Huisartsen moesten tijdens de coronapandemie de zorg van ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg overnemen. Enerzijds was dat zinvol voor patiënten, anderzijds was het meestal niet wenselijk. Andere aanpassingen, zoals meer maatwerk in de zorg voor chronisch zieke patiënten, vonden zij wel nuttig. Deze bevindingen komen voort uit de gesprekken die RIVM-onderzoekers hadden met huisartsen over de lessen die zij tijdens de coronapandemie leerden.
Uit die gesprekken bleek onder meer dat het extra werk voor huisartsen een extra belasting vormde. Zij zijn er bovendien ook niet altijd voor opgeleid om die extra taken op zich te nemen. Huisartsen zijn dan ook van mening dat het belangrijk is dat de overname van zorg in de toekomst in goed overleg gebeurt. Er zullen dan duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over wie waarvoor verantwoordelijk is. Met het oog op de blijvende druk op de huisartsenzorg is het belangrijk dat er geleerd wordt van de aanpassingen zoals die er tijdens de coronapandemie in de huisartsenzorg waren.
Extra taken huisartsen
Tijdens de coronapandemie moesten huisartsen naast hun reguliere werkzaamheden ook rekening houden met aanpassingen in de zorgverlening. Vanwege de maatregelen konden minder patiënten naar de praktijk komen, wat resulteerde in een toename van digitale zorgverlening zoals videobellen en schriftelijke digitale zorg via chat en e-mail. Bovendien werd de zorg voor chronisch zieken anders georganiseerd, waarbij huisartsen deze patiënten minder vaak op de praktijk ontvingen en er bij een deel van deze patiënten digitaal contact plaatsvond.
Veranderingen
De huisartsen hebben zowel positieve als negatieve ervaringen opgedaan tijdens deze veranderingen. Volgens hen waren online schriftelijke consulten geschikt voor korte, simpele vragen of overleg, zoals bijvoorbeeld over een plekje op de huid of een aanpassing van medicijnen. Daarnaast hebben huisartsen geleerd dat meer maatwerk voor chronisch zieke patiënten mogelijk is, door per patiënt te bekijken hoe vaak iemand langs moet komen en of zorg ook digitaal kan worden verleend.
Ze waren ook positief over de afspraken van vijftien minuten in plaats van tien en meer overleg met praktijkassistenten. Huisartsen waren echter minder positief over videobellen als vervanging van een fysiek consult in de huisartsenpraktijk, omdat ze de klachten dan moeilijker konden beoordelen doordat ze de patiënt niet in het echt konden zien. Er zijn ook voorbeelden die laten zien dat digitale consulten ook na corona worden uitgevoerd.
Minder zicht
Gebleken is ook dat huisartsen niet goed weten welke patiënten helemaal zijn weggebleven en waarom ze geen contact met hen zochten. Mogelijk zijn klachten vanzelf overgegaan, of patiënten hebben de zorg gemeden en kampen zij nog steeds met klachten. Huisartsen uiten hun bezorgdheid over het verborgen leed bij hun patiënten, met name bij kwetsbare ouderen.
Hoewel een deel van de patiënten nu weer langs komt, gebeurt dit soms met een lijst aan klachten. Het lijkt erop dat ze deze klachten hebben 'opgespaard' tot het moment dat het weer mogelijk was om langs te komen. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).