by’ en ga samenwerken. De tijd van dingen alleen doen ligt echt ver achter ons, daarvoor zitten we te veel in blessuretijd. Dat laat ook de pandemie ons zien.”