Van Versnellingskamer tot proeftuin

vr 12 april 2019
Van Versnellingskamer tot proeftuin

Het afgelopen jaar hebben organisaties uit de langdurige zorg in Versnellingskamers kunnen brainstormen over wat er nodig is om digitaal en gestandaardiseerd medische gegevens te ontsluiten. Voor collega-zorgaanbieders zoals huisartsen of ziekenhuizen, maar vooral voor cliënten. Zij moeten zo meer eigen regie over hun behandeling te krijgen. In het vorige nummer van ICT&health ging Annemiek Mulder van brancheorganisatie Actiz in op nut en noodzaak van de Versnellingskamers. In dit artikel vertellen twee voorlopers over wat zij voor hun organisatie uit de Versnellingskamers hebben gehaald.

Samen met Ziekenhuisgroep Twente vormt Carintreggeland één van de drie PGO-proeftuinen waar plannen van aanpak die opgesteld zijn in een Versnellingskamer, ook in de praktijk worden gebracht. Aan de andere twee proeftuinen doen zorgaanbieders Alliade en Sensire mee. De komende maanden wordt bij de proeftuinen het plan van aanpak in de praktijk gebracht waarvoor de basis tijdens de Versnellingskamers gelegd is.

Daarbij is onder meer het doel om de informatiesystemen van de betrokken partijen op basis van MedMij-standaarden klaar te maken voor ontsluiting door een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO). De Friese zorgorganisatie Alliade ziet veel heil in zo’n PGO, vooral om het concept van ‘meer regie voor patiënt/cliënt’ te faciliteren. Dat houdt ook in dat mensen over hun medische en gezondheidsgegevens kunnen beschikken.

Digitale basis in orde
Het PGO moet hier voor zorgen, maar daar gaat veel aan vooraf. Allereerst moet de digitale basis in orde zijn om die gegevens uit te wisselen. Daar is nu nog geen sprake van. Hoe die basis de komende tijd gelegd wordt, daarover vertellen in de twee kaders rechts Jeroen Kleinjan - bestuurder bij Carintreggeland (Twente) – en Mieke Draijer - directeur medische zaken bij Alliade in Friesland.

Carintreggeland

Carintreggeland was al langer bezig met de uitdaging om cliënten meer de regie te geven over hun gezondheid en behandeling, schetst Jeroen Kleinjan. “Digitalisering van gegevens – en de uitwisseling daarvan - is daarvoor een basisvoorwaarde maar ook een grote uitdaging. Zo gebruiken partijen uiteenlopende informatiesystemen die lang niet altijd met elkaar kunnen communiceren.”

Daar kun je koppelingen voor laten bouwen, maar dat is kwetsbaar en kostbaar, stelt de bestuurder. Bovendien ben je continu bezig met het onderhoud en vernieuwing van die koppelingen. Het toepassen van ZiB-standaarden zoals die nu in het MedMij-afsprakenstelsel gelden, kan daarvoor een enorme hulp zijn. “Op die manier gaan we dezelfde taal en techniek gebruiken, en zo kunnen wij door het onsluiten van die informatie onze cliënten en hun verwanten echt de regie bieden waar we het over hebben, via een PGO.”

Complexiteit
Complexiteit was er ook omdat meer partijen betrokken zijn bij het proces van (gestandaardiseerde) digitale gegevensuitwisseling. Zoals VWS, dat al jaren bezig is met het concept van meer regie voor de afnemers van zorg (onder meer via MedMij). Zoals de ICT-toeleveranciers van informatiesystemen en van PGO’s, die nu conform de MedMij-afspraken kunnen gaan werken. En de zorgaanbieders zelf, die nu met leveranciers aan de slag kunnen om die standaarden door te voeren zodat PGO’s ook echt digitaal patiënt- of cliëntinformatie kunnen ontsluiten.
Bovendien is er de vraag wie de rekening betaalt. Is dat de burger zelf, de overheid, de zorgaanbieders. “Dit vraagt iets van alle partijen”, meent Kleinjan. “Ook van de ICT-leveranciers. We moeten dit samen oppakken. Maar dat vraagt ook de wil om hier voor te gaan, om hier samen richting aan te geven. VWS en Actiz proberen dit ook te stimuleren.”

Benodigde versnelling
Wat dat betreft kwamen de versnellingskamers die brancheorganisatie Actiz in 2018 aanbood, dan ook precies op het juiste moment. Kleinjan: “Voor ons was dit echt de versnelling die we nodig hadden. Nu konden we in een soort pressure cooker samen twee dagen lang aan de slag om tot een concreet plan van aanpak te komen. Alle actoren waren er bij betrokken, van technici tot en met inhoudelijk verantwoordelijken, maar ook bestuurders. Dan hoef je niet eerst weer terug naar de beslissers, want die zitten er al bij.”

Je moet ergens beginnen. Doe je het te breed, dan gebeurt er vaak niets

Bij de versnellingskamer waar Carintreggeland in september 2018 bij betrokken was, werd er voor gekozen om met een beperkte groep aan de slag te gaan. Zo waren er wel mensen van Ziekenhuisgroep Twente bij betrokken, maar bijvoorbeeld niet vertegenwoordigers van huisartsen. De reden hiervoor was volgens Kleinjan dat men het niet meteen te breed wilde oppakken.

“Je moet gewoon ergens beginnen. Doe je het te breed, dan gebeurt er uiteindelijk vaak niets. Door nu eerst met een beperkte case aan de slag te gaan – gegevensuitwisseling tussen ziekenhuizen en zorginstellingen en ontsluiting van hun systemen naar een PGO – kunnen we nu leren wat wel en wat niet werkt. Dat maakt het makkelijker om het straks breder uit te rollen. We focussen ons dus ook op een specifieke doelgroep van mensen: zij die zowel zorg van de wijkverpleging afnemen als behandeld worden in het ziekenhuis.”

