Voor de behandeling van patiënten met verstoringen in de waterhuishouding is een betrouwbare meting van de vochtbalans cruciaal. De bestaande meetmethoden zijn daar niet nauwkeurig genoeg voor. Technisch geneeskundige Jantine Jansen-Schotman deed onderzoek naar alternatieven zodat het berekenen van de vochtbalans, met behulp van bio-elektrische impedantie analyse (BIA), nauwkeuriger wordt. Dit onderzoek moet de eerste aanzet geven tot de ontwikkeling van een nieuwe methode.
Het proefschrift van technisch geneeskundige, en klinisch data analist bij Rijnstate, Jantine Jansen-Schotman heeft aangetoond dat het vaststellen van de vochtbalans van patiënten met behulp van de conventionele bio-elektrische impedantie analyse (BIA) niet nauwkeurig genoeg is. Deze conventionele meetmethode berust op het meten van de totale elektrische lichaamsweerstand en het vertalen daarvan naar lichaamswatervolumes, doormiddel van rekenmodellen.
Aangetoond is nu dus dat deze meetmethode, mede als gevolg van beperkingen van de gebruikte rekenmodellen, onvoldoende is. De methode vermijdt namelijk het gebruik van ingewikkelde rekenmodellen. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat deze meettechniek zeer gevoelig is voor het registreren van veranderingen in de vochtbalans, mits de metingen worden uitgevoerd volgens een gestandaardiseerd meetprocotol.
Op weg naar een betere meetmethode
De resultaten van het onderzoek geven een eerste aanzet tot de ontwikkeling van een nieuwe methode om de vochtbalans van mensen op een objectieve en betrouwbare manier vast te stellen. En dan met name voor patiënten die voor afwijkingen in de vochthuishouding onder behandeling zijn in het ziekenhuis. Dat kunnen zowel patiënten zijn die in het ziekenhuis belanden met uitdrogingsverschijnselen als patiënten die vanwege overvulling behandeld worden. Denk daarbij aan patiënten met chronische nierschade of hartfalen.
"Vervolgonderzoek is nodig om de grootte van toegevoegde klinische waarde vast te stellen. We zijn nog op zoek naar subsidies om de methode beschreven in dit proefschrift verder in de kliniek te testen", aldus Jantine Jansen-Schotman. Zij voerde haar onderzoek uit bij de afdeling Interne Geneeskunde van Rijnstate en de afdeling Nierziekten van het Radboudumc, onder begeleiding van promotor prof. dr. Jack Wetzels (Radboudumc) en copromotoren van Rijnstate dr. Hans de Boer (internist) en dr. Marcel van Borren (klinisch chemicus).