Zorgtechnologie kan zorgaanbieders helpen, maar kan ook voor afstand zorgen. Het laatste gebeurt als het primair wordt ingezet om efficiency te verhogen en kosten te besparen. Het werkt juist wél goed als het wordt gebruikt om de patiënt en de behandelaar gebruiksgemak en zekerheid te bieden. De oplossing die Vcare biedt voor beeldbellen is een goed voorbeeld van het laatste.
Michel van de Beek was als apotheker zijn tijd vooruit. Zijn apotheek was volledig gerobotiseerd en gedigitaliseerd. Niet omdat hij die digitalisering centraal wilde stellen – juist niet – maar omdat deze aanpak het hem mogelijk maakte om zoveel mogelijk tijd te hebben voor het gesprek met de patiënt.
“En we weten op basis van de praktijk én wetenschappelijk onderzoek hoe belangrijk dat directe contact tussen zorgverlener en patiënt is”, zegt hij. “Het betekent dat de zorg goedkoper wordt omdat de nadruk meer op gezondheid en gezond gedrag komt te liggen. Het aantal complicaties daalt ook.”
Maar Van de Beek kwam hiermee te vroeg, zegt hij nu. Hij verkocht zijn apotheek en ging zich met HealthVisionars richten op de huisartsenzorg van de toekomst. Op zijn website presenteert hij dit als een platform voor mensen die ervaren dat veel zaken in de zorg ‘nu best wel gek’ zijn georganiseerd.
Uit het systeem komen
Die stellingname vraagt om uitleg en Van de Beek geeft die graag. “De afstand tussen patiënt en zorgverlener wordt steeds groter”, vertelt hij. “Dat heeft alles te maken met de organisatie van de zorg: we zijn die als een product gaan zien en dat productdenken verbreekt de relatie. De overheid en de zorgverzekeraars hebben jarenlang de nadruk gelegd op efficiencyverbetering en op de inzet van technologie om die te bereiken. Die aanpak heeft ervoor gezorgd dat de zorgverleners de hakken in het zand hebben gezet. Ze zagen die inzet van technologie daardoor vooral als een middel om hen te vervangen. De automatisering werd een doel in plaats van een middel om tot betere zorg te komen.”
Het is hoog tijd om te laten zien dat het ook anders kan, vindt Van de Beek. “Dat is lastig, want we zitten gevangen in het systeem dat we hebben gecreëerd en dat systeem zit ook in de mensen. Huisartsen en apothekers is aangeleerd dat ze zich aan protocollen en richtlijnen moeten houden. Wijken ze daarvan af, dan wordt gedacht dat ze geen goede dokters zijn, of worden ze gestraft door de financiële structuren in de zorg. Maar dit staat haaks op wat patiënten nodig hebben. Protocollen en richtlijnen gaan uit van gemiddelden en de patiënt is geen gemiddelde maar een individu. Je moet dus als behandelaar juist goed weten in welke situaties je van een protocol of richtlijn moet afwijken.”
"De patiënt is ook veranderd"
Maar ‘het systeem’ is meer dan alleen protocollen en richtlijnen. “De patiënt is ook veranderd”, vertelt Van de Beek verder. “In het verleden vertrouwde die wat de dokter vertelde. Nu weet hij veel meer zelf, door de informatie die via internet wordt aangeboden. Hij stelt daardoor andere eisen. De zorgverzekeraars en overheid zijn ook meer eisen gaan stellen aan zorgverleners. De buitenwereld is dus veranderd.”
Organiseren vanuit de relatie
Dat het zover kon komen, heeft voor een deel te maken met de komst van de computers, meent de voormalig apotheker. “Die kwamen beschikbaar in de tijd van het maakbaarheidsdenken. Dat leidde tot een enorme controledrift. Alles moest worden vastgelegd, omdat werd gedacht dat daarmee alles controleerbaar en stuurbaar zou worden. Ten onrechte natuurlijk, maar door de dwang om alles vast te leggen, houdt de zorgverlener geen ruimte meer over om een relatie met de patiënt aan te gaan. Dan voelt de patiënt zich in de steek gelaten en het gevolg is dat die de zorg als een product gaat zien. Dit patroon doorbreek je alleen door de zorg weer vanuit de relatie te organiseren.”
Daarin kan de hedendaagse technologie nu juist wel een rol van betekenis spelen, stelt Van de Beek. “De smartphone is inmiddels breed geaccepteerd en biedt meerdere mogelijkheden voor communicatie tussen patiënt en zorgverlener. Die mogelijkheden lopen echter voor op de bekostigingssystematiek in de zorg. Toen ik met huisartsen innovatiesessies hield over videobellen en chatten, trof ik veel enthousiasme, maar ook angst. Gebruikmaken van die mogelijkheden tast hun verdienmodel aan. Buitengewoon jammer want 80 tot 90 procent van de huisartscontacten kan digitaal plaatsvinden.”
Dus is het zaak de al bestaande technologie goed te gaan gebruiken. Niet om de efficiency te verhogen, maar om persoonlijk contact te faciliteren. Een heel goed voorbeeld is volgens Van de Beek het Amerikaanse Mercy Hospital. “Dat heeft eerst geïnvesteerd in de relatie met de patiënten en vervolgens gezegd: als de arts jou en je context goed kent en je vragen goed kan interpreteren, hoef je niet meer voor iedere vraag naar de praktijk te komen. Controles kunnen dan ook digitaal.”