We moeten meer focussen op verbetering en kwaliteit!

12 april 2024
We moeten meer focussen op verbetering en kwaliteit!
Premium

Dat er veel gaat veranderen op zorggebied de komende jaren, is geen verrassing meer. Nederland telt steeds meer senioren, wat onherroepelijk inhoudt dat de zorgvraag zal toenemen en het aantal mensen dat werkzaam is (ook) in de zorg, zal afnemen. In deze uitgave van ICT&health vertelt Bianca Buurman, voorzitter van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) en Hoogleraar Acute Ouderenzorg, bevlogen over de mogelijkheden die zij ziet om deze ‘zorgkloof’ vanuit het perspectief van de beroepsgroep van verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden, onder andere met behulp van digitale innovaties, adequaat te dichten.

Dat er veel gaat veranderen op zorggebied de komende jaren, is geen verrassing meer. Nederland telt steeds meer senioren, wat onherroepelijk inhoudt dat de zorgvraag zal toenemen en het aantal mensen dat werkzaam is (ook) in de zorg, zal afnemen. In deze uitgave van ICT&health vertelt Bianca Buurman, voorzitter van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) en Hoogleraar Acute Ouderenzorg, bevlogen over de mogelijkheden die zij ziet om deze ‘zorgkloof’ vanuit het perspectief van de beroepsgroep van verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden, onder andere met behulp van digitale innovaties, adequaat te dichten.

Wat zijn de grootste uitdagingen waarvoor de V&VN-leden zich gesteld zien de komende jaren?

“De grootste uitdaging is wel de toename van de zorgvraag, met name door de vergrijzing in combinatie met de schaarste aan verpleegkundigen en verzorgenden. Het tekort aan verpleegkundigen gaat naar verwachting oplopen tot honderdduizend op het totaal van nu rond de 425.000 verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden. Dat is een hele grote uitdaging, want we krijgen dan dus te maken met een enorme ‘zorgkloof’. Daar kun je wat ons betreft twee dingen aan doen. Enerzijds voldoende blijven opleiden en zorgen dat mensen behouden blijven, maar daar zul je nooit alles mee kunnen opvangen. Anderzijds moet je ook actief gaan voor het verminderen van de zorgvraag. Dat kan bijvoorbeeld door meer in te zetten op het behouden  van gezondheid en door middel van preventie.”

“Digitalisering zou daar een rol in kunnen spelen, maar ook het kritisch kijken naar de zorg in de laatste levensfase. Ik denk dat we soms te lang blijven doorgaan met behandelen. Mensen maken de meeste zorgkosten in het laatste jaar van hun leven. Dat is logisch, want je wordt steeds kwetsbaarder naarmate je ouder wordt en je hebt steeds meer zorg nodig in deze fase. De vraag hierbij is wel, of alles wat we bieden aan zorg in die laatste levensfase bijdraagt aan de kwaliteit van leven. We blijven maar doorgaan met behandelen, terwijl er ook gekozen kan worden voor goede palliatieve zorg, die de laatste levensfase wellicht een stuk menselijker kan maken. De discussie hierover wordt nog te weinig gevoerd vind ik. Dat is heel jammer, want onze ervaring is dat de mensen waarom het hier gaat, aangeven dat ze hier juist graag over willen praten en meebeslissen. Zij geven aan het belangrijk te vinden om thuis te kunnen blijven en contact te kunnen hebben met (klein-) kinderen en familie. Zij missen soms de ruimte om hierover te kunnen praten, want veel professionals vinden het lastig om het gesprek hierover aan te gaan, zo blijkt."

Wat is gezien bovengenoemde uitdagingen voor uw beroepsgroep de waarde van het Integraal Zorgakkoord? 

