De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) zegt dat het zogeheten ‘gespecificeerd’ toestemming geven van inzage in medische gegevens van burgers zoals is vastgelegd in de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) in praktijk niet werkt. De organisatie concludeert dit op basis van eigen onderzoek.
Vanaf 1 juli 2020 moeten burgers specifiek kunnen aangeven welke medische gegevens door welke zorgverleners mogen worden geraadpleegd. Dit ‘gespecificeerd’ toestemming geven is vastgelegd in de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz).
Deze wet vereist dat er aan patiënten gespecificeerde toestemming moet worden gevraagd voordat medische gegevens beschikbaar mogen worden gesteld via een elektronisch uitwisselingssysteem. Al bij de behandeling van de wet in de Tweede en Eerste Kamer heeft de LHV naar eigen zeggen herhaaldelijk aangegeven dat de vereiste – om op gedetailleerd niveau aan te geven wie welke informatie mag ontvangen – niet uitvoerbaar zou zijn.
Toen de wet desondanks werd aangenomen en zorgaanbieders daar per 1 juli 2020 aan moeten gaan voldoen, is de LHV met andere vertegenwoordigers van zorgaanbieders en patiënten gaan kijken naar wat dit in de praktijk betekent. Om te zorgen dat huisartsen en andere zorgverleners toch aan deze wettelijke bepaling kunnen voldoen, is de gezamenlijk de stuurgroep Gespecificeerde Toestemming Structureel (GTS) opgericht, die onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden.
Andere, werkbare interpretatie wetsartikel
Uit het onderzoek van de stuurgroep Gespecificeerde Toestemming blijkt dat het geven van toestemming op de manier die in de wet staat, resulteert in een groot aantal (namelijk 160) toestemmingsmogelijkheden. Patiënten kunnen door dit grote aantal ontmoedigd raken, het overzicht verliezen en daardoor afzien van toestemming geven. Zorgaanbieders moeten zich vervolgens extra inspannen om hun patiënten te informeren en te helpen bij het vastleggen van de toestemmingen. Dat is in niemands belang en niet in de geest van de wettelijke bepaling, vindt de LHV.
Vertegenwoordigers van de stuurgroep hebben de uitkomsten toegelicht aan de vaste Kamercommissie VWS van de Tweede Kamer. De Tweede Kamerleden zijn het met ons eens dat dit niet werkbaar is en hebben gevraagd om een andere, werkbare interpretatie van het wetsartikel. De stuurgroep gaat daarom enkele scenario’s uitwerken die recht doen aan de bedoeling van de wet én wel patiënt- en zorgaanbiedervriendelijk zijn. Uitgangspunt wordt nu dat de burger bepaalt hoe specifiek de toestemming moet zijn om meer regie te krijgen, binnen de mogelijkheden van de digitale gegevensuitwisseling.