eHealth de kunst van de implementatie

di 25 november 2014 - 14:41
doctor-facepalm
Innovatie
Nieuws

Of het nu om elektrisch licht of stoomtreinen gaat, technologie inspireert vaak tot utopische hoop. Zeker ook tot angst en weerstand, maar de moderne mens omarmt nieuwe technologieën in de regel met groot optimisme. Kijk naar ICT in de zorg. eHealth gaat de betaalbaarheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg duurzaam verbeteren. En de zo noodzakelijke zorginnovatie aandrijven. En zelfmanagement van patiënten versterken. En bereik en impact van ziektepreventie verhogen. En arbeidskosten besparen. En wat al niet…

Maar dit techno-utopisme belemmert ons wel in eHealth. Te hoge verwachtingen kunnen tot diepe teleurstelling leiden en weerstand of zelfs afkeer oproepen.

Ondertussen zijn talloze veelbelovende eHealth projecten gesneefd. In eigen land liep het Elektronisch Patiënten Dossier ernstige averij op (de parlementaire commissie Elias deed daar pas nog luidruchtig verslag van), onze Britse buren lieten het kostbare 'NHS National Program for IT' in schoonheid sterven, en wat ging er ook weer mis met Google Health? Ondanks mega-investeringen de stagneert implementatie van eHealth. En steeds weer rijzen er twijfels rond privacy en veiligheid. Dat geldt internationaal, maar ook voor ons land. Onder professionals, maar ook onder leken. De in oktober j.l. uitgebrachte eHealth Monitor 2014 bevestigde eerder gesignaleerde oorzaken van deze stagnatie: onbekendheid bij patiënten en zorgverleners, gebrek aan regie, gebrek aan standaardisatie, onduidelijkheid over financiering.

Kan eHealth technologie werkelijk helpen bij de oplossing van de grote (internationale) kwestie of we in de toekomst nog wel goede zorg met minder financiële middelen aan iedereen kunnen blijven leveren?

Over eHealth en zorgkwaliteit valt in elk geval goed nieuws te melden.

Deze relatie is veel onderzocht en wordt vaak genoemd als reden om "méér eHealth" te willen. Wat zorgkwaliteit is, is niet erg duidelijk. Meestal wordt verwezen naar het gezaghebbende Amerikaanse Institute of Medicine. Dat benoemde in 2001 zes componenten voor kwaliteitszorg in de 21e eeuw: veiligheid, effectiviteit, patiëntgerichtheid, tijdigheid, doelmatigheid en toegankelijkheid. Als we het container-begrip eHealth even beperken tot de primaire zorgverlening dan zien we, wat die kwaliteitszorg betreft, het volgende.

In een grote overzichtsstudie in opdracht van de Britse National Health Service concluderen de auteurs dat eHealth potentieel de veiligheid en kwaliteit van zorgverlening zou kunnen verbeteren. Potentieel. Dus: mogelijkerwijs, eventueel. Zij vervolgen: "De belangrijkste bevinding (...) is dat er op dit moment nog beperkt bewijs is dat aantoont dat deze technologieën daadwerkelijk uitkomsten voor patiënten verbeteren." Daadwerkelijk. Dus: feitelijk, in werkelijkheid. Dat komt doordat de kwaliteit van het onderzoek is matig is. Maar ook de praktijk geeft aanleiding voor de kloof tussen mogelijk en feitelijk. Daar worden eindgebruikers nauwelijks betrokken, neemt men al te makkelijk aan dat eHealth altijd, overal voor iedereen werkt, en is er nauwelijks aandacht voor implementatie. Vergelijkbare uitkomsten gaven eerdere overzichtsstudies van bijv. Black et al. (2011) en Ekeland et al. (2010).

Nederlandse onderzoekers hebben deze laatste studie overgedaan om te zien of er iets was veranderd voor wat betreft de effectiviteit van eHealth interventies voor patiënten met lichamelijke aandoeningen. Afgelopen zomer (2014) publiceerden zij de resultaten. Ze zien in elk geval een enorme toename aan publicaties (...). Van de 31 gevonden overzichtsstudies waren er 13 (42%) 'veelbelovend' voor wat betreft (kosten)effectiviteit terwijl 11 (35%) beperkte of inconsistente uitkomsten lieten zien. Van de overzichtsstudies lieten er 7 (23%) onomstotelijk positieve effecten zien op gezondheid of kostengerelateerde uitkomstmaten. Zo waren er gunstige uitkomsten te melden bijvoorbeeld over telemonitoring van bloeddruk, voorlichting via internet/mobiele telefoon bij diabetes (I en II), en telemonitoring bij hartfalen.

Hoewel dus nog beperkt qua impact op de zes kwaliteitscomponenten van het Institute of Medicine, geeft dit wel aan waar eHealth momenteel het sterkst is: voorlichting, monitoring, en ondersteuning bij zelfmanagement. Veiligheid, effectiviteit en doelmatigheid manifesteren zich bijvoorbeeld in lagere sterfte, minder opnames, betere laboratoriumwaarden en minder medicijngebruik. eHealth geeft ook economische voordelen zoals lager zorggebruik, al is het bewijs daarvoor nog niet zeer uitgebreid. Duidelijk zijn wel een significante toename in kennis van hun ziekte onder patiënten, versterking van zelfmanagement en een verbetering van hun kwaliteit van leven (patiëntgerichtheid). Tevredenheid en acceptatie onder patiënten waren dan ook vaak hoog.

Het lijkt nog wel wat mager die 23% positief, maar in het 'veelbelovende' percentage (42%) bevinden zich veel studies die naar het 'positieve' percentage neigen. Dergelijke uitkomsten worden trouwens ook gerapporteerd in studies met grote aantallen patiënten, zoals het Britse Whole System Demonstrator onderzoek, waarin meer dan 3000 patiënten (diabetes, hartfalen, COPD) meededen. Andere studies laten iets vergelijkbaars zien voor de geestelijke gezondheidzorg, op terreinen als depressie of alcoholafhankelijkheid. Als het gaat om volksgezondheid (m.n. preventie en voorlichting) zijn er eveneens kwalitatieve successen te melden. En een functionerende zorgondersteuning (w.o. logistiek, afspraken, financiën, case-management) zònder ICT is niet meer voorstelbaar. eHealth technologie maakt de verschuiving mogelijk naar een zorgstelsel waarin voorzorg en zelfmanagement een prominente plaats innemen. Dat is haar kracht.

Al met al goed nieuws voor wie eHealth een warm hart toedraagt. Voorbij het techno-utopisme komt het nu dus aan op de kunst van de implementatie. Want we weten nu wel aardig wat werkt, voor wie, waar en waarom. En we weten ook wat niet werkt. De kernvraag is: hoe krijgen we deze inzichten beter overgedragen naar de (klinische) praktijk en naar de professionals die er werken. Daarover de volgende keer meer! Door: Hans Ossebaard