“Het IZA benadrukt het belang van meer en betere samenwerking, van meer zorg in de thuissituatie en van meer preventie. Dat zijn allemaal oplossingen die helpen om de zorgvraag te verminderen, dus stuk voor stuk erg belangrijk. Het IZA gaat ook over de toekomst van de zorg, zoals bijvoorbeeld digitalisering. Zaken die betrekking hebben op het dagelijks proces van zorgprofessionals en de werkzaamheden van verpleegkundigen. Wij vinden het als beroepsvereniging heel belangrijk om betrokken te zijn bij al deze ontwikkelingen die direct gevolgen hebben voor ons dagelijks handelen, en we vinden zeggenschap hierin dus evenzeer belangrijk. Dat onderstreept ook het belang van de in het IZA genoemde ‘shared governance’, dus dat je als bestuur in het beleid van je organisatie ook de stem en mening van de zorgprofessionals als gelijkwaardige partner meeneemt. De stem van de verpleegkundige heeft een steeds belangrijkere invloed binnen organisaties. Dat vinden wij een goede ontwikkeling, die we als beroepsvereniging toejuichen. Behalve over het verminderen van de zorgvraag gaat het IZA over de arbeidsmarktontwikkelingen: hoe zorg je voor een goede opleiding en hoe zorg je dat je je arbeidskrachten behoudt. Daarbij speelt zeggenschap van je mensen natuurlijk een belangrijke rol.”

"We moeten ons bij alles afvragen of het bijdraagt aan de menselijke maat"

“Wat het effect van het IZA in de praktijk betreft, denk ik dat het al heel duidelijk en merkbaar is dát en waarom het akkoord nodig is, maar dat de effecten tegelijkertijd nog te weinig daadwerkelijk voelbaar zijn. Dat heeft denk ik te maken met het feit dat de totstandkoming van het IZA vrij laat gebeurde, want feitelijk hadden we ons al 10 jaar eerder moeten gaan voorbereiden op de inmiddels ontstane situatie. Het IZA deed zijn intrede dus op het moment dat de nood al behoorlijk hoog was, waardoor er nu aanzienlijke randvoorwaarden nodig zijn om de gewenste effecten te kunnen genereren. Denk bijvoorbeeld aan bekostigings- en systeemvraagstukken zoals de lijnoverstijgende bekostiging. Dat zijn helaas trage processen, omdat er soms zelfs wetgeving voor moet worden aangepast. Dat is niet bepaald helpend natuurlijk, als je weet dat het in de dagelijkse praktijk op dit moment al behoorlijk knelt. In feite vraag je aan je zorgprofessionals om stappen te zetten en zich meer op het bevorderen van gezondheid te richten, maar de systemen eromheen die dit mogelijk moeten maken, ondersteunen dit nog niet.”

“Er loopt nu een Monitor Zeggenschap onder 21.000 verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden naar hoe betrokken zij zich voelen bij de ontwikkelingen binnen de zorg en hoe dat verbeterd kan worden. Daaruit blijkt dat de betrokkenheid het meest gevoeld wordt binnen het eigen team, wat logisch is, en dat er ook wel in toenemende mate betrokkenheid wordt gevoeld bij de totale organisatie. Alleen de invloed in de regio, dus bij het uitwerken van de regioplannen, wordt nog te beperkt gevoeld. Daarnaast blijkt duidelijk dat de mensen zich absoluut verantwoordelijk voelen voor kwaliteitsverbetering in de praktijk, maar dat men hierbij gebrek aan tijd en ruimte ervaart om er gevolg aan te geven. En dat is natuurlijk schrijnend. Deze dingen kunnen we niet vragen van onze mensen, zonder daar de benodigde tijd en ruimte in te investeren.”

Hoe kijkt u in dit verband aan tegen het spanningsveld tussen (investerings-)kosten en baten?

“Als je kijkt naar wat het de samenleving nu kost als je een verpleegkundige moet vervangen, dan is dat ongeveer 40.000 euro. En gelet op het feit dat er nu bij zorgorganisaties sprake is van een verloop van ongeveer 10 tot 15 procent, met een ziekteverzuim van rond de 8 procent, dan betekent dat een enorme kostenpost. Als je beide zaken weet te halveren, heb je een miljard euro om te investeren in meer tijd en ruimte voor innovatie en kwaliteitsverbetering. Als je dat geld zodanig in zou zetten, dat medewerkers ervaren dat hun inbreng ertoe doet en ze invloed uit kunnen oefenen op veranderingen, dan heeft dat een evident positief effect op de uitstroom en het ziekteverzuim. Daarmee verklein je dus het gat tussen de kosten en de baten enorm, en ga je de verspilling van geld en menskracht tegen.” 

