Als er maar genoeg urgentie is, krijgt een ziekenhuis vleugels. Organisatorische en bureaucratische drempels verdwenen als sneeuw voor de zon toen het Dordtse Albert Schweitzer ziekenhuis eind 2020 thuismonitoring opstartte voor COVID-patiënten. Van risico-inventarisatie tot patiëntenfolder, van ICT tot projectmanagement: binnen tien dagen was alles geregeld en zaten de eerste patiënten thuis aan het zuurstof. Maar de kartrekkers van toen zien nu kleine wolkjes aan de horizon die de grootse kansen van thuismonitoring kunnen bedreigen. Met als grootste bottelnek de financiering. Toch is aarzelen geen optie.
Het zijn beelden die we graag vergeten, maar slechts twee jaar geleden was het nog realiteit: overvolle beddenhuizen, worstelende SEH’s en tot de nok toe gevulde Intensive Cares. Ook het Dordtse Albert Schweitzer ziekenhuis was genoodzaakt een uitweg te zoeken en vond die in thuismonitoring. In nauw overleg met twee ziekenhuizen die de stap al hadden gezet, werd het eind 2020 in no time mogelijk om klinische patiënten thuis in de gaten te houden. “Als je iets wilt, dan kan het ook”, leerde verpleegkundig specialist Netty de Graaf daarvan. Samen met longarts Wouter Blox was ze nauw betrokken bij het opzetten van de zorg aan COVID-patiënten thuis. “Het ging allemaal ontzettend snel”, herinnert Blox zich van die eerste periode. “We moesten protocollen maken, met ICT in overleg, risico’s inventariseren, contact opnemen met huisartsen. We besloten al snel om de regie bij onszelf te houden. Ten eerste omdat niet alle huisartsen meteen meegingen, ten tweede omdat we patiënten niet helemaal uit het oog wilden verliezen. COVID was toen nog een hele nieuwe ziekte en we vonden het best een spannend idee om mensen naar huis te sturen. Zeker bij de groep mensen die behoorlijk ziek op de SEH binnenkwam.” Urgentie en vertrouwen Het ziekenhuis maakte gebruik van kennis en ervaring die al was opgedaan in onder meer het Jeroen Bosch ziekenhuis, maar ook daar was het nog relatief nieuw. Het bleef dus pionieren. “We geloofden vanaf het begin dat het kon en vertrouwden erop dat we degenen met wie het slechter ging, er wel uit zouden pikken”, aldus Blox. “We zagen al snel dat het monitoren goed ging en dat mensen heel trouw hun waardes doorgaven.” Een eerste onderzoek laat zien dat patiënten uitermate tevreden zijn. Ze waarderen de zorg via thuismonitoring met een 8,9. Dat patiënten graag thuis behandeld worden, heeft echter ook een nadeel. Blox: “Sommige mensen vinden het zó fijn thuis, dat ze niet naar het ziekenhuis willen komen. We hebben een enkele keer meegemaakt dat we op afstand zagen dat het niet goed ging met het zuurstofgehalte van een patiënt, maar dat diegene zich nog goed voelde en dus niet direct naar het ziekenhuis wilde komen. Het verraderlijke van COVID is dat het opeens heel slecht kan gaan. Dan kan het gebeuren dat een patiënt alsnog middenin de nacht met gillende sirenes onze kant op moet komen.” Helemaal voorkomen dat mensen thuis willen blijven, kan je niet, weet Blox. “Maar we hebben er wel van geleerd dat we een goede selectie moeten maken: wie stuur je wel en niet naar huis? Dat hangt niet alleen af van het ziektebeeld; je moet er ook vertrouwen in hebben dat iemand waardes goed gaat doorgeven, dat mensen begrijpen wat ze moeten doen, de taal spreken of een adequate mantelzorger hebben die kan helpen.” Deeloplossing arbeidsmarktvraagstuk Thuismonitoring is niet nieuw: ook pre-COVID gebeurde het al, maar op veel kleinere schaal. Inmiddels is thuismonitoring van chronische patiënten meer en meer gemeengoed aan het worden. Het gaat dan om patiënten met COPD, astma of hartfalen bijvoorbeeld, die je monitort om te voorkomen dat ze opgenomen moeten worden of onnodig vaak naar de poli hoeven te komen. De Graaf hierover: “Een grotere uitdaging vormt de groep patiënten die zonder thuismonitoring in het ziekenhuis zouden liggen. Die zijn vaak behoorlijk ziek, dus die moet je heel goed in de gaten houden. Dat is de stap die we nu moeten maken: het goed en veilig thuis monitoren van patiënten met bijvoorbeeld longontsteking, griep of hartfalen. Of van patiënten die na een operatie niet meer een nachtje blijven, maar direct naar huis gaan.” “Toen ik voor het eerst patiënten met COVID naar huis zag gaan met zuurstof, een app en wat instructies aan de mantelzorger dacht ik: wauw, dit kan dus!” vertelt Peter van der Meer, voorzitter van de raad van bestuur van het Albert Schweitzer ziekenhuis. “Deze patiënt bezet nu geen ziekenhuisbed, gaat veilig thuis herstellen in het eigen vertrouwde bed, met eigen eten, eigen sanitair en bekenden om zich heen. Het is in alle opzichten beter. Wat mij betreft is dit een van de grootste ontwikkelingen in de zorg op dit moment. Voor ons heeft het topprioriteit.”WE HEBBEN BEST VEEL KOSTEN GEMAAKT, MAAR ER STAAT NOG NAUWELIJKS VERGOEDING TEGENOVEREn dat betekent: nu doorpakken, weet Van der Meer: “Ik denk dat we een jaar of acht geleden al hartfalenpatiënten met van