Inzicht voor InZicht
Het plan van aanpak is inmiddels uitgewerkt, de financiering voor de proeftuinen is met VWS afgestemd. “Zij willen de inzichten die wij in de proeftuinen opdoen, natuurlijk breder inzetten, onder meer om eisen en voorwaarden voor het VIPP-care programma InZicht vast te stellen. Daarnaast zullen wij als voorlopers lessons learned delen zodat niet iedereen het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.”

Alliade

De koppelingen waar Jeroen Kleinjan al naar verwees, werden volgens Mieke Draijer van Alliade ook regelmatig gebruikt om toch maar digitale gegevens tussen systemen uit te kunnen wisselen. Die koppelingen zijn nu nog vaak complex en moeilijk te onderhouden, omdat elke koppeling tussen systemen maatwerk is.

Draijer: “Dat kost geld en zorgt er ook niet voor dat uitwisseling tussen zorgaanbieders mogelijk wordt. Dus gebeurt het bijvoorbeeld dat een patiënt of cliënt in het weekend urgent hulp nodig heeft, maar dat niet bekend is wat voor medicatie of wat voor aanpak hij of zij nodig heeft. Iemand heeft zelf ook niet altijd het overzicht. Zo ontstaan gevaarlijke situaties.”

Het is de bedoeling dat we tussentijds de ervaring en kennis die we opdoen, delen met VWS

Langere samenwerking
Er wordt al langer samengewerkt met andere zorgpartijen in de regio, zoals ziekenhuizen en huisartsen. Zo wordt er in het kader van het aanbieden van integrale zorg voor ouderen op het terrein van ziekenhuis Tjongerschans een Expertisecentrum voor ouderengeneeskunde opgezet. Het is de bedoeling dat senioren in de regio uiteindelijk altijd de zorg en zorgprofessionals krijgen die zij op een bepaald moment nodig hebben.

Alle reden dus voor deelname aan een Versnellingskamer. In het geval van Alliade gebeurde dat samen met Tjongerschans, maar ook met vertegenwoordigers van huisartsen, ICT-toeleveranciers en zorgverzekeraars. In eerste instantie ligt de focus op de GRZ-populatie (geriatrische revalidatiezorg), waar zowel ziekenhuizen als verzorgingsinstellingen vanuit diverse invalshoeken mee te maken hebben. Eind dit jaar moet er een eerste pilot van start gaan.

Juiste bouwstenen
Draijer: “We willen weliswaar beginnen met een beperkte pilot. Maar het is wel goed om vooraf goed af te stemmen met andere bij ouderenzorg betrokken partijen of we op de juiste weg zijn als het gaat om de GRZ-populatie. Bijvoorbeeld met het ontwikkelen van de juiste bouwstenen om zodoende te bepalen of het wel bij iedereen aansluit. Want uiteindelijk krijgen mensen uit de GRZ-zorg ook weer te maken met huisartsen en thuiszorg. Als je integrale zorg nastreeft, moeten alle betrokken partijen hier dus ook in meegenomen worden.”

In totaal zijn er zo’n negen bouwstenen voortgekomen uit de Versnellingskamer, specifiek voor de doelgroep. “Voor de cure-sector zijn er al veel van dergelijke ZiB’s, voor de care minder. En de care heeft toch veel zaken die anders zijn dan voor ziekenhuizen. Zo hebben wij bijvoorbeeld veel te maken met mensen met dementie. In hun dossiers spelen zaken zoals een veilig omgeving ook een rol, terwijl een ziekenhuis zich meer focust op medicatie. We hebben op basis van de meeste toegevoegde waarde voor de doelgroep eerst negen bouwstenen geselecteerd om op te focussen. Dit kan naderhand eenvoudig uitgebreid worden naar meer.”

Duidelijkheid definities
Hoewel het digitale aspect een grote rol speelt, benadrukt Draijer dat standaardisatie verder gaat. Zo moet er ook duidelijkheid zijn in wat diverse zorgpartijen bedoelen met bepaalde definities – eenheid van taal dus. “Een arts in een ziekenhuis kan iets heel anders bedoelen terwijl hij dezelfde termen of definities gebruikt als een zorgprofessional uit de care. Dat moet vooraf duidelijk zijn, wil je straks echt de regie over gezondheid en behandeling meer bij de afnemer van zorg leggen.”

Hoe gaat het nu verder in de aanloop naar de pilot? Draijer: “De overheid stopt hier met een reden geld in. Het is de bedoeling dat we tussentijds de ervaring en kennis die we opdoen, delen met VWS. De resultaten die wij bereiken, de bouwstenen die we ontwikkelen, moeten care-breed toepasbaar zijn. Het moet niet uitmaken welke ICT-toeleverancier er mee aan de slag gaat of welk PGO iemand gebruikt.”

Nu moet er vooral gefocust worden op de ICT-systemen, meent Kleinjan. Standaard bouwstenen voor de care sector moeten ontwikkeld en doorgevoerd worden in de diverse EPD’s (zoals Epic, ChipSoft) en ECD’s (zoals Unit4, Nedap, etc.). “Wij als zorgorganisatie zijn verantwoordelijk voor het ontsluiten van medische informatie. Dan moet dat ook wel via een standaard format kunnen, zodat het niet uitmaakt welk PGO een patiënt of cliënt gebruikt.”
Over een halfjaar moet de eerste pilot een feit zijn, waarbij op basis van dezelfde Zib’s een PGO de informatie van dezelfde patiënten/cliënten uit de digitale dossiers van zowel ziekenhuis als zorginstelling kan ontsluiten.