"Er moet een grotere rol zijn voor de CNIO"

“Er wordt nu vooral de focus gelegd op efficiëntie, dus meer werk doen met minder mensen, maar ik denk dat we meer moeten focussen op innovatie en op veranderingen. Zoals het gesprek voeren over hoe lang doorgaan met behandelen, en op het bieden van tijd en ruimte voor kwaliteitsverbetering. Dat zal uiteindelijk juist veel efficiënter blijken. Wat ik belangrijk vind om te noemen in dit verband, is de invoering van de Chief Nursing Information Officer, die een significante strategische rol kan gaan spelen. Deze functie is al bekend in de ziekenhuiswereld maar is nu ook in opkomst binnen de verpleeghuizen, de verstandelijk gehandicaptenzorg en de GGZ. De CNIO speelt een cruciale rol in de verbinding tussen het verpleegkundig proces en digitalisering in de zorg.”


Er zijn al organisaties bezig met die focus op innovatie en verandering, en zij behalen positieve resultaten. Toch lijkt het werkveld weinig van elkaar over te nemen. Waar ligt dat aan? 

“Er zijn inderdaad diverse organisaties te noemen die goed bezig zijn op dit vlak. Ik denk aan het Tergooi MC bijvoorbeeld, dat volop werkt aan innovatie en aan het positioneren van de verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten in de organisatie. Dit doen zij onder andere via vernieuwing van de geriatrische spoedzorg. Hierbij worden kwetsbare ouderen gezien op de spoedeisende hulp en wordt meteen in kaart gebracht wat de situatie is en wat de beste vervolgzorg is. In Rotterdam heb je ‘Create for Care’ waarbij de praktische problemen waar verpleegkundigen dagelijks tegenaan lopen worden geïnventariseerd, waarna er in samenwerking met studenten Techniek en met Design-studenten oplossingen worden gecreëerd. Je ziet dat er zo een werkcultuur ontstaat waar mensen graag willen blijven werken. Ik zie dat het werkveld steeds meer overneemt van elkaar. Zeker in organisaties waar professionals tijd en ruimte hebben voor kwaliteitsverbetering in hun dagelijks werk.” 

Welk specifiek standpunt neemt u in ten aanzien van de digitalisering van de zorg?

“Ik sta positief tegenover digitalisering van de zorg, omdat ik denk dat het zeer helpend kan zijn in het verpleegkundig proces. Daarnaast denk ik dat digitalisering ons zal kunnen helpen bij verdere professionalisering. Ik denk dat het een waardevolle bijdrage kan leveren op verschillende manieren, dus zowel op het gebied van uitwisseling van medische gegevens, als op het gebied van het gebruik van digitale middelen. Voorwaarde is wel dat je zowel de patiënt als de verpleegkundige goed betrekt in de ontwikkelingen en de toepassingen ervan. Ik vind het daarbij heel belangrijk dat we de menselijke maat niet uit het oog verliezen. Dus voordat je overstapt op digitaal, kan het in bepaalde gevallen belangrijk zijn om elkaar eerst fysiek te ontmoeten.” 

“Voorwaarde voor het gebruik van digitale middelen is bovendien dat je investeert in een goede scholing en ondersteuning van je verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden, want dat is echt nodig, zo bleek onlangs uit een onderzoek naar de digitaalvaardigheid binnen de zorg. Veel zorgmedewerkers voelen zich nog onvoldoende vaardig om alle digitale middelen te kunnen gebruiken.”

De komende jaren wordt er steeds meer zorg thuis gegeven. In hoeverre kan technologie de wijkverpleegkundigen en verzorgenden hierbij ondersteunen? 

“Eigenlijk loopt de wijkverpleging voorop als het gaat om het gebruik van digitale hulpmiddelen. In het geval van dementie is er bijvoorbeeld de robot Tessa, die de patiënten helpt om structuur aan te brengen bij allerlei dagelijkse handelingen. Als iemand naar de dagopvang gaat, kun je de zorgrobot programmeren om iemand op tijd zijn jas aan te laten trekken omdat de taxi eraan komt. Of als het etenstijd is, kan de robot aangeven dat iemand naar de keuken moet vertrekken om daar te gaan eten of  te gaan (helpen met) koken. Een ander voorbeeld van ondersteunende technologie is de steunkousenhulp. Hierdoor kan een patiënt deze (vrij zware) handeling zelf uitvoeren en houd je ruimte over voor complexere zorg thuis.”

Welke voorbeelden van effectieve en efficiënte digitalisering van zorg kunt u nog meer noemen?

“Ik ben onlangs op werkbezoek geweest in het UMC Utrecht en het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch. Daar heb ik mooie voorbeelden gezien van thuismonitoring en digitale zorgpaden die zijn ontwikkeld in samenwerking met de verpleegkundigen. Dat geeft de patiënten heel veel vrijheid, omdat ze niet meer continu naar het ziekenhuis hoeven te komen. Tegelijkertijd ervaren de verpleegkundigen dat ze tegemoet kunnen komen aan de menselijke maat. Een andere mooie toepassing is die van ‘trackers’ binnen de verpleeghuiszorg. Daardoor kan er nu meer gehandeld worden vanuit het principe van vrijheid. Vroeger gingen in het kader van de veiligheid de deuren dicht, en dat hoeft nu niet meer. Dat vind ik een hele mooie en positieve ontwikkeling. Ook omdat het de discussie op gang heeft gebracht over wat 'kwaliteit van leven' inhoudt in de laatste jaren van je leven."

“Daarnaast wil ik in dit verband de belangrijke stappen noemen die worden gezet op het gebied van de gegevensuitwisseling. Binnen de verpleegkundige zorg werk je veel met patiënten die van de ene naar de andere setting gaan, en daarbij zijn de overdrachten natuurlijk heel belangrijk. Daar is men nu anderhalf á twee uur mee bezig. Wij pleiten dan ook voor het gebruik van de informatiestandaarden zoals E-overdracht, waarbij de uitwisseling van informatie gemakkelijker wordt. Dat helpt enorm om de administratieve last te verminderen, maar het levert ook een belangrijke bijdrage aan de kwaliteitsverbetering. Ik vind het heel positief dat daar meer aandacht voor is, maar wat mij betreft wordt deze ontwikkeling echt versneld nu. VWS kan (en moet) hier, in het kader van de Wegiz, een cruciale rol in spelen. De focus vanuit het verpleegkundig proces hierbij is onontbeerlijk, want daar gelden toch weer andere accenten dan bij het medisch proces. Als je dit goed doet, kun je de data ook voor leren en ontwikkelen gebruiken, en uitkomsten van verpleegkundige zorg inzichtelijk maken. Nu ligt de nadruk nog te veel op verantwoording naar de inspectie en vooral ook de zorgverzekeraars, en te weinig op leren en verbeteren. Daar ligt de grootste uitdaging voor de komende jaren denk ik, we moeten meer focussen op verbetering en kwaliteit.”

Wat is er volgens u voor nodig om innovatieve en digitale toepassingen op grotere schaal te kunnen gaan invoe- ren en acht u dat wenselijk?

“Ik acht dat zeker wenselijk! Er wordt in dit verband gesproken over het inrichten van een aantal landelijke regiecentra voor thuismonitoring, maar ik ben daar niet zo’n voorstander van. Ik denk meer in de richting van regionale verbanden, ook in het kader van de menselijke maat en regionale samenwerking. Het moet voor mensen nog wel als ‘dichtbij’ gevoeld kunnen worden. En zet vooral de verpleegkundige expertise in en leer van elkaar. Hierbij kunnen leernetwerken een belangrijke rol spelen zoals die er zijn in bijvoorbeeld de ouderenzorg. Hier wordt bij elkaar gekeken hoe men innovaties toepast, maar ook worden de vraagstukken die erbij komen kijken zoals financiering of scholing gezamenlijk opgepakt. Ik denk dat als je gaat opschalen, het belangrijk is dat je dingen overneemt en hetzelfde doet, maar daarnaast ook ruimte biedt aan de eigen (lokale) context.”

Is er wat u betreft een grens ten aanzien van het toepassen van digitalisering en technologie in de zorg? Waar ligt die grens?

“Ik denk dat die grens er zeker wel is. Er schuilt een gevaar in het verplichtende karakter van digitalisering omdat, zoals ik net al vertelde, veel medewerkers en patiënten nog niet digitaal vaardig genoeg zijn en dat misschien ook niet kunnen worden. Ik denk dat het ook mogelijk moet blijven voor mensen om het menselijk contact aan te houden.”

“Ook ethisch gezien zijn er dilemma’s te noemen. Denk aan de beschikbaarheid van data en het gebruik van algoritmen. Dat kan helpend zijn om patronen te ontdekken, tijdig te waarschuwen bij verslechtering, of om betere diagnoses te stellen. Tegelijk zie je dat er ook risico's aan zitten. We moeten met elkaar het debat aan rondom het ethisch gebruik van data in de gezondheidszorg. Daarnaast denk ik aan het leveren van zorg thuis. Je kunt mensen via digitale middelen thuis in de gaten houden, maar wanneer is dat niet meer verantwoord? Kijk bijvoorbeeld naar de dementiezorg thuis. Soms gaan mensen met dementie ‘dwalen’. Tot welk moment is het dan verantwoord om mensen op afstand te volgen en begeleiden? Er kan een moment zijn dat mensen beter af zijn in een omgeving waarbij anderen fysiek nabij zijn en er op die manier interactie kan plaatsvinden.”

Van blik op de zorg, naar kijk op u als persoon. Wat drijft u in het leven?

“Toen ik twaalf was, wist ik al dat ik in de zorg wilde werken. Waar dat precies vandaan komt, kan ik niet zeggen. Maar in studie en werk heb ik me altijd bezig gehouden met de vraag hoe het leven van de oudere mens verbeterd kan worden. Hoe we daar als professionals aan kunnen bijdragen, en hoe we kunnen zorgen dat dat verankerd kan worden in een systeem waarbij je jezelf blijft verbeteren. Daarbij vind ik het heel belangrijk om dat vanuit de patiënt te doen. En dat is meteen ook hetgeen wat iedereen in de zorg met elkaar verbindt. Iedereen die in de zorg werkt, is erop gericht de patiënt zo goed mogelijk te helpen denk ik. Als verpleegkundigen en verzorgenden spelen we een hele belangrijke rol in onze gezondheidszorg, en met onze kennis en kunde kunnen we een evidente bijdragen leveren aan kwalitatief goede zorg en ook aan de ontwikkelingen die nodig zijn. Daarbij is het essentieel dat we allemaal aan tafel zitten op basis van gelijkwaardigheid, en dat ieders expertise wordt benut.”

Welke ambities koestert u persoonlijk voor de zorg, en wat is uw belangrijkste boodschap aan collega’s in het zorgveld?

“Ik wil heel graag de zorg menselijker en eenvoudiger maken en zou graag willen dat we ons bij alles afvragen of het bijdraagt aan de menselijke maat, zowel naar patiënten als naar medewerkers. Dat kun je doen door de tijd te nemen om te kijken naar wat iemand echt nodig heeft. De uitdagingen waar we voor staan zijn echt groot. Ik wil iedereen, bestuurders, zorgverleners en innovators, uitdagen om mee te denken over de vraag hoe we de zorgvraag bij mensen kunnen verminderen. Ik wil iedereen oproepen daar, of het nu gaat over meer eigen regie of over meer preventie, met elkaar over na te denken en aan te gaan werken. Spreek je uit over de mogelijkheden die je ziet!” 

Rol van de CNIO

De CNIO (Chief Nursing Information Officer) is als functie ontwikkeld om IT-toepassingen in zorginstellingen beter te laten aansluiten op de verpleegkundige- en verzorgende praktijk. De CNIO is momenteel vooral werkzaam in ziekenhuizen, maar de functie is nuttig in alle organisaties waar gewerkt wordt met IT-toepassingen in de zorg. De CNIO heeft een verpleegkundige achtergrond en heeft veel kennis en affiniteit met IT, zoals het elektronisch dossier en de inzet van e-health, maar begrijpt ook hoe het verpleegkundig zorgproces werkt. 

In ziekenhuizen werken CNIO’s vaak samen met de CMIO (Chief Medical Information Officer). Samen slaan zij de brug tussen het verpleegkundig/medisch domein en de IT. Zij rapporteren meestal rechtstreeks aan de Raad van Bestuur en werken nauw samen met verpleegkundig managers. 

Bron: venvn.nl.