die grote kasten van Philips thuis in de gaten hielden. Maar het zette niet echt door. Dat kan alleen als iedereen meegaat in de beweging.” COVID bleek een ongewenste maar zeer efficiënte aanjager, stelt de bestuursvoorzitter. “De kansen die thuismonitoring biedt zijn mind-blowing. Het is ongelooflijk belangrijk als deeloplossing voor het arbeidsmarktvraagstuk en voor capaciteitsproblemen in ziekenhuizen. Maar vooral geloof ik dat de patiënt er écht beter van wordt.” De toekomst? Die gaat misschien wel ‘virtuele ziekenhuizen’ brengen, filosofeert Van der Meer. “Ik kan me voorstellen dat de chronische zorg vrijwel geheel buiten het ziekenhuis wordt georganiseerd, wellicht vanuit een handjevol thuismonitoringscentra in Nederland. Met een specialist in de buurt waar je af en toe naartoe gaat.” Onduidelijkheid over financiering Van der Meer vindt dat het in de zorgwereld nog veel te weinig over thuismonitoring gaat. “We zitten in een fase waarin huisartsen mee moeten, zorgverzekeraars, zorgverleners, patiënten, bestuurders. Alles moet veranderen. Juist in deze fase kunnen we niet vaak genoeg zeggen hoe belangrijk thuismonitoring is.” De Graaf en Blox sluiten zich daar volledig bij aan. Maar ze maken zich ook een beetje zorgen. De Graaf: “Ik zie dat het nu weer iets vrijblijvender wordt. De druk is eraf, financieel is het nog niet rond. Mensen gaan een beetje naar elkaar kijken. Maar we moeten nu juist doorpakken. Het moet geen ‘longdingetje’ blijven. Ik geloof dat we toe kunnen naar een ziekenhuis met minder bedden en zorg die fijner is voor de patiënt. Thuismonitoring is een enorme kans, maar dan moeten we hem wel met zijn allen pakken.” Het Albert Schweitzer ziekenhuis probeert zoveel mogelijk vakgroepen te enthousiasmeren om met thuismonitoring aan de slag te aan. Van der Meer: “Dit is echt een wezenlijke verandering, dus het is belangrijk dat we iedereen meekrijgen. Maar dan moet wel de bekostiging helder zijn. De tarieven voor thuismonitoring zijn nu nog niet duidelijk of niet toereikend. Zeker in de transformatietijd waarin we nu zitten, moet je meer kosten maken. We hebben de zorgverzekeraars nodig om dat te bekostigen. Het is maar tijdelijk, later gaat het geld opleveren.” Blox noemt de onduidelijkheid rond de financiering ‘een van de grootste bedreigingen’ voor thuismonitoring. “Het is logisch dat wij minder betaald krijgen dan voor patiënten die we opnemen, maar nu krijgen we vaak niets. En thuismonitoring is niet gratis. We hebben al best veel kosten gemaakt en er staat nog nauwelijks vergoeding tegenover. We hebben echt op korte termijn oplossingen nodig. Patiënten willen dit, zorgverleners willen dit en het is beter voor de maatschappij want de zorg wordt er goedkoper door. Maar inmiddels doen we dit al sinds 2020 en is er nog steeds geen duidelijkheid over.” Centraal thuismonitoringscentrum Ondanks de financiële onzekerheid wacht het ziekenhuis niet af: sinds 1 april 2022 draait er een centraal thuismonitoringscentrum. Verpleegkundigen staan hier niet aan het bed, maar zitten voor beeldschermen om op basis van waarden patiënten thuis in de gaten te houden. Blox: “Het is fijn dat door het centrum nu capaciteit voor thuismonitoring gegarandeerd is. COVID verliep in pieken en dalen, dat was heel lastig met op- en afschalen. Met het thuismonitoringscentrum weten we zeker dat er altijd mensen beschikbaar zijn.” Het is natuurlijk wel een flinke verandering: van bed naar beeldscherm. Maar er waren meer dan genoeg verpleegkundigen voor te porren. Deels omdat zij door fysieke klachten lastiger aan bed konden staan, maar ook omdat zij niet fulltime voor het beeldscherm hoeven te zitten. Van der Meer: “We hadden direct tien verpleegkundigen bereid en enthousiast voor het thuismonitoringscentrum, zij wisselen dit nu af met hun werk in de kliniek.” De komende maanden wordt bekeken hoe dit werkt en wat er nodig is om eventueel verder op te schalen. Het is de bedoeling dat steeds meer klinische patiënten thuis gemonitord gaan worden - denk aan mensen met longontsteking of griep -, maar op dit moment zijn het vooral chronisch zieke patiënten die dankzij het thuismonitoringscentrum minder vaak naar de polikliniek hoeven te komen. “Mensen met astma of COPD die ik normaal gesproken één of twee keer per jaar zag, kan ik nu het hele jaar door volgen”, stelt Blox. “Dat is veel beter, want voorheen kwam het voor dat een patiënt op de poli vertelde dat hij sinds het vorige bezoek een paar keer een kuur van de huisarts had gehad. De situatie was dan best instabiel geweest, maar wij wisten dat niet. Nu zitten we er veel dichter bovenop en dat geeft een gevoel van vertrouwen. Ook voor patiënten. We zien mensen nu alleen als het nodig is: de juiste zorg op de juiste plek en het juiste moment. Dat is ideaal.” CV Peter van der Meer is voorzitter van de raad van bestuur van het Albert Schweitzer ziekenhuis. Netty de Graaf is verpleegkundig specialist Longgeneeskunde in het ASz Wouter Blox is longarts in het